Waar komen onze woorden vandaan?
DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT IN RHODESIA
NAARMATE wij een taal leren, raakt ons denken onscheidbaar verbonden met woorden, zodat het onmogelijk is om onze gedachten zonder het gebruik van woorden te formuleren. Maar waar komen onze woorden vandaan? Hoe zijn ze tot bestaan gekomen?
Zij die bekend zijn met de Heilige Schrift weten dat de Grote Taalontwerper niemand anders is dan Jehovah God zelf. Hij schonk de eerste man en vrouw het vermogen om te spreken, terwijl hij later, ten tijde van de torenbouw van Babel, een grote verscheidenheid aan talen in het leven riep, elk met zijn eigen woordenschat en grammatica. Dit bleek een doeltreffende manier om een project dat was opgezet door tegenstanders van God, die dwars tegen zijn voornemen in handelden, tot een roemloos einde te brengen. — -Gen. 11:1-9
De wisselwerking tussen de verschillende talen die sindsdien zijn ontstaan en de invloed die ze op elkaar hebben uitgeoefend, vormt een interessant onderwerp van studie.
Het ontstaan van het Engels
Wat de Engelse taal betref, deze wordt door moderne taalkundigen ondergebracht bij de groep van Germaanse talen, aangezien ze haar vroege oorsprong heeft uit de taal van de Angelen en Saksen, die afkomstig waren van westelijk Europa, uit de latere Romeinse provincie Gallië. Momenteel is de taal echter een ware potpourri van allerlei talen. Ofschoon het Engels voor het overgrote deel van Grieks-Latijnse, alsmede — natuurlijk van Anglosaksische herkomst is, kan iemand in de taal van een Engelsman sporen terugvinden van een grote verscheidenheid van talen — — van Frans, Italiaans, Hindisch, Russisch en Turks, om er maar enkele te noemen.
Het eerste deel van een woord, vaak het „voorvoegsel” genoemd, kan soms een aanwijzing verschaffen betreffende de herkomst. Het voorvoegsel „tele-” bijvoorbeeld, kan erop duiden dat het desbetreffende woord uit het Grieks stamt. Zo hebben we (en niet alleen in het Engels) het woord „telegram”, waarvan de letterlijke betekenis is: „ver schrijven”, en het woord „telescoop”: „ver turen”. Het woord televisie is een kruising, het eerste deel is van Griekse en het laatste deel van Latijnse komaf. De betekenis ervan komt neer op: „ver zien”, hetgeen ook precies is wat we doen als we naar een tv-apparaat kijken.
„Pan-” is een ander Grieks voorvoegsel, dat voorkomt in het woord „pantheon” (d.i.: „alle goden”) en in het woord „pandemonium”. Weet u de letterlijke betekenis van dit laatste woord? „Alle demonen”; en die lijken inderdaad wel los te zijn als er een pandemonium is.
Het laatste deel van een woord, of het „suffix” waar taalgeleerden over spreken, is vaak mede een hulp om de herkomst van een woord te achterhalen. Ongetwijfeld zult u wel hebben opgemerkt dat veel woorden in het Engels (maar ook in het Nederlands) eindigen op „-logy” (resp. „-logie”), zoals „archeologie”, „antropologie”, „biologie” en „geologie”. Ervan uitgaande dat het Griekse achtervoegsel -logia afgeleid is van het woord logos, dat o.a. „leer” of „studie” betekent, zien we gemakkelijk in dat „archeologie” duidt op „de studie van oude dingen”, „antropologie” op „de studie van de mens” en „biologie” op „de studie van het leven”, terwijl „geologie” letterlijk „studie van de aarde” betekent.
Een reiziger die Engeland aandoet, zal het opvallen dat de namen van bepaalde dorpen en steden dezelfde uitgang hebben — Chester, Chichester, Manchester en Rochester; ook Bicester, Cirencester, Leicester en Worcester. De oorzaak van deze overeenkomst? De namen zijn een overblijfsel uit de tijd van de Romeinse bezetting van Brittannië, toen er op bepaalde plaatsen militaire kampementen werden opgeslagen om de Pax Romana (Romeinse vrede) te bestendigen. Het Latijnse woord voor „kamp” is castra, waarvan het hedendaagse „-chester” of „-cester” is afgeleid (en ook nog in het Nederlandse Kesteren kan worden teruggevonden). Ook andere Engelse plaatsnamen zullen de reiziger in het oog vallen als illustratieve getuigen van de grote invloed die het Latijn op het Engels heeft gehad; bijvoorbeeld Wigston Parva en Wigston Magna. Parva is het Latijnse woord voor „klein” en magna het Latijnse woord voor „groot”, zodat bovengenoemde namen eenvoudig „Groot” en „Klein” Wigston betekenen.
In sommige gevallen zijn in de taal namen van plaatsen en personen dingen gaan aanduiden die we elke dag gebruiken. Een bouwvakker die een torenhoge „derrick” gebruikt om zware bouwmaterialen naar de top van een gebouw te hijsen, zal zich maar zelden realiseren dat dit praktische hijswerktuig zijn naam te danken heeft aan Derick, een zeventiende-eeuwse Engelse beul.
Als er modder of sneeuw ligt, kan het gebeuren dat men een Engelse moeder tegen haar zoon hoort zeggen dat hij zijn „Wellingtons” moet aandoen. Waarom zo’n vreemde naam voor wat anderen gewoon „rubberlaarzen” zouden noemen? Wel, de herkomst ervan houdt verband met de hertog van Wellington, de beroemde generaal van de slag bij Waterloo in 1815, en het soort van schoeisel dat deze droeg. Een tijdgenoot van Wellington, een Duitse veldmaarschalk, had een andere smaak wat de keuze van zijn schoeisel betreft, en verbond zodoende zijn naam aan een ander soort van laarzen, „bluchers”.
Bij de elektriciteitsleer komt men er al heel snel achter dat de namen voor de elektrische eenheden van vermogen, spanning, stroomsterkte en weerstand afkomstig zijn van de namen van respectievelijk James Watt, een Schotse ingenieur, Allessandro Volta, een Italiaanse natuurkundige, de Franse geleerde Ampère en de Duitser Georg Ohm. Dit zijn aanduidingen die een elektrotechnicus dagelijks in zijn berekeningen gebruikt.
Woorden ontstaan soms uit de vereniging van delen van twee of meer woorden. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de woorden „ecocide” (een samensmelting van ecologie en genocide en duidend op een planmatige onleefbaarmaking van het milieu) en „parsec” (van parallax en seconde), een astronomische eenheid, gelijk aan 3,26 lichtjaren. Andere woorden bestaan slechts uit de beginletters van de woorden waarmee het begrip volledig wordt aangeduid. Bekende voorbeelden hiervan zijn: RADAR (van Eng.: radio detecting and ranging) en DDT (dichloordifenyltrichloorethaan).
Taalvermenging in Afrika
Het verschijnsel van de taalvermenging, dat zo’n diepgaande invloed heeft gehad op het Engels en andere Europese talen, is ook werkzaam geweest bij de talen van Centraal- en Zuid-Afrika. Het Chishona, Cibemba, Cinyanja, Yao, Toemboeka, Zoeloe en andere talen van Malawi, Moçambique, Rhodesia, Zuid-Afrika en Zambia behoren tot de groep van de zogeheten Bantoetalen. Gezien de handel en het reizigersverkeer tussen deze landen, is het begrijpelijk dat er onder deze talen een uitwisseling en wederzijdse ontlening van woorden heeft plaatsgevonden Een goed voorbeeld hiervan is het Cinyanja-woord voor „regenboog”, uta wa Leza, hetgeen letterlijk betekent „boog van God”. Het Cinyanja-woord voor „God” is echter Mulungu, en niet Leza. Hoe is dan dit woord Leza in het woord „regenboog” terechtgekomen? Het antwoord is dat de Cinyanja-talige mensen het overgenomen hebben van Cibemba-sprekenden uit het nabijgelegen Zambia, die dit woord gebruiken voor „God”.
De Bantoetalen zijn ook beïnvloed door bezoekers van buiten Afrika. Een paar honderd jaar geleden landden Portugese zeelieden op de kust van Moçambique en verbreidden daar hun invloed. Het duurde niet lang of zij kwamen in contact met Cinyanja-sprekende groepen, met als gevolg dat het Cinyanja heden ten dage onmiskenbaar een Portugees stempel draagt. Vandaar ook het bestaan van Cinyanjaanse woorden als kapitao (voorman), fosiko (lucifers), mkaju (cashew-boom) vinyo (wijn), maora (uren), nsapato (schoenen) en malinyero (zeeman).
Men moet echter voorzichtig zijn met te veronderstellen dat alle Bantoe-woorden die gelijk in klank en spelling zijn, een translitteratie vormen. Dit is niet altijd het geval. Steeds wanneer Cinyanjaanse mensen elkaar ontmoeten, is het eerste woord dat zij spreken, Moni; dit is hun groet. De oorsprong van dit woord heeft men echter nog altijd niet achterhaald. Volgens sommigen is het een afleiding van het Engelse „Good morning”, voor al omdat het uitgesproken wordt als mow-nie. Even waarschijnlijk is echter de mogelijkheid dat het een samentrekking is van het Cinyanjaanse moyo-ni (mo-jo-nie), letterlijk „gezondheid (of leven) zij u”.
Hetzelfde geldt voor het Cinyanjaanse woord waulesi, dat „een lui, slap, zwak individu” betekent. Aangezien het wordt uitgesproken als wa-o-lee-sie zou men kunnen denken dat het is afgeleid van het Engelse woord lazy (lui), maar dat is in de verste verte niet het geval, hoewel het een goed equivalent voor dat Engelse woord is. Neen, het is terug te voeren op de wortel le, hetgeen „slap” betekent, en duidt op een van de geboorte reeds zwak gestel, waarbij echter een lichte toon van afkeuring doorklinkt.
Een illustratie van de vreemde oorsprong van sommige uitdrukkingen wordt ons geleverd door het woord lifule, Cinyanjaans voor „snuif”. In Malawi huist een muis die de gewoonte heeft zijn hol aan de ingang of iets meer naar binnen met losse aarde af te sluiten; deze aarde wordt chifule genoemd. Wegens de overeenkomst met deze losse aarde, ten minste wat het uiterlijk betreft, wordt „snuif” met lifule aangeduid.
In het Cinyanja draagt een andere muis de naam lidiakhwere. Deze naam is afgeleid van de woorden kudya (eten) en kukwera (klimmen), zodat het letterlijk betekent: „het eet terwijl het naar boven gaat”, hetgeen een nauwkeurige beschrijving is van de gewoonte van dit kleine schepsel. Van dezelfde stam kukwera komt de Cinyanjaanse uitdrukking kukwera mtima (boos zijn), dat letterlijk betekent: „het hart stijgt”. De tegenovergestelde uitdrukking, met de betekenis van „kalmeren” (kutsika mtima), bergt het idee in zich van een „naar beneden gaan” of terugkeren van het hart. Dezelfde gedachte van „naar beneden gaan” ligt opgesloten in het Cinyanjaanse woord voor „dag” (tsiku), ontleend aan de indruk van het „dalen” van de zon, en waarbij dus wordt gedoeld op een periode aan het eind waarvan de zon ondergaat.
Evenals in andere talen zijn er in het Cinyanja ook onomatopeeën, dat wil zeggen, woorden die klanknabootsingen zijn van het geluid dat wordt voortgebracht door hetgeen ze beschrijven of noemen. Een voorbeeld in het Nederlands is het woord koekoek, de naam van een vogel die een met dit woord overeenkomend geluid maakt. In het Cinyanja hebben we het woord chigagadagagada, dat „hakken” of „kappen” betekent, en mtswawatswa (het geluid van lopen in een bos of op droge bladeren), die beide hetzelfde geluid hebben als de handeling die ze beschrijven.
Op onze korte wandeling door het terrein van de etymologie hebben we kunnen zien hoe boeiend deze wetenschap kan zijn. Handel, verkeer, veroveringen en cultuurinvloeden hebben alle hun sporen achtergelaten in de talen van de wereld.