Wat zegt u tegen God?
HET idee dat mensen met God kunnen spreken en hij wellicht luistert, is voor velen zo’n overweldigende gedachte dat zij zich onbekwaam voelen om hem op juiste wijze aan te spreken en derhalve hun toevlucht nemen tot een boek met gedrukte gebeden, die zij bij daarvoor bestemde gelegenheden lezen. Anderen verlaten zich op „tongen” en uiten een gebrabbel waarvan zij de betekenis niet kennen, in de hoop dat de heilige geest er wel voor zal zorgen dat het een goed gebed zal worden, ofschoon zij er zelf niets van begrijpen.
Is dit de wijze waarop God wenst dat zijn schepselen tot hem bidden?
Weliswaar gaf Jezus Christus de aanmoediging: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden” (Matth. 7:7), maar hij bedoelde daarmee niet dat wij steeds maar weer opnieuw hetzelfde uit een gedrukt gebedenboek moesten opzeggen. „Als gij echter bidt”, zei Jezus, „zegt dan niet steeds weer dezelfde dingen” (Matth. 6:7). In plaats daarvan dienen onze gebeden spontaan te zijn — geen gebrabbel van woorden die we niet begrijpen — maar een uiting van wat wij op ons hart hebben om te zeggen tegen een liefdevolle en verheven God.
Gebeden stellen ons in staat uitdrukking te geven aan de verering en liefde die wij jegens de Schepper koesteren. Wij kunnen hem onze gevoelens en verlangens voorleggen. Het was de psalmist die schreef: „Stort uw hart voor hem uit. God is voor ons een toevlucht.” — Ps. 62:8.
Vrijmoedigheid van spreken
Wanneer u een vriend hebt, dan spreekt u met hem — vrijuit en op uw gemak. U kunt uw gevoelens uiten tegenover personen die u liefhebben. Wij kunnen op dezelfde wijze tot God spreken.
De bijbel zegt dat Abraham geloof had in God en „hij werd ’Jehovah’s vriend’ genoemd” (Jak. 2:23). Dat was voor Abraham een uitzonderlijk voorrecht. Maar Jezus maakte duidelijk dat ook wij tot degenen kunnen behoren die Jehovah liefheeft. Hij zei: „Wie mijn geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die mij liefheeft. En wie mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden” (Joh. 14:21). Geloof en gehoorzaamheid openen dus de weg tot de Vader.
Werkelijk, God is heel goed te benaderen, als wij hem maar zoeken. „Eigenlijk”, zo schreef de christelijke apostel Paulus, is hij „niet ver . . . van een ieder van ons” (Hand. 17:27). Een basisvereiste voor vrijmoedigheid van spreken ten aanzien van God, is echter geloof in zijn Zoon, Jezus Christus. Het is zoals de bijbel zegt: „Christus, Jezus onze Heer, door bemiddeling van wie wij, door middel van ons geloof in hem, deze vrijmoedigheid van spreken bezitten en vol vertrouwen toegang hebben.” — Ef. 3:12.
De wetenschap dat God onze gebeden waardeert en op prijs stelt, en dat wij „vrijmoedigheid van spreken” kunnen hebben door middel van geloof in Jezus, dient voor ons een aanmoediging te zijn geregeld met God te spreken. Er zijn zoveel dingen die wij tot Hem kunnen zeggen.
Uitingen van waardering
De bijbel verschaft wat dat betreft tal van voorbeelden. Denk alleen al aan de vele grootse dingen die Jehovah ten behoeve van ons heeft gedaan, zoals de psalmist David onder woorden brengt: „Vele dingen hebt gijzelf gedaan, O Jehovah, mijn God, ja, uw wonderwerken en uw gedachten jegens ons; niemand is met u te vergelijken. Zou ik geneigd zijn erover te vertellen en spreken, ze zijn te talrijk geworden om ze te kunnen verhalen.” — Ps. 40:5.
Stellig is dit zo! Neem het voedsel dat wij eten. Is dat niet iets om Jehovah God voor te danken? Jezus Christus en de apostel Paulus dankten God voor deze voorziening (Matth. 14:19; Hand. 27:35). Zelfs een kind wordt aan de eettafel geleerd „alstublieft” en „dank u wel” te zeggen. Zouden wij dan minder waardering dienen te tonen voor de voorzieningen die Jehovah voor ons heeft getroffen?
Jezus zei dat God ’zijn zon laat opgaan over goddelozen en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen’ (Matth. 5:45). Dienen wij ook daarvoor niet dankbaar te zijn? Ja, zijn in feite de voorzieningen van God waarvoor wij dankbaar kunnen zijn, niet nagenoeg eindeloos?
Hebt u God ooit gedankt voor de smaak van een maaltijd? Voor het vermogen van geluiden en muziek te kunnen genieten? Voor de geur van de lucht na een late zomerregen? Voor de schoonheid van wilde bloemen op een berghelling in de voorjaarstijd?
Geen van deze dingen had aangenaam hoeven zijn. Eten zou bijvoorbeeld een verplicht karwei — een onplezierig moeten — kunnen zijn geweest, een noodzakelijke dagelijkse verrichting om in leven te blijven. God maakte ons echter zodanig dat deze dingen aangenaam en voor ons een genoegen zouden zijn. Hebt u hem ervoor gedankt? Denk aan de woorden van de apostel Paulus: „Brengt in verband met alles dank.” — 1 Thess. 5:18.
Bent u ooit onder de indruk gekomen van de grootsheid van Gods schepping — door bijvoorbeeld vanuit de nachtelijke rust van een alpendal het hemelse sterrengewelf gade te slaan? Of door uren achtereen door de reusachtige uitgestrektheid van een grote open vlakte te rijden, zonder een mens of inwoner te zien? Zulke momenten van meditatie over de werken van God overstelpen ons van een gevoel van onbeduidendheid in vergelijking met de reusachtige uitgestrektheid van het geschapen universum, waarvan de verre sterren boven ons slechts een flauwe aanduiding vormen.
Zulke kostbare momenten van eenzaamheid zijn verrukkelijke gelegenheden om met onze grootse Schepper te spreken, om hem te vertellen van ons verlangen hem te dienen en zijn gunst te ontvangen. Daarvoor heeft men geen „gebedenboek” of „onverstaanbare woorden” nodig. U opent eenvoudig uw hart en geest en richt u tot de Schepper op dezelfde wijze als u zich tot een gerespecteerde autoriteit zou richten voor wie u diepe genegenheid koestert.
Betreffende onze moeilijkheden
Wanneer wordt een ware vriend vooral gewaardeerd? Is het niet in tijd van moeilijkheden? Hoe geweldig is het daarom dat we ook dan Jehovah kunnen aanroepen! Gods Woord nodigt ons hier zelfs toe uit: „Werp uw last op Jehóvah, en hijzelf zal u schragen.” — Ps. 55:22.
De bijbel geeft specifieke voorbeelden van gebeden die ten tijde van moeilijkheden tot God werden opgezonden. Iemand die bijvoorbeeld lichamelijk ziek is, kan tot God bidden en vragen of „Jehovah zelf [hem zal] schragen op een divan van ziekte” (Ps. 41:3). Koning Hizkía van Juda deed dit (2 Koningen 20:1-6). Denk echter niet dat Jehovah ons op wonderbare wijze zal genezen; bidt daarentegen veeleer dat er verstandige stappen ondernomen zullen worden ten einde ons gezondheidsprobleem te overwinnen. Wij kunnen Jehovah om troost bidden, en om geduld, dat wij de wonderbare herstellingskrachten van het lichaam de tijd laten om onze genezing tot stand te brengen.
We kunnen ook om wijsheid en leiding en kracht bidden als we onrechtvaardig worden behandeld. De apostel Paulus en Silas deden dit toen zij wegens hun predikingswerk in de gevangenis waren geworpen. Terwijl zij daar waren, zo luidt het verslag in de bijbel, „waren Paulus en Silas aan het bidden en loofden God met een lied”. En Jehovah God bevrijdde hen. — Hand. 16:23-35.
Zelfs wanneer men God op goddeloze wijze heeft tegengestaan, berouw heeft en in tijd van tegenspoed tot hem bidt, is het heel goed mogelijk dat Jehovah ook dan helpt. Toen de goddeloze Judese koning Manasse in een Babylonische gevangenis zuchtte, bad hij tot God en de bijbel verhaalt hoe God „zich door hem liet verbidden en zijn verzoek om gunst hoorde en hem te Jeruzalem in zijn koningschap herstelde; en Manasse kwam te weten dat Jehovah de ware God is”. Ondanks Manasse’s kwade verleden, wist hij verlichting en vertroosting te verkrijgen toen hij werkelijk berouw had en zich nederig tot God wendde. — 2 Kron. 33:10-13.
Hoe barmhartig en vergevensgezind is Jehovah God! Wij worden voorzeker aangemoedigd hem aan te roepen en hem vrijelijk onze moeilijkheden voor te leggen, daarbij smekend om zijn gunst.
Stoffelijke behoeften
Wel dienen wij echter altijd in gedachten te houden dat Gods aangelegenheden belangrijker zijn dan onze persoonlijke zaken. Vandaar ook dat in het modelgebed dat Jezus ons gaf, de verzoeken in verband met de heiliging van Gods naam, de komst van zijn koninkrijk en het geschieden van zijn wil komen vóór het verzoek om onze stoffelijke behoeften. — Matth. 6:9-13.
Ook wij dienen in onze gebeden eerst aan Gods naam en koninkrijk te denken voordat wij daaraan een verzoek toevoegen om onze persoonlijke behoeften. Jezus leerde ons te zeggen: „Geef ons ons brood voor de dag naar de dag het vereist” (Luk. 11:3). Dit is een bescheiden verzoek, dat noch zelfzuchtig noch materialistisch is, terwijl de uitdrukking „geef ons” ook anderen omvat. „Naar de dag het vereist” is geen buitensporige hoeveelheid. De apostel schreef: „Wanneer wij daarom voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn” (1 Tim. 6:8). Zo kunnen ook wij bidden om de dagelijks noodzakelijke levensbehoeften, maar het zou ongepast zijn om meer dan dat te vragen.
Geestelijke behoeften
Er zijn ook vele geestelijke behoeften waarover we met Jehovah kunnen spreken. Beschouw bijvoorbeeld de volgende verzoeken die een bijbelse psalmist uit de oudheid aan God deed: „Leer mij uw voorschriften. Doe mij de weg van úw bevelen verstaan, opdat ik mij intens moge bezighouden met uw wonderwerken. Doe mij het pad van uw geboden betreden . . . Leer mij de goedheid, de verstandigheid en de kennis zelf . . . Geef mij verstand, opdat ik uw geboden moge leren.” Kunnen wij niet op een zelfde wijze tot God spreken, en om zijn hulp en leiding vragen ten einde altijd te doen wat rechtvaardig en juist is? — Ps. 119:26, 27, 35, 66, 73.
De vroege christenen hebben ons heel wat ideeën aan de hand gedaan in verband met wat we tot God kunnen zeggen. Zij baden om heilige geest (Hand. 8:14, 15). Zij baden om succes in hun bediening, en of zij in staat zouden mogen zijn „met alle vrijmoedigheid [Gods] woord [te] blijven spreken” (Hand. 4:29). Zij dankten God voor zijn leiding en bescherming, en verzochten hem of zij „met alle vrijmoedigheid van spreken het heilige geheim van het goede nieuws bekend [mochten] maken”. Kunnen wij niet om soortgelijke aangelegenheden bidden? — 2 Kor. 2:14; Ef. 6:18, 19.
Zo zijn er ook zoveel dingen die wij ten behoeve van anderen aan God kunnen voorleggen. Zo bad bijvoorbeeld de apostel Paulus of de Kolossenzen „vervuld [mochten] worden met de nauwkeurige kennis van [Gods] wil in alle wijsheid en geestelijk onderscheidingsvermogen”. En hij schreef de Filippenzen: „Dit blijf ik bidden, dat uw liefde steeds overvloediger mag zijn met nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen.” Hoe rijk zullen onze gebeden zijn als wij ook anderen daarin opnemen en ten behoeve van hen tot God spreken! — Kol. 1:9, 10; Fil. 1:9-11.
Als wij Gods Woord beschouwen en denken aan al zijn wonderbaarlijke, zowel geestelijke als stoffelijke voorzieningen, hebben we stellig heel veel om met God over te spreken. Ja, is het niet zo dat wanneer wij werkelijk stilstaan bij alles wat Jehovah voor ons heeft gedaan, dat wij dan met graagte de apostolische vermaning opvolgen, zoals die staat in Romeinen 12:12: „Houdt aan in het gebed”?