Muziek „made in Japan”
Door Ontwaakt!-correspondent in Japan
DE OORSPRONG van de traditionele Japanse muziek gaat meer dan duizend jaar terug. Men onderscheidt klassieke of verfijnde muziek, kamermuziek, theater-, volks- en feestmuziek, alsook talloze vocale vormen. Deze schat aan muziek werd van geslacht op geslacht overgeleverd zonder gebruik te maken van partituren.
Tussen de derde en de vijfde eeuw G.T. kwamen er boeddhistische priesters als zendelingen naar Japan om hun overtuiging te verbreiden. De gezangen en achtergrondmuziek die bij hun godsdienst hoorden, vermengden zich geleidelijk met de traditionele sjinto-muziek, en zo werd het fundament gelegd voor bijna alle inheemse Japanse muziek.
Tegen de zevende eeuw ontwikkelde deze muziek van Japan zich tot wat bekend kwam te staan als gagakoe, de klassieke (letterlijk, „elegante”) muziek. Vanuit gagakoe, dat de muziek van het keizerlijk hof werd, ontstond het wereldlijke gebruik van instrumentale muziek, alsook de theatermuziek. Ondertussen deden volks- en feestmuziek hun intrede met hun luid getrommel en levendig ritme, in scherp contrast met de rustige gagakoe-muziek.
De instrumenten
Tegenwoordig worden er bij de traditionele Japanse muziek veel instrumenten bespeeld. De drie meest gehoorde zijn de koto, de sjakoehatji en de samisen.
De koto, omstreeks de negende eeuw uit China ingevoerd, is een lang houten doosachtig instrument van zo’n 1,8 meter lang en 30 centimeter breed. Terwijl het instrument vóór de zittende speler ligt, tokkelt hij op de 13 snaren met een plectrum. Een bekwaam musicus kan hierop muziek ten gehore brengen die aangenaam veel weg heeft van harpspel.
De Japanse bamboefluit, met een lengte van zo’n 53 centimeter, wordt de sjakoehatji genoemd. Dit instrument heeft vijf vingergaten en aan het boveneinde een mondstuk. De speler houdt de sjakoehatji verticaal. Door zijn lippen kundig vanuit verschillende hoeken tegen het mondstuk te brengen en zijn hals in verschillende standen te bewegen als hij de gaten met zijn vingers bedekt, is de speler in staat drie octaven te laten horen. De droeve jammerklacht die aan deze fluit wordt ontlokt, kan onbestemde en melancholieke gevoelens oproepen.
De samisen heeft onder de westerse muziekinstrumenten geen tegenhanger. Hij is omstreeks het jaar 1560 G.T. vanuit China via Okinawa Japan binnengekomen. Maar slechts het instrument is import. De manier waarop de samisen wordt bespeeld, de soort van muziek die erop ten gehore wordt gebracht en de bouw van het instrument zelf zijn zuiver Japans. Hij heeft iets weg van een banjo, is gemaakt van hout bespannen met kattevel en heeft drie darmsnaren. De samisen wordt bespeeld door met een groot plectrum over de snaren te strijken.
Wanneer er op de samisen wordt gespeeld, is niet de klank van de muziek het belangrijkste maar de woorden waarvoor de muziek de achtergrond verschaft. Zonder de woorden heeft de muziek weinig betekenis. Ze varieert naar gelang van de betekenis van het lied. Wanneer woorden te kort schieten om uit te drukken wat men wil overbrengen, zoals de koude van vallende sneeuw of het kabbelen van een beekje, wordt de samisen gebruikt om deze dingen „na te bootsen” en wordt het verhaal zonder woorden verteld.
De muziek naar waarde schatten
Wat is het totaaleffect dat door Japanse musici wordt teweeggebracht? Indien u voor de eerste keer luistert, zou uw reactie kunnen zijn dat u steeds weer hetzelfde hoort. Het lijkt misschien alsof u naar een zekere melodie luistert, en toch schijnen er meer melodieën te zijn, die tegen elkaar ingaan. Maar het is iets verrukkelijks de musici een uitvoering te zien geven. Hun bewegingen, houding en gelaatsuitdrukkingen schijnen alle choreografisch uitgebalanceerd en in volmaakte harmonie te zijn. Ja, in Japan is niet alleen de muziek, maar zijn ook de manier waarop ze wordt gespeeld en de indruk die de uitvoering op de toeschouwer maakt, van belang.
Japanse muziek is heel anders dan de in westerse landen gebruikelijke muziek. Dit verschil omvat de toonschaal, het ritme en de klank. In de westerse orkestmuziek gaan de klanken van de verschillende instrumenten in elkaar over, ze vormen een harmonieus geheel. Maar in de Japanse muziek kan men horen hoe de afzonderlijke instrumenten melodieën weergeven die met elkaar botsen. En niettemin scheppen ze met elkaar een esthetisch evenwicht.
Westerse invloed
De afgelopen 100 jaar is de westerse muziekstijl de norm geworden in Japan. Een van de tijdens keizer Meidji’s regering ingevoerde hervormingen was, dat men op de scholen muziekles begon te geven, en wel in de muziek van het Westen. Niettemin bestaat er geen gevaar dat de oude traditionele muziek zal uitsterven. Veel Japanners willen de traditionele muziek in ere houden. Daarom floreren de verschillende gilden die deze muziek in stand houden en onderwijzen, nog steeds.
Doordat de muziek uit de westerse wereld zo’n grote plaats heeft verworven in de Japanse cultuur, kan men oude Japanse liederen vinden, geschreven in westerse notatie en bewerkt voor de piano of gitaar. Ook zijn er de afgelopen eeuw veel nieuwe Japanse liederen geschreven volgens de westerse stijl. Toch kan men niet zeggen dat dit werkelijk westerse liederen zijn. De Japanners hebben veeleer een medium gebruikt om hun eigen muzikale erfdeel te verrijken. Het resultaat is muziek met een aparte Japanse nuance, maar georkestreerd en gespeeld in westerse stijl.
Indien u geen oosterling bent, zal deze korte blik op de muziek van Japan u misschien helpen begrijpen waarom ze zo anders is dan de westerse muziek. Mocht u in de gelegenheid zijn deze muziek te horen, let dan goed op en luister aandachtig. Misschien zult u dan na verloop van tijd gaan houden van muziek „made in Japan”.
[Illustratie op blz. 22]
KOTO
[Illustratie op blz. 22]
SJAKOEHATJI