De dood — een deur waarheen?
STELLIG verlangt iedereen naar een leven van geluk na het huidige bestaan. Dit leven is veel te kort en vol problemen. Een student aan de Universiteit van Virginia vatte de instelling van de mensen in het algemeen goed samen toen hij zei:
„Voor de gewone werkende man is het erg moeilijk het leven en alles wat ons wordt opgelegd, door te maken, en dan tot zichzelf te zeggen ’Bedoel je dat dit alles is?’ De algemene gedachte is dat er meer moet zijn dan alleen dit.”
Het is natuurlijk dat mensen zo denken. Waarom? Omdat God de mens niet schiep om slechts 70 of 80 jaar te worden, maar om voor eeuwig te leven. Zo spreekt de bijbel over de „hoop op het eeuwige leven, dat God, die niet liegen kan, . . . heeft beloofd”. — Tit. 1:2.
Maar hoe zal deze hoop worden verwezenlijkt? Door middel van een onsterfelijke ziel? Velen denken dit.
Tegenstrijdige verslagen
Het geloof in een onsterfelijke ziel is praktisch universeel. Het tijdschrift Presbyterian Life van 1 mei 1970 beschrijft wat de algemene gedachte is: „Er is een goddelijke ziel in elk van ons, gevangen in ons lichaam. Wanneer wij bij de dood onze lichamen afwerpen, keren onze zielen terug naar hun ware tehuis in de hemel.”
De verslagen van velen die uit een toestand van schijndood weer tot leven zijn teruggebracht, lijken deze gedachte te bevestigen. Typerend is bijvoorbeeld de beschrijving van wat er volgens een vrouw met haar gebeurde toen zij naar men veronderstelde dood was:
„Nadat ik omhoog zweefde, ging ik door deze donkere tunnel en kwam ik uit in een schitterend licht. Even later was ik daar bij mijn grootouders en mijn vader en mijn broer, die gestorven waren. Overal om ons heen was het schitterendste licht. En dit was een prachtige plaats. Er waren kleuren — heldere kleuren — niet zoals hier op aarde, maar eenvoudig onbeschrijflijk. Er waren daar mensen, gelukkige mensen.”
Aan de andere kant vertellen de meeste weer tot leven teruggebrachte personen niets over een leven na de dood. Dr. George E. Burch, een bekend cardioloog aan het Tulane Medical Center, verklaart: „Ik heb naar schatting 100 van zulke patiënten geïnterviewd. Zij zeiden mij dat zij allen gedurende de drie en een kwart minuut of minder voordat zij weer tot leven werden gebracht, een gevoel van diepe, aangename, vredige slaap hadden ervaren.” Zij herinnerden zich helemaal niets.
Waarom zijn er zulke tegenstrijdige verslagen? Wat gebeurt er in werkelijkheid met ons als wij sterven?
Zet het leven zich na de dood voort?
„Mensen van de meeste beschavingen geloven dat er iets is dat bij de dood het lichaam verlaat en verder leeft”, merkt het boek Funeral Customs the World Over (Begrafenisgebruiken over de hele wereld) op. Maar de vraag is: Waar ontstond dit geloof? Leert de bijbel het?
Het eerder aangehaalde tijdschrift Presbyterian Life dat de veel verbreide gedachte over de ziel beschrijft, wijst op de oorsprong van het geloof. Het verklaart: „Onsterfelijkheid van de ziel is een Grieks denkbeeld dat vorm kreeg in oude geheime culten en door de [oude Griekse] filosoof Plato werd uitgewerkt.” Dr. Moody, die in oude geschriften parallellen zocht met wat weer tot leven teruggebrachte patiënten hem vertelden, schreef: „De filosoof Plato liet ons beschrijvingen na van gebeurtenissen die sterke overeenkomst vertonen met de ervaringen in de onmiddellijke nabijheid van de dood.”
Maar ondersteunt de bijbel deze leer van de onsterfelijkheid van de ziel niet eveneens? Moody moest erkennen dat de bijbel dit in werkelijkheid niet doet. En Presbyterian Life besloot nadrukkelijk dat er „niets in de Schrift [staat] om kracht bij te zetten aan het denkbeeld dat zielen ’een onsterfelijk bestaan’ hebben”.
In overeenstemming hiermee merkt The Jewish Encyclopedia op: „Het geloof dat de ziel blijft voortbestaan na de dood van het lichaam is veeleer een zaak van filosofische of theologische speculatie dan van eenvoudig geloof, en wordt bijgevolg nergens in de Heilige Schrift uitdrukkelijk geleerd.” (Wij cursiveren.)
Neen, de ziel is niet een of ander afgescheiden deel van de mens dat de dood kan overleven. De bijbel leert dit heidense denkbeeld niet, zoals de New Catholic Encyclopedia verklaart: „In het O[ude] T[estament] wordt met de ziel niet een deel van de mens bedoeld, maar de gehele mens — de mens als een levend wezen. Insgelijks betekent de ziel in het N[ieuwe] T[estament] het menselijke leven: het leven van een afzonderlijke, bewuste persoon.”
U mag net zo lang in de bijbel zoeken als u wilt, maar u zult niet één tekst vinden die zegt dat de ziel onsterfelijk is, of dat ze bij de dood van een persoon blijft leven. U zult echter vele bijbelteksten vinden die zeggen dat de ziel sterft, of onderworpen is aan de dood. Zo staat bijvoorbeeld in Ezechiël 18:4, 20: „De ziel die zondigt, die zal sterven.”
De bijbel leert dus niet dat de dood een deur is tot leven in het hiernamaals. Zo’n leerstelling is een leugen. In het tijdschrift Psychology Today van juli 1977 werd opgemerkt: „Duizenden jaren geleden werd, door een slang nota bene, tot een zekere jongedame gezegd: ’Gij zult volstrekt niet sterven’ [Gen. 3:4]. Het schijnt dat wij sindsdien altijd deze eerste leugen hebben geloofd, of graag hebben willen geloven.” De waarheid is dat de dood een verschrikkelijke vijand is — het is het einde van het leven, niet-bestaan. — 1 Kor. 15:26.
Hoe komt het dan dat sommige mensen, nadat zij weer tot leven zijn teruggebracht, vertellen dat zij leven hebben ervaren na de „dood”? Het is toch zeker niet zo dat alle mensen die deze dingen vertellen, leugenaars zijn, wel?
Mogelijke verklaringen
Vanaf hun jeugd is veel mensen geloof in een leven na de dood ingeprent, en derhalve zijn deze denkbeelden over onsterfelijkheid diep in hun geest verankerd. Dr. Nathan Schnaper, die velen van deze weer tot leven teruggebrachte patiënten meemaakt, doet hun verhalen af als psychologische fantasieën. „Deze mensen ervaren een vacuüm”, zegt hij, „en psychologisch kunnen wij niet in een vacuüm vertoeven. Het is een leegte die gevuld moet worden, en daarom bedenken zij deze ervaringen.”
Dit wil niet zeggen dat zij dit willens en wetens doen. Het is veelbetekenend dat patiënten onder invloed van medicijnen ook hallucinaties en buiten-lichamelijke ervaringen hebben verteld. Evenzo, in de kritieke minuten dat de patiënt de dood nabij is — wanneer het hart ermee ophoudt bloed rond te pompen, doch nog voordat de cellen sterven — heeft de toestand van zuurstofgebrek van de hersenen een buitengewone uitwerking. Door degenen die herstellen, wordt misschien louter over de gevolgen van deze gewijzigde toestand bericht. Julian DeVries, medisch redacteur van de Arizona Republic, stelt zulke factoren verantwoordelijk voor de gemelde ervaringen.
„Wanneer het fysieke activiteitsniveau een heel laag punt bereikt heeft”, schrijft hij, „zoals onder narcose, of ten gevolge van ziekte of verwonding, vermindert de automatische beheersing van de lichaamsfuncties dienovereenkomstig. Aldus komen de neurohormonen en catecholaminen van het zenuwstelsel vrij en worden in ongecontroleerde hoeveelheid uitgestort. Dit resulteert onder andere in de hallucinatie die na terugkeer tot het bewustzijn wordt uitgelegd als was men gestorven en weer tot leven teruggekeerd.”
Onbeantwoorde vragen
Toch verklaart het bovenstaande niet hoe bepaalde patiënten, nadat zij uit een toestand van ogenschijnlijke dood zijn bijgekomen, dingen weten die gebeurden terwijl zij buiten bewustzijn waren. Zoals Dr. Moody zei: „Als meneer Jansen u vertelt dat zijn geest in de buurt van de zoldering rondzweefde, en verder beschrijft wie er toen in de kamer waren, en wat er verder gebeurde, dan lijkt er geen andere mogelijkheid over te blijven dan hem te geloven.” Hoe kan deze opmerkelijke kennis van weer tot leven teruggebrachte patiënten worden verklaard?
Bovendien, als de dood een eind aan het leven maakt, hoe zal de hoop op eeuwig leven, dat door God is beloofd, dan worden verwezenlijkt? Hoe kan er dan ooit iemand aan gene zijde van het graf leven genieten?
Laat ons deze vragen gaan onderzoeken
[Illustratie op blz. 8]
’Ik ging door deze donkere tunnel en kwam uit in een schitterend licht . . .’