Een onderzoek naar de bronnen van ons recht
RECHTSBRONNEN? Als u een Fransman of een Duitser bent, denkt u wellicht aan het Corpus Juris Civilis, dat in de zesde eeuw door de Romeinse keizer Justinianus werd samengesteld. Het is waar dat dit werk de voorvader is van de huidige Europese wetboeken voor burgerlijk recht.
Er zijn thans echter ook nog steeds grote aantallen van een veel ouder boek met rechtskundig materiaal voorhanden. Dat boek is de bijbel. Talrijke wetten die meer dan 2000 jaar vóór Justinianus’ tijd eerst aan Mozes werden gegeven, hebben de toets des tijds zo goed doorstaan dat u ze in de Grondwet van moderne naties kunt aantreffen. Beschouw eens enkele voorbeelden uit de Grondwet van de Verenigde Staten:
Bijbelse wetten in de Amerikaanse Grondwet
Artikel III, Paragraaf 3 van de Amerikaanse Grondwet luidt: „Niemand dient schuldig bevonden te worden aan verraad tenzij op de verklaring van twee getuigen van dezelfde openlijke daad of op grond van een bekentenis tijdens een openbare rechtszitting.”
Dit komt overeen met de bijbelse wet die zei: „Eén enkele getuige dient niet tegen een man op te treden ter zake van enige dwaling of enige zonde. . . . Op de verklaring van twee getuigen of op de verklaring van drie getuigen dient de zaak te gelden.” — Deut. 19:15.
Diezelfde paragraaf van de Grondwet spreekt er ook over dat het verlies van burgerlijke rechten ten gevolge van het plegen van verraad slechts geldt tijdens het leven van de betrokkene, hetgeen betekent dat het gezin van een persoon die aan verraad schuldig is verklaard, niet gestraft kan worden voor wat die persoon heeft bedreven.
Ook dit is een bijbelse wet. „Vaders dienen niet ter dood gebracht te worden wegens kinderen, en kinderen dienen niet ter dood gebracht te worden wegens vaders. Ieder dient om zijn eigen zonde ter dood gebracht te worden.” — Deut. 24:16.
Gelijkheid voor de wet
De Grondwet bepaalt dat niemand boven de wet staat, ook niet de president van de Verenigde Staten. Wanneer de president schuldig wordt bevonden aan wangedrag en uit zijn functie wordt ontheven, is hij vervolgens „blootgesteld en onderworpen aan wat de wet over strafvervolging zegt, waarbij hij aangeklaagd, verhoord, veroordeeld en bestraft kan worden”. — Artikel I, Paragraaf 3.
In dit geval gaat de Grondwet verder dan het Britse recht, dat meestal niet op de koning van toepassing was. De Grondwet gaat echter niet verder dan de bijbelse wet die over de koning het volgende zei: „Het moet geschieden dat wanneer hij zijn plaats inneemt op de troon van zijn koninkrijk, hij voor zich in een boek een afschrift moet maken van deze wet, van die welke aan de zorg van de priesters . . . is toevertrouwd . . . en hij moet er alle dagen van zijn leven in lezen, om alle woorden van deze wet en deze voorschriften te onderhouden” (Deut. 17:18, 19). De koning stond beslist niet boven de wet!
Het Veertiende Amendement op de Grondwet ontwikkelde de gedachte dat ieder voor de wet gelijk is, nog verder door te zeggen dat geen staat „iemand [mag] beroven van leven, vrijheid of eigendom zonder een juist, gerechtelijk proces; noch iemand binnen zijn jurisdictie de gelijke bescherming [mag] ontzeggen die de wet biedt”. — Paragraaf 1.
De wet van Mozes zei hetzelfde! „Gij moogt de geringe niet partijdig bejegenen, en gij moogt de persoon van een groot man niet begunstigen. Met gerechtigheid dient gij uw volksgenoot te richten.” — Lev. 19:15.
Het is veelbetekenend dat de gelijke bescherming van de wet bij de Israëlieten zich uitstrekte tot de inwonende vreemdelingen ’binnen de jurisdictie’ van Israël. „Eén wet dient er te bestaan voor de ingeborene en voor de inwonende vreemdeling.” — Ex. 12:49.
Deze nadruk op gelijkheid is verrassend wanneer wij bedenken hoe in de tijd van Israël de koningen van andere naties vaak een absoluut gezag uitoefenden en geheel boven de wet stonden. Bovendien werden onder de Babylonische en Assyrische wetten die uit ongeveer dezelfde tijd dateerden als de wet van Mozes, de arme klassen van de bevolking stelselmatig gediscrimineerd.
Deze klassejustitie is niet met de Babyloniërs verdwenen. Enkele honderden jaren geleden nog kon in Engeland een arme drommel voor louter diefstal worden opgehangen, maar iemand die kon lezen — zoals een geestelijke, iemand van een speciale klasse dus — kon een moord plegen en toch een lichte straf krijgen! — Biblical Law, H. B. Clark, blz. 269, 270.
„Een spoedige en openbare behandeling van zijn zaak”
Richtlijnen voor de rechtspraak in de VS vindt men in het Zesde Amendement van de Grondwet. „In alle gevallen van strafrechtelijke vervolging heeft de verdachte recht op een spoedige en openbare behandeling van zijn zaak . . . om verwittigd te worden van de aard en de reden van de beschuldiging; om geconfronteerd te worden met de personen die tegen hem getuigen.” Pasten de rechters in bijbelse tijden deze richtlijnen toe?
Ja. Strafzaken werden in Israël ongetwijfeld sneller afgehandeld dan thans het geval is in landen als de Verenigde Staten, waar overbelaste rechtbanken en ingewikkelde procedures aanleiding geven tot veel vertraging. Aangezien de plaatselijke rechtbank bij de stadspoort zetelde, viel er niet aan te twijfelen dat de behandeling van de zaak openbaar was! (Deut. 16:18-20) Ongetwijfeld vormde de openbare behandeling voor de rechters een hulp om hen te manen tot voorzichtigheid en rechtvaardigheid, eigenschappen die soms verdwijnen wanneer een oppermachtig gerechtshof hoorzittingen in het geheim en achter gesloten deuren mag houden. Wat valt er over de getuigen te zeggen?
In bijbelse tijden werd er van getuigen verlangd dat zij hun verklaring in het openbaar aflegden. Om deze reden werden zij gewaarschuwd zich in hun getuigenverklaring niet door de druk van de publieke opinie te laten beïnvloeden en ’af te wijken met de grote massa om het recht te buigen’. Op meineed volgde geen gevangenisstraf, maar de valse getuige kreeg de straf die hij over de gedaagde had trachten te brengen — zelfs de dood! — Ex. 23:2: Deut. 19:15-21.
„Wrede en ongebruikelijke straf”
Amendement VIII van de Grondwet verklaart dat geen „wrede en ongebruikelijke straf” zal worden toegediend. Ook dit weerspiegelt een aspect van de Mozaïsche wet, die verklaarde: „Indien de goddeloze slagen verdient, . . . veertig slagen mag [de rechter] hem toedienen. Hij dient er geen aan toe te voegen, opdat hij hem niet boven dit getal met vele slagen blijft slaan en uw broeder in feite in uw ogen te schande wordt gemaakt.” — Deut. 25:2, 3.
Wat vormt dit een contrast met de buitengewoon „wrede en ongebruikelijke” straffen die bestonden bij enkele buurvolken van Israël, zoals de Assyriërs, waar mensen op grond van kleine overtredingen oren, neus en lippen werden afgesneden! Zelfs wanneer in Israël de doodstraf werd voltrokken, geschiedde dit meestal door steniging, hetgeen naar oude maatstaven zeer humaan was. Bovendien werd van personen die tegen iemand getuigden, verlangd dat zij aan zijn steniging deelnamen, wat ongetwijfeld meehielp getuigen af te schrikken van het afleggen van een vals getuigenis. — Deut. 13:9, 10.
Een vooruitstrevende wet
Natuurlijk is de Grondwet van de Verenigde Staten slechts één voorbeeld van moderne wetten die aan de bijbelse rechtspraak ontleend zijn. Wanneer de bijbel wordt vergeleken met andere hedendaagse wettelijke verordeningen, blijkt hij opmerkelijk vooruitstrevend te zijn.
Beschouw eens de bijbelse wetten aangaande moord. Eén schrijver merkte op: „Moord ’in de eerste graad’ wordt onder de huidige verordeningen vaak, althans gedeeltelijk, omschreven in termen van ’boos opzet’ of ’met voorbedachten rade’.” Met andere woorden, de moderne wetgeving maakt verschil tussen een persoon onopzettelijk te doden of dit weloverwogen, met kwade oogmerken te doen.
De bijbelse wet trekt dezelfde scheidslijn. Ze bevatte de wijze voorziening dat iemand die een ander had gedood, zichzelf in ’beschermende hechtenis’ kon plaatsen door naar steden te vluchten die voor dat doel waren bestemd. Ondertussen kon bij de verwanten van het slachtoffer de eerste woede wat zakken, terwijl de feiten van de zaak werden vastgesteld. Later volgde er een rechtszaak om te bepalen of er wel of niet van opzet sprake was geweest. Indien het slachtoffer per ongeluk was gedood, werd er geen doodstraf uitgesproken over de onopzettelijke doodslager, maar als er sprake was van opzettelijke moord, volgde onveranderlijk de doodstraf. — Num. 35:6-34.
Hedendaagse juridische problemen
Een algemeen erkend probleem van de huidige wetten is dat ze zo talrijk en ingewikkeld zijn dat de meeste mensen ze niet kunnen begrijpen. Eén deskundige bracht het als volgt onder woorden: „Met moderne wetten is hetzelfde gebeurd als met die van de Romeinen, ze zijn ’tegenstrijdig, soms verouderd, soms onpraktisch, soms onduidelijk, en als geheel genomen te talrijk’.”
In tegenstelling daarmee zijn de wetten van Mozes duidelijk en helder opgetekend. Moeilijke problemen werden niet opgelost door nieuwe wetten toe te voegen, maar door reeds bestaande wetten uit te leggen. Voor dit doel werd er gezorgd voor een goed geschoolde rechterlijke macht, terwijl moeilijker gevallen naar hogere rechtbanken werden verwezen, vrijwel op dezelfde manier als dit thans in vele landen wordt toegepast. De vereisten voor rechters lagen hoog. — Ex. 18:21, 22.
Daarbij komt nog dat de Mozaïsche wet voorzag in onderwijs in de wet, aangezien mensen geen wetten kunnen gehoorzamen die zij niet begrijpen. Derhalve werden er om de zeven jaar grote vergaderingen gehouden waar de hele wet aan het volk werd voorgelezen en uitgelegd. Van ouders werd verwacht dat zij hun kinderen voortdurend en op begrijpelijke wijze in de wet onderwezen. — Deut. 31:10-13; 6:1-9.
Deskundigen beseffen met welke groeiende problemen de huidige rechtsstelsels te kampen hebben. „Tegen de jaren zeventig van deze eeuw”, merkt één bron op, „werd het strafrecht met ernstige problemen geconfronteerd . . . Amerikaanse rechtbanken . . . zijn niet in staat geweest hun overvolle lijsten van rechtszaken af te werken . . . Jeugdcriminaliteit is een ernstig en massaal probleem geworden, niet alleen in het Westen maar ook in de Sovjet-Unie . . . Steeds meer wint de mening terrein dat een bepaald aantal jaren gevangenisstraf niet de meest veelbelovende methode is om met een veroordeelde misdadiger te handelen.” — Encyclopedia Americana, 1977, Deel 17, blz. 73.
Het wetsstelsel dat aan Mozes was gegeven, voorkwam deze problemen. De rechtspraak was snel en gedecentraliseerd. Jeugdcriminaliteit was iets zeldzaams in Israël aangezien ze als zeer ernstig werd beschouwd en met de dood kon worden gestraft (Deut. 21:18-21). De Mozaïsche wet kende geen enkele vorm van gevangenisstraf. Dieven kregen geen gevangenisstraf maar moesten hun slachtoffers schadeloos stellen. Opzettelijke moordenaars konden niet na een voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw een moord plegen, aangezien zij zonder mankeren ter dood waren gebracht.
Hoewel de wet van Mozes meer dan 600 verordeningen telt, was ze een klein wetsstelsel in vergelijking met wat wij thans kennen. Toch konden deze 600 wetten worden teruggebracht tot een paar grondbeginselen, zoals Jezus Christus opmerkte: „’Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.’ Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, hieraan gelijk, is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.’ Aan deze twee geboden hangt de gehele Wet en de Profeten.” — Matth. 22:37-40.
Jezus zei eveneens: „Behandel de mensen zoals u door hen behandeld wilt worden. Want daar komt het volgens de wet en de profeten op neer.” — Matth. 7:12, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal.
Dat is goede raad, niet waar? Als mensen zich in hun aangelegenheden door liefde zouden laten leiden, zou de mensheid geen uitgebreide wetsstelsels, geen juristen en geen rechtbanken nodig hebben. Het hele, enorme doolhof van het juridische apparaat in onze huidige wereld vormt er het droevige bewijs van hoezeer wij heden ten dage in liefde te kort schieten. Hoewel wij de wereld niet kunnen veranderen, zal God dit tot stand brengen door het huidige samenstel van dingen volledig uit de weg te ruimen (Dan. 2:44). Dienen wij er ondertussen niet allen naar te streven om zowel in juridische als in andere aangelegenheden Jezus’ goede raad in onze omgang met andere mensen toe te passen?
[Kader op blz. 19]
TEGENSTELLINGEN TUSSEN MOZAÏSCHE WET EN HUIDIGE MODERNE WETGEVING
Bijbelse wet legde nadruk op compensatie voor slachtoffer — Ex. 22:1-9
Mozaïsche wet kende geen gevangenisstelsel
Voor moord met voorbedachten rade gold consequent doodstraf; een moordenaar zou geen tweede moord plegen — Num. 35:21
Verreikend programma van openbaar onderricht in de wet — Deut. 31:10-13; 6:1-9
Bijbelse rechtbanken eisten geen kostbare formaliteiten; de gewone burger kon er gemakkelijk gehoor vinden
Het fundamentele wettenstelsel is niet met allerlei toevoegingen uitgebreid, maar is zo eenvoudig gehouden dat het voor iedereen begrijpelijk bleef — Deut. 4:2
Jeugdmisdaad tot een minimum beperkt — Deut. 21:18-21
Geen lange wachttijden voordat een zaak voorkwam