Olympische idealen in gevaar
EEN van de regels van de Olympische Spelen is, dat er uitsluitend amateurs aan mogen deelnemen. Tot voor kort werden alle atleten die aan hun atletische vaardigheden meer dan $50 hadden verdiend, gediskwalificeerd.
Als die regel op de hedendaagse atleten zou worden toegepast, zouden de Spelen moeten worden afgelast! De verouderde definitie van een amateur is een overblijfsel uit de dagen dat de sport een tijdverdrijf voor de rijken was.
Volgens een recent verslag heeft Phil Mahre, de gouden-medaillewinnaar van de Olympische Winterspelen, gezegd dat amateurisme „in de hoogste regionen van de sport eenvoudig niet bestaat”. Veel atleten hanteren het argument: wie kan er nou tegenwoordig bijna al zijn tijd aan besteden om te proberen een Olympisch niveau te bereiken zonder de een of andere vorm van financiële ondersteuning? Dus worden er aan „amateur”-atleten betalingen gedaan via allerlei kronkelige wegen en blijven zij vrij van het zogenaamde brandmerk van professionalisme.
Sportiviteit of nationalisme?
Een ander Olympisch ideaal is dat sportiviteit zwaarder dient te wegen dan nationalisme. De Spelen worden geacht wedstrijden te zijn waarin individuen en geen naties tegen elkaar uitkomen. Het Olympisch Comité stelt dan ook geen „landenklassement” op. Maar pers en televisie weten wel raad met dat tekort en publiceren zelf een overzicht van behaalde medailles per natie. Het gevolg is dat de Spelen een politiek aspect hebben gekregen. De pers heeft er een competitie van gemaakt tussen de zogenoemde kapitalistische en communistische naties. De gewezen Olympische atleet Harold Connolly zei dat voor sommigen de Spelen een „ideologisch sportslagveld” zijn geworden.
De auteur James Michener spreekt in zijn boek Sports in America over „pogingen in heel de Verenigde Staten om een verbond te smeden tussen sport en nationalisme. Onze politieke leiders hebben de sport ertoe aangedreven drie oneigenlijke functies te vervullen . . . 1) Van de sport wordt gevraagd propaganda te bedrijven ten behoeve van specifieke politieke partijen. 2) Ze wordt gebruikt om militaire doeleinden te steunen. 3) Ze wordt schandelijk misbruikt om een nevelig, oppervlakkig patriottisme in het leven te roepen”. Hij merkte op: „Ik begin een bijzonder onbehaaglijk gevoel te krijgen wanneer ik zie hoe van de sport hand- en spandiensten worden gevraagd voor de politiek, voor het militarisme en voor een brallerig patriottisme.”
Heeft Michener deze zelfde tendens in de Olympische Spelen opgemerkt? „Met de Olympische Spelen in 1936 werd Adolf Hitler de eerste die de sport uitbuitte als een nationalistisch wapen”, schrijft hij. Hij haalt ook andere voorbeelden aan uit de Spelen van 1968 en 1972 en voegt eraan toe: „Nuchtere critici begonnen te waarschuwen dat indien dit ongebreidelde nationalisme voort zou gaan, er een eind gemaakt zou moeten worden aan de Olympische Spelen.”
Zijn nationalisme en patriottisme in de Olympische Spelen alleen maar iets wat in de media te veel nadruk krijgt? Of zijn de deelnemers er echt in verstrikt? De recente Olympische Winterspelen in Sarajewo in Joegoslavië zijn misschien tekenend voor deze kwestie. De Amerikaanse schaatsers Charles (Peter) en Maureen (Kitty) Carruthers (broer en zus) wonnen de zilveren medaille. Hoe reageerden zij? De New York Times berichtte: „Toen de Amerikaanse vlag omhoogging”, zei Peter, „was dat een moment dat ik nooit zal vergeten.” „Ik zag alleen maar die vlag omhooggaan”, zei Kitty, „en het was een prachtig gezicht.”
Toen de Amerikaan Scott Hamilton tijdens de Olympische Winterspelen te Sarajewo een gouden medaille won, „nam [hij] na deze prestatie van een van de toeschouwers op de eerste rij een Amerikaanse vlag aan en reed hij hiermee zwaaiend zijn overwinningsronde” (The New York Times, 17 februari 1984). Ja, zowel atleten als toeschouwers maken van de Olympische Spelen dikwijls een nationalistische vertoning, waarbij vlaggen de voornaamste symbolen vormen.
Maar zoals sportschrijver George Vecsey het uitdrukte: „Oorspronkelijk werd van de Olympische Spelen verondersteld dat ze vrij zouden zijn van nationalisme, dat ze afzonderlijke personen een kans zouden geven hun vaardigheden te meten met die van de beste atleten ter wereld.” Dat is allemaal veranderd. „Het nationalisme in de Olympische Spelen vormt een extra trekpleister”, voegde hij eraan toe.
Natuurlijk laten niet alle atleten zich meeslepen in extreem patriottisme. Phil Mahre, de Amerikaan die met de slalom de gouden medaille won, heeft naar men bericht gezegd dat hij niet voor zijn familie of zijn land skiede, „maar voor mijzelf”. Hij voegde eraan toe: „Ik heb nooit aan sport gedaan om er wat dan ook mee te winnen. Ik ben hier gekomen om mij met anderen te meten. Ik ben hier gekomen om een zo goed mogelijke prestatie te leveren. Ik heb aan sport gedaan omdat ik ervan hield.”
De druk om tot elke prijs te winnen is nu echter al zo hevig geworden dat een andere verraderlijke invloed in de Olympische Spelen is binnengedrongen — doping!
Olympische roem door doping?
Het uitgangspunt tot elke prijs te willen winnen heeft de Olympische Spelen nu besmet met doping. Het is al lang bekend dat in veel sporten de atleten gebruik maken van spiervormende anabolsteroïden, testosteron en andere middelen die hun vermogen vergroten. Maar het schandaal dat werkelijk de vlam in de pan deed slaan, vond plaats in augustus 1983, tijdens de Panamerikaanse Spelen, toen dertien atleten uit de Verenigde Staten zich vrijwillig terugtrokken. Wat was de aanleiding tot die stap? De plotselinge diskwalificatie van elf andere atleten omdat zij verboden stimulerende middelen hadden gebruikt. De verslaggever van The New York Times beschreef deze diskwalificaties als „de meest ingrijpende in hun soort in de internationale geschiedenis van de sport”.
De volgende dag gaf het Amerikaans Olympisch Comité, dat verantwoordelijk is voor de Amerikaanse atleten die willen deelnemen aan de Olympische Spelen 1984, opdracht steekproeven te nemen bij atleten die in aanmerking kwamen om de Verenigde Staten te vertegenwoordigen. Een ieder bij wie het gebruik van verboden middelen werd geconstateerd, zou uitgesloten worden van de Olympische Spelen te Los Angeles.
Als gevolg van de toename in het aantal dopingsgevallen was er op de campus van de universiteit van Californië in Los Angeles een Olympisch centrum voor dopingcontrole ingericht, waarvan de kosten $1.500.000 hebben bedragen. Daar zijn keuringen verricht om te trachten de zekerheid te krijgen dat geen van de Olympische atleten het kunstmatige voordeel van een van de verboden middelen genoot.
De Olympische Spelen — „De grootste maatschappelijke kracht ter wereld”?
In 1964 verklaarde Avery Brundage, de toenmalige voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité: „De Olympische beweging in deze tijd is wellicht de grootste maatschappelijke kracht ter wereld.” Die opinie was toen al aanvechtbaar en is dat nog. Leonard Koppett, een veteraan in de sportverslaggeving, drukte het in zijn boek Sports Illusion, Sports Reality aldus uit: „De sport weerspiegelt maatschappelijke omstandigheden; ze veroorzaakt ze niet. . . . Sterker nog, de sport heeft de vorm die ze heeft omdat ze gevormd is door de maatschappij waarin ze tot ontwikkeling gekomen is. . . . Telkens wanneer de maatschappij verandert, verandert de sport . . . de sport neemt niet het initiatief tot verandering.”
Net als alle andere dingen in onze moderne wereld zijn de Olympische Spelen onderworpen aan de druk van twintigste-eeuwse ontwikkelingen — of het nu is op het gebied van de grote zakenwereld, wedijver, gewelddadigheid of doping. Het gevolg is dat velen die banden hebben met de sport verontrustende vragen stellen over de toekomst van de Olympische beweging. Kunnen Coubertins oorspronkelijke Olympische idealen nog gehandhaafd worden? Kunnen de Olympische Spelen werkelijk amateuristisch blijven in de ware zin van het woord? Zal de druk van de grote zakenwereld op zoveel atleten een eind maken aan het tijdperk van de „schijnamateurs”? Kan het rijzend getij van politiek en nationalisme tegengehouden worden? Zullen eerlijk spel en sportiviteit ondermijnd worden door de filosofie van het winnen tot elke prijs? Zal het Olympisch motto: Citius, Altius, Fortius (Sneller, Hoger, Sterker) worden bereikt door louter kracht en bekwaamheid — of door doping? De eerstvolgende jaren zullen enkele antwoorden moeten opleveren.
Voor christenen zijn er ook nog andere vragen: Zijn er bij de Olympische Spelen religieuze sentimenten betrokken? Zouden ze met de christelijke beginselen in botsing komen? Hoe dienen christenen deelname aan sport te beschouwen? Dient de grootste belangstelling in iemands leven naar sport uit te gaan? Wij nodigen u uit de bespreking in het slotartikel van deze serie te volgen.
[Illustratie op blz. 8, 9]
Zullen de Olympische idealen het moeten afleggen tegen de grote zakenwereld, doping, nationalisme en gewelddadigheid?