Waarom laat God lijden toe?
„Menselijke wezens zijn uniek wegens hun vermogen tot slechtheid, omdat zij de enigen zijn die zich bewust zijn van wat zij doen en bewuste keuzen maken.” — Arnold Toynbee, historicus, Mankind and Mother Earth.
WIJ ALLEN maken bewuste keuzen. Dat doen wij elke dag. De meeste van de beslissingen die wij nemen, hebben betrekking op de onbeduidende zaken van alledag — wat wij zullen eten, wat wij zullen drinken, welke kleding wij zullen dragen, waarheen wij zullen gaan. Maar sommige beslissingen hebben ernstigere gevolgen die ons ons hele verdere leven kunnen beïnvloeden — of zelfs ons leven kunnen verkorten.
Wanneer een arts een operatie aanbeveelt, doemt onmiddellijk de noodzaak van een keus voor ons op. Is de operatie het risico waard? Hoe ervaren en betrouwbaar is de chirurg? Zal de operatie mijn leven verlengen of verkorten? Er moet een ernstige beslissing worden genomen.
Ver terug in de geschiedenis werden bewuste keuzen gemaakt die de mensheid sedertdien hebben beïnvloed. En die beslissingen staan rechtstreeks in verband met onze vraag, Waarom laat God lijden toe?
De mens — ’uniek in zijn slechtheid’?
Uit het bijbelse verslag van de vroege geschiedenis blijkt dat de mens niet het eerste met intelligentie begiftigde schepsel was met een vrije wil en het vermogen om te kiezen. En ook was hij niet de eerste met een „vermogen tot slechtheid”, en hij was daarin evenmin „uniek”. Er bestond reeds een hogere levensvorm — „goddelijken”, geestelijke schepselen, ook engelen geheten. — Psalm 8:5.
Een van deze „goddelijken”, van wie er miljoenen zijn, zag zijn kans schoon om voor de eerste man en vrouw een werkelijke god-heerser te worden, in plaats van Jehovah, hun Schepper. Zijn vrije wil gebruikend, loog hij opzettelijk tegen de vrouw om haar, en via haar, haar man ertoe te verleiden God ongehoorzaam te zijn. In bedekte termen zei hij dat God een leugenaar en bedrieger was. Hij vertelde haar dat een onafhankelijke denk- en handelwijze niet tot de dood zou leiden, zoals God had verklaard, maar beweerde: „Gij [zult] stellig als God . . . zijn, kennend goed en kwaad.” — Genesis 3:1-5.
Door zijn handelwijze begon deze goddelijke een opstand tegen Gods heerschappij — een opstand waar miljoenen engelen getuige van waren. Op deze wijze werd de uitoefening van de rechtmatige soevereiniteit tot een universele strijdvraag. Die opstandige engel werd Gods tegenstander, ofwel, naar een Hebreeuws woord voor tegenstander, „Satan”. Door Gods waarheidsgetrouwheid in twijfel te trekken, werd Satan ook de eerste lasteraar, wat via het Grieks „Duivel” werd. Deze eerste opstand heeft de aanzet gegeven tot de keten van gebeurtenissen die heeft geleid tot al het lijden der mensheid. ’Hoe dat zo?’ vraagt u misschien.
„Het gebrek ligt bij henzelf”
De eerste man en vrouw hadden het vooruitzicht op volmaakt eindeloos leven in een paradijselijke omgeving die zij, met hun kinderen, ten slotte zouden uitbreiden tot de uiteinden der aarde. Maar dat vooruitzicht was afhankelijk van hun loyaliteit aan God. Door ongehoorzaamheid zou een nieuw genetisch element zijn intrede doen — onvolmaaktheid en de dood — en dit zou worden doorgegeven aan toekomstige generaties. Wat gebeurde er? — Genesis 2:15-17.
De apostel Paulus legt de situatie heel eenvoudig uit door te zeggen dat „door de ongehoorzaamheid van de ene mens [Adam] velen tot zondaars werden gemaakt” en „de dood als koning heeft geregeerd door bemiddeling van die ene” (Romeinen 5:17-19). Door Gods soevereiniteit te verwerpen leidden Adam en Eva de mensheid op een weg naar lijden, ziekte en dood. Wat Mozes betreffende Israël zei, kan ook van de mensheid in het algemeen gezegd worden: „Zij hebben van hún zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn zijn kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf. Een krom en verdraaid geslacht!” — Deuteronomium 32:5.
Dientengevolge hebben mensen gekozen voor onafhankelijkheid van God en hebben zij zich van zijn heerschappij afgekeerd. Maar waartoe hebben zij zich gewend? Bewust of onbewust hebben zij zich onderworpen aan de soevereiniteit van „de god van dit samenstel van dingen [die] de geest van de ongelovigen heeft verblind” (2 Korinthiërs 4:4). Zij zijn marionetten geworden in de handen van de Duivel, „de vader van de leugen” (Johannes 8:44). Dit hebben zij gedaan door te kiezen voor door mensen gemaakte politieke en religieuze heerschappijen die hebben geleid tot haat, onheil en lijden. Geen wonder dat de bijbel zegt dat Satan de Duivel „de gehele bewoonde aarde misleidt [bedriegt, Living Bible]”. — Openbaring 12:9.
Waarom werd lijden toegelaten?
Waarom heeft Jehovah de opstand niet in de kiem gesmoord door Satan reeds in Eden te vernietigen? Als de Almachtige had hij daartoe zeker de macht. Maar Satan had niet Gods macht in twijfel getrokken, maar veeleer de manier waarop hij die uitoefende. Door de door God ingestelde wet tegen te spreken, beweerde Satan in werkelijkheid dat de manier waarop God heerschappij uitoefent, verkeerd is en zijn schepselen niet werkelijk tot voordeel strekt. Ook betwistte hij dat mensen onder beproeving aan God loyaal zouden blijven (Job, de hoofdstukken 1 en 2). Hoe kon de uitdaging worden beantwoord en eens en voor altijd worden opgelost?
Misschien kunnen wij de manier waarop God met de weerspannige mensheid handelde, vergelijken met de verkwistende zoon uit een van Jezus’ gelijkenissen. Jezus vertelde van een man met twee zoons, waarvan de jongste zijn erfdeel vroeg terwijl zijn vader nog leefde. Hij wilde onafhankelijk zijn, het huis verlaten en bewijzen dat hij op eigen kracht kon slagen. De vader had prompt tot actie kunnen overgaan door het verzoek van zijn zoon te weigeren en hem in een kamer op te sluiten zodat hij er niet vandoor kon gaan. Zou dat enig blijvend doel hebben gediend? Neen, omdat de zoon dan tegen zijn wil thuis zou zijn gebleven. Bovendien zou hem hierdoor de uitoefening van zijn vrije wil ontzegd zijn. Wat deed de vader dus?
Jezus legde uit: „De vader verdeelde de bezittingen tussen hen. Enkele dagen later pakte de jongste zoon al zijn bezittingen bijeen en ging naar een ver land, waar hij zijn geld verkwistte aan een leven van losbandigheid.” De situatie werd zo slecht dat deze joodse zoon zichzelf als zwijnenhoeder moest verhuren. Hoewel er voedsel voor de varkens was, had hij niets te eten. Jezus vervolgde: „Toen kwam hij tot bezinning en zei: ’Hoevelen van mijn vaders loonarbeiders hebben meer dan genoeg voedsel, terwijl ik hier van de honger omkom!’” Wat deed hij dus? Hij besloot berouwvol naar huis terug te keren en een beroep te doen op de barmhartigheid van zijn vader. — Lukas 15:11-32, The Jerusalem Bible.
Welnu, wat was ervoor nodig geweest om die jongeman tot bezinning te brengen? Tijd en ondervinding. De vader had geen drastische maatregelen genomen, maar had zijn zoon de tijd gegeven de dwaasheid van zijn handelwijze in te zien. Het is waar, de jongen had het tijdens die ervaring niet gemakkelijk, maar het bracht hem tot bezinning.
Een precedent gesteld
Net zoals de zoon in de gelijkenis kozen onze eerste menselijke ouders het pad van onafhankelijkheid ten opzichte van God. Natuurlijk keerden Adam en Eva, in tegenstelling tot de verloren zoon, nooit tot hun Vader terug, maar wegens hun opstandige koers raakte de mensheid betrokken bij een geschil dat in de ogen van de met verstand begiftigde, zichtbare en onzichtbare schepselen alleen maar kon worden beslecht door er tijd overheen te laten gaan. Welnu, wat is na 6000 jaar van onafhankelijkheid van God en zijn heerschappij bewezen? De profeet Jeremia zei het zo: „Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jeremia 10:23). Uit de geschiedenis van de mensheid blijkt dat „de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel”. Net als de verloren zoon wenden velen die dit zijn gaan inzien, zich voor leiding tot hun hemelse Vader en bewijzen hiermee dat Satan met zijn bewering dat hij iedereen van het dienen van God kan aftrekken, een leugenaar is. — Prediker 8:9.
Jehovah zal spoedig optreden tegen de onberouwvolle Satan en degenen die hem in zijn koers van onafhankelijkheid steunen, en aldus een eind maken aan de opstand en alle gevolgen ervan. Er is voldoende tijd voorbijgegaan om een precedent te scheppen voor alle toekomstige eeuwen. Het zal nooit meer nodig zijn dat Jehovah een of andere toekomstige opstand moet toelaten, of dit nu in het zichtbare of onzichtbare rijk is. Tijd en ervaring hebben getoond dat noch Satan, noch de mens, afgescheiden van God op een rechtvaardige wijze heerschappij kan uitoefenen. — Openbaring 16:14-16; 20:1-3.
Het is waar, intussen heeft de mens onmetelijk lijden moeten verduren en is vaak een vroegtijdige dood zijn deel geweest. Maar Jehovah heeft ook beloofd dit te zullen goedmaken. Op welke wijze? De apostel Paulus verklaarde: „Op God heb ik mijn hoop gesteld . . . dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). De opstanding van de doden met een mogelijkheid tot volmaakt leven op aarde, zal een verheven daad van barmhartigheid zijn. Dan zal een ieder zijn waardering kunnen tonen voor de gave van werkelijk leven.
Onder de regeling van de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” zal het vroegere lijden geleidelijk aan worden vergeten, daar het wordt vervangen door de zegeningen van een vruchtbaar, gelukkig en eindeloos leven. De bijbel zegt: „De vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen” (Jesaja 65:17; 2 Petrus 3:13; Openbaring 21:1-4). Maar hoe kunnen wij er zeker van zijn dat dit mogelijk zal zijn? Welke veranderingen zullen eeuwigdurende vrede tot een realiteit maken?
[Inzet op blz. 9]
De mens was niet Gods eerste met intelligentie begiftigde schepping met een vrije wil en het vermogen om te kiezen
[Inzet op blz. 9]
Door ongehoorzaamheid zou een nieuw element zijn intrede doen
[Illustratie op blz. 10]
Net zoals de verloren zoon er door tijd en ondervinding toe werd gebracht zijn afhankelijkheid van zijn vader te erkennen, zo zijn nu velen tot de erkenning gekomen dat zij God nodig hebben