Bijbelboek nummer 11 — 1 Koningen
Schrijver: Jeremia
Waar geschreven: Jeruzalem en Juda
Geschrift voltooid: 580 v.G.T.
Beschreven periode: ca. 1040–911 v.G.T.
1. (a) Hoe ging Israëls schitterende voorspoed te gronde? (b) Waarom kan Eén Koningen niettemin als „geïnspireerd en nuttig” worden beschreven?
DOOR Davids veroveringen was Israëls grondgebied tot de door God vastgestelde grenzen uitgebreid, van de rivier de Eufraat in het noorden tot de rivier van Egypte in het zuiden (2 Sam. 8:3; 1 Kon. 4:21). Tegen de tijd dat David was gestorven en zijn zoon Salomo in zijn plaats regeerde, waren „Juda en Israël . . . talrijk, zo talrijk als de zandkorrels die aan de zee zijn, terwijl zij aten en dronken en zich verheugden” (1 Kon. 4:20). Salomo regeerde met grote wijsheid, een wijsheid welke die van de oude Grieken ver overtrof. Hij bouwde een luisterrijke tempel voor Jehovah. Maar zelfs Salomo verviel tot de aanbidding van valse goden. Bij zijn dood werd het koninkrijk in tweeën gescheurd, en een reeks goddeloze koningen in de wedijverende koninkrijken Israël en Juda handelde verderfelijk, waardoor het volk, precies zoals Samuël had voorzegd, in ellende kwam te verkeren (1 Sam. 8:10-18). Van de 14 koningen die na Salomo’s dood in Juda en Israël regeerden en die in het boek Eén Koningen besproken worden, slaagden slechts 2 erin te doen wat juist is in Jehovah’s ogen. Is dit verslag dan wel „geïnspireerd en nuttig”? Dat is het zeker, zoals wij zullen zien uit de erin vervatte vermaningen, profetieën en voorafschaduwingen, alsook uit het verband waarin het tot het overheersende Koninkrijksthema van de „gehele Schrift” staat.
2. Hoe kwam het dat het verslag van Eén en Twee Koningen in twee rollen verdeeld werd, en hoe werden deze boeken samengesteld?
2 Het boek Koningen was oorspronkelijk één rol of boekdeel en werd in het Hebreeuws Mela·khimʹ (Koningen) genoemd. De vertalers van de Septuaginta noemden het Ba·si·leiʹon, „Koninkrijken”, en zij waren de eersten die het gemakshalve in twee rollen verdeelden. Deze werden later Drie en Vier Koningen genoemd, welke aanduiding tot op de huidige dag in veel katholieke bijbelvertalingen wordt gebruikt. De boeken zijn nu echter algemeen bekend als Eén en Twee Koningen. Ze onderscheiden zich van Eén en Twee Samuël door de vermelding van vroegere verslagen als bronnenmateriaal waarvan de samensteller zich bediend heeft. De ene samensteller verwijst in de twee door hem geschreven boeken 15 maal naar „het boek van de aangelegenheden van de dagen der koningen van Juda”, 18 maal naar „het boek van de aangelegenheden van de dagen der koningen van Israël” en ook naar „het boek van de aangelegenheden van Salomo” (1 Kon. 15:7; 14:19; 11:41). Hoewel deze andere oude verslagen volledig verloren zijn gegaan, is dat wat er onder inspiratie uit is samengesteld, bewaard gebleven — het nuttige verslag van Eén en Twee Koningen.
3. (a) Wie heeft de boeken Koningen ongetwijfeld geschreven, en waarom antwoordt u zo? (b) Wanneer werd het schrijven voltooid, en welke tijdsperiode wordt in Eén Koningen beschreven?
3 Wie heeft de boeken Koningen geschreven? De nadruk die op het werk van de profeten wordt gelegd, vooral op dat van Elia en Elisa, duidt erop dat een profeet van Jehovah de boeken geschreven heeft. Overeenkomsten in taal, compositie en stijl doen dezelfde schrijver veronderstellen als van het boek Jeremia. Veel Hebreeuwse woorden en uitdrukkingen komen alleen in Koningen en Jeremia en in geen enkel ander bijbelboek voor. Maar indien Jeremia de boeken Koningen heeft geschreven, waarom wordt hij er dan niet in genoemd? Dat was niet nodig, want zijn werk was reeds beschreven in het boek dat zijn naam draagt. Bovendien werd Koningen geschreven om Jehovah en Zijn aanbidding te verheerlijken, en niet om Jeremia meer aanzien te verlenen. In feite vullen Koningen en Jeremia elkaar voor het grootste deel aan, want het ene boek voegt toe wat het andere weglaat. Daarnaast zijn er parallelle verslagen, bijvoorbeeld 2 Koningen 24:18–25:30 en Jeremia 39:1-10; 40:7–41:10; 52:1-34. De joodse overlevering bevestigt dat Jeremia de schrijver van Eén en Twee Koningen was. Ongetwijfeld is hij in Jeruzalem met de samenstelling van beide boeken begonnen, en het tweede boek werd kennelijk omstreeks 580 v.G.T. in Egypte voltooid, aangezien hij aan het eind van zijn verslag gebeurtenissen vermeldt die in dat jaar plaatsvonden (2 Kon. 25:27). Eén Koningen neemt de draad van de geschiedenis van Israël op aan het eind van Twee Samuël en zet het verslag voort tot 911 v.G.T., toen Josafat stierf. — 1 Kon. 22:50.
4. Hoe wordt Eén Koningen door de wereldlijke geschiedenis en de archeologie gestaafd?
4 Eén Koningen maakt terecht deel uit van de canon van de Heilige Schrift en wordt door alle autoriteiten aanvaard. Bovendien worden de gebeurtenissen uit Eén Koningen bevestigd door de wereldlijke geschiedenis van Egypte en Assyrië. Ook de archeologie staaft veel van de uitspraken in het boek. In 1 Koningen 7:45, 46 lezen wij bijvoorbeeld dat Hiram „in het Jordaandistrict . . . tussen Sukkoth en Zarethan” het koperen gerei voor Salomo’s tempel goot. Archeologen die opgravingen verrichtten op de plaats van het oude Sukkoth, hebben bewijzen blootgelegd dat daar erts werd gesmolten.a Bovendien is er een reliëf op een tempelmuur in Karnak (het oude Thebe) dat ophef maakt van de invasie van Juda door de Egyptische koning Sjesjonk (Sisak), waarvan in 1 Koningen 14:25, 26 melding wordt gemaakt.b
5. Door welk geïnspireerde getuigenis wordt de authenticiteit van Eén Koningen bewezen?
5 De authenticiteit van Eén Koningen wordt gestaafd doordat andere bijbelschrijvers ernaar verwijzen, alsook door vervullingen van profetieën. Jezus sprak over de gebeurtenissen in verband met Elia en de weduwe van Sarfath als historische werkelijkheden (Luk. 4:24-26). Sprekend over Johannes de Doper zei Jezus: „Hijzelf is ’Elia die komen moet’” (Matth. 11:13, 14). Jezus verwees hier naar de profetie van Maleachi, die ook over een toekomstige dag sprak: „Ziet! Ik zend ulieden de profeet Elia vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” (Mal. 4:5). Jezus bevestigde de canoniciteit van Eén Koningen verder door te verwijzen naar wat er in dat boek geschreven staat over Salomo en over de koningin van het Zuiden. — Matth. 6:29; 12:42; vergelijk 1 Koningen 10:1-9.
DE INHOUD VAN ÉÉN KONINGEN
6. Onder welke omstandigheden bestijgt Salomo de troon, en hoe wordt hij stevig bevestigd in het koninkrijk?
6 Salomo wordt koning (1:1–2:46). Als het verslag van Eén Koningen begint, is David zijn dood nabij en is zijn 40-jarige regering bijna ten einde. Zijn zoon Adonia smeedt met de hulp van de legeroverste Joab en de priester Abjathar een samenzwering om het koningschap over te nemen. De profeet Nathan stelt David hiervan in kennis en herinnert hem er indirect aan dat hij Salomo reeds heeft aangewezen om bij zijn dood koning te worden. Terwijl de samenzweerders Adonia’s opvolging nog aan het vieren zijn, laat David dan ook Salomo door de priester Zadok tot koning zalven. David gebiedt Salomo nu sterk te zijn, zich een man te tonen en de wegen van Jehovah, zijn God, te bewandelen, waarna David sterft en in „de Stad van David” wordt begraven (2:10). Na verloop van tijd verbant Salomo Abjathar en stelt de onruststokers Adonia en Joab terecht. Later wordt Simeï terechtgesteld wanneer hij geen respect toont voor de barmhartige voorziening die getroffen is om zijn leven te sparen. Het koninkrijk is nu stevig bevestigd in de handen van Salomo.
7. Welk gebed van Salomo wordt door Jehovah verhoord, en met welk resultaat voor Israël?
7 Salomo’s wijze regering (3:1–4:34). Salomo verzwagert zich met Farao van Egypte door diens dochter te huwen. Hij bidt tot Jehovah om een gehoorzaam hart teneinde Jehovah’s volk met onderscheidingsvermogen te richten. Omdat hij niet om een lang leven of rijkdom vraagt, belooft Jehovah hem een wijs en oordeelkundig hart alsook rijkdom en heerlijkheid te geven. Al vroeg in zijn regering geeft Salomo blijk van zijn wijsheid wanneer er twee vrouwen voor hem verschijnen die aanspraak maken op hetzelfde kind. Salomo beveelt zijn mannen ’het levende kind in tweeën te snijden’ en elke vrouw een helft te geven (3:25). Hierop pleit de echte moeder voor het leven van het kind en zegt dat de andere vrouw het dan maar moet hebben. Aldus identificeert Salomo de rechtmatige moeder, en zij krijgt het kind. Wegens Salomo’s door God geschonken wijsheid geniet heel Israël voorspoed, geluk en zekerheid. Mensen uit vele landen komen om naar zijn wijze uitspraken te luisteren.
8. (a) Hoe gaat Salomo bij de bouw van de tempel te werk? Beschrijf enkele bijzonderheden van de tempel. (b) Welk verdere bouwprogramma voert hij uit?
8 Salomo’s tempel (5:1–10:29). Salomo herinnert zich de woorden die Jehovah gesproken had tot zijn vader, David: „Uw zoon, die ik in uw plaats op uw troon zal zetten, díe zal het huis voor mijn naam bouwen” (5:5). Salomo treft hier derhalve voorbereidingen voor. Hiram, de koning van Tyrus, biedt hulp door ceder- en jeneverhout van de Libanon te zenden en voor geschoolde arbeiders te zorgen. Dezen beginnen samen met de door Salomo opgeroepen arbeiders in het vierde jaar van Salomo’s regering, in het 480ste jaar nadat de Israëlieten uit Egypte waren getrokken, met het werk aan het huis van Jehovah (6:1). Op het bouwterrein worden geen hamers, bijlen of wat voor ijzeren werktuigen maar ook gebruikt, daar alle stenen bij de groeve voorbereid en pasklaar gemaakt worden voordat ze naar het tempelterrein worden gebracht om samengevoegd te worden. Het hele inwendige van de tempel, waarvan de muren eerst met cederhout en de vloeren met jeneverhout zijn bedekt, wordt vervolgens prachtig met goud bekleed. Van oliehoudend hout worden twee cherubgestalten gemaakt, die elk een hoogte van 10 el (4,5 m) hebben en van vleugelpunt tot vleugelpunt ook 10 el meten, en deze worden in het binnenste vertrek geplaatst. Andere cherubs, te zamen met figuren van palmbomen en bloesems, worden in de tempelmuren gegraveerd. Ten slotte, na ruim zeven jaar arbeid, wordt de luisterrijke tempel voltooid. Salomo zet zijn bouwprogramma voort: een huis voor zichzelf, het Huis van het Libanonwoud, de Zuilenvoorhal, de Troonvoorhal en een huis voor Farao’s dochter. Hij maakt ook twee grote koperen zuilen voor de voorhal van Jehovah’s huis, de gegoten zee voor het voorhof en de koperen wagentjes, alsook koperen bekkens en gouden gebruiksvoorwerpen.c
9. Welke manifestatie van Jehovah en welk gebed van Salomo kenmerken het binnenbrengen van de ark van het verbond?
9 Nu breekt voor de priesters de tijd aan om de ark van Jehovah’s verbond op te voeren en die in het binnenste vertrek, het Allerheiligste, onder de vleugels van de cherubs te plaatsen. Wanneer de priesters naar buiten treden, ’vervult de heerlijkheid van Jehovah het huis van Jehovah’, zodat de priesters niet kunnen blijven staan om dienst te verrichten (8:11). Salomo zegent de gemeente van Israël, en hij zegent en looft Jehovah. Op zijn knieën en met zijn handpalmen naar de hemel uitgebreid, erkent hij in zijn gebed dat de hemel der hemelen Jehovah niet kan bevatten, hoeveel minder dan dit aardse huis dat hij heeft gebouwd. Hij bidt of Jehovah wil luisteren naar allen die Hem vrezen wanneer zij in de richting van dit huis bidden, ja, zelfs naar de buitenlander uit een ver land, „opdat alle volken der aarde uw naam leren kennen, zodat zij u vrezen, evenals uw volk Israël”. — 8:43.
10. Welke belofte en welke profetische waarschuwing geeft Jehovah Salomo in antwoord op diens gebed?
10 Tijdens het 14 dagen durende feest dat nu volgt, offert Salomo 22.000 runderen en 120.000 schapen. Jehovah zegt tot Salomo dat Hij zijn gebed heeft gehoord en dat Hij de tempel heeft geheiligd door er „tot onbepaalde tijd” Zijn naam te vestigen. Indien Salomo nu in oprechtheid voor het aangezicht van Jehovah zal wandelen, zal de troon van zijn koninkrijk bestendig zijn. Mochten Salomo en zijn zonen na hem echter Jehovah’s aanbidding de rug toekeren en andere goden gaan dienen, dan, zo zegt Jehovah, „zal ik Israël stellig afsnijden van de oppervlakte van de aardbodem die ik hun gegeven heb; en het huis dat ik voor mijn naam geheiligd heb, zal ik van voor mijn aangezicht wegwerpen, en Israël zal inderdaad tot een spreekwoord en een spotrede worden onder alle volken. En dit huis zelf zal tot puinhopen worden.” — 9:3, 7, 8.
11. Hoe groot worden Salomo’s rijkdom en wijsheid?
11 Het heeft Salomo 20 jaar gekost om de twee huizen, het huis van Jehovah en het huis van de koning, te voltooien. Nu gaat hij ertoe over om in zijn hele gebied vele steden te bouwen, alsook schepen om met verre landen handel te drijven. Daardoor komt de grote wijsheid die Jehovah Salomo heeft gegeven de koningin van Scheba ter ore, en zij komt om hem met ingewikkelde vragen op de proef te stellen. Na hem gehoord en de voorspoed en het geluk van zijn volk gezien te hebben, roept zij uit: „Men had mij nog niet de helft verteld” (10:7). Terwijl Jehovah ermee voortgaat Israël liefde te betonen, wordt Salomo „in rijkdom en wijsheid groter dan alle andere koningen der aarde”. — 10:23.
12. (a) Waarin faalt Salomo, en welke zaden van opstand beginnen te ontkiemen? (b) Wat profeteert Ahia?
12 Salomo’s ontrouw en dood (11:1-43). In strijd met Jehovah’s gebod neemt Salomo vele vrouwen uit andere natiën — 700 vrouwen en 300 bijvrouwen (Deut. 17:17). Zijn hart wordt verlokt tot het dienen van andere goden. Jehovah zegt hem dat het koninkrijk van hem afgescheurd zal worden, niet in zijn dagen maar in de dagen van zijn zoon. Niettemin zal een deel van het koninkrijk, buiten Juda nog één stam, door Salomo’s zonen worden geregeerd. God laat in naburige natiën tegenstrevers tegen Salomo opstaan, en ook Jerobeam uit de stam Efraïm verheft zich tegen de koning. De profeet Ahia vertelt Jerobeam dat hij koning over tien stammen van Israël zal worden, en Jerobeam vlucht voor zijn leven naar Egypte. Salomo sterft na 40 jaar geregeerd te hebben, en zijn zoon Rehabeam wordt in 997 v.G.T. koning.
13. Hoe vindt er aan het begin van Rehabeams regering een scheuring plaats in het koninkrijk, en hoe tracht Jerobeam zijn koningschap zeker te stellen?
13 Het koninkrijk verdeeld (12:1–14:20). Jerobeam keert uit Egypte terug en gaat met het volk naar Rehabeam toe teneinde hem om verlichting te vragen van alle lasten die Salomo hun had opgelegd. In plaats van te luisteren naar de wijze raad van de oudere mannen in Israël, luistert Rehabeam naar jonge mannen en verzwaart de lasten. Israël komt in opstand en maakt Jerobeam koning over de noordelijke tien stammen. Rehabeam, die alleen Juda en Benjamin heeft overgehouden, brengt een leger op de been om de strijd met de opstandelingen aan te binden, maar hij keert op Jehovah’s bevel terug. Jerobeam bouwt Sichem als zijn hoofdstad, maar hij voelt zich nog steeds onzeker. Hij vreest dat het volk naar Jeruzalem zal terugkeren om Jehovah te aanbidden en dat zij weer onder Rehabeam zullen komen. Om dit te voorkomen, richt hij twee gouden kalveren op, één in Dan en één in Bethel, en om de aanbidding te leiden kiest hij priesters uit, niet uit de stam Levi, maar uit het volk in het algemeen.d
14. Welke profetische waarschuwing wordt tegen Jerobeams huis uitgesproken, en welke onheilen beginnen zich voor te doen?
14 Terwijl Jerobeam een offer brengt op het altaar te Bethel, zendt Jehovah een profeet om hem te waarschuwen dat Hij uit Davids geslachtslijn een koning zal verwekken met de naam Josia, die krachtig tegen dit altaar van valse aanbidding zal optreden. Als voorteken wordt het altaar onmiddellijk vaneengescheurd. De profeet zelf wordt later door een leeuw gedood omdat hij zich niet houdt aan Jehovah’s gebod om tijdens zijn zending niet te eten of te drinken. Nu begint er onheil over Jerobeams huis te komen. Zijn kind sterft als een oordeel van Jehovah, en Gods profeet Ahia voorzegt dat Jerobeams huis volledig afgesneden zal worden wegens de grote zonde die hij heeft begaan door valse goden in Israël op te richten. Na 22 jaar geregeerd te hebben, sterft Jerobeam, en zijn zoon Nadab wordt koning in zijn plaats.
15. Welke gebeurtenissen vinden gedurende de regeringen van de volgende drie koningen in Juda plaats?
15 In Juda: Rehabeam, Abiam en Asa (14:21–15:24). Ondertussen doet Juda onder Rehabeam ook wat kwaad is in Jehovah’s ogen door afgoderij te bedrijven. De koning van Egypte doet een inval en voert veel van de tempelschatten weg. Na 17 jaar geregeerd te hebben, sterft Rehabeam, en zijn zoon Abiam wordt koning. Ook hij blijft tegen Jehovah zondigen, en na een driejarige regering sterft hij. Nu regeert zijn zoon Asa, en in tegenstelling met zijn voorgangers dient hij Jehovah met een onverdeeld hart en verwijdert hij de drekgoden uit het land. Er is voortdurend oorlog tussen Israël en Juda. Asa roept de hulp in van Syrië, en Israël wordt gedwongen zich terug te trekken. Asa regeert 41 jaar en wordt door zijn zoon Josafat opgevolgd.
16. Welke woelige gebeurtenissen doen zich nu in Israël voor, en waarom?
16 In Israël: Nadab, Baësa, Ela, Zimri, Tibni, Omri en Achab (15:25–16:34). Wat een goddeloos stel koningen! Baësa vermoordt Nadab nadat deze nog maar twee jaar heeft geregeerd en zet zijn verdelgingswerk voort door het hele huis van Jerobeam uit te roeien. Hij blijft vasthouden aan de valse aanbidding en zet de strijd tegen Juda voort. Jehovah voorzegt dat Hij een flinke opruiming zal houden achter Baësa’s huis, zoals hij dit ook met het huis van Jerobeam heeft gedaan. Na Baësa’s 24-jarige regering wordt hij opgevolgd door zijn zoon Ela, die twee jaar later wordt vermoord door zijn dienaar Zimri. Zodra Zimri op de troon heeft plaats genomen, slaat hij het hele huis van Baësa neer. Wanneer het volk dit hoort, maken zij Omri, de overste van het leger, koning en trekken op tegen Tirza, Zimri’s hoofdstad. Als Zimri ziet dat alles verloren is, steekt hij het huis van de koning boven zich in brand, zodat hij sterft. Nu tracht Tibni als tegenkoning te regeren, maar na enige tijd overmeesteren de volgelingen van Omri hem en doden hem.
17. (a) Waarvoor staat Omri’s regering bekend? (b) Waarom bereikt de ware aanbidding tijdens Achabs regering haar dieptepunt?
17 Omri koopt de berg Samaria en bouwt daar de stad Samaria. Hij gaat in heel de weg van Jerobeam wandelen door Jehovah met afgodenaanbidding te krenken. In feite is hij nog slechter dan alle anderen vóór hem. Na 12 jaar geregeerd te hebben, sterft hij, en zijn zoon Achab wordt koning. Achab trouwt met Izebel, de dochter van de koning van Sidon, en richt vervolgens in Samaria een altaar voor Baäl op. Hij overtreft al zijn voorgangers in goddeloosheid. In deze tijd herbouwt de Betheliet Hiël de stad Jericho ten koste van het leven van zijn eerstgeboren zoon en dat van zijn jongste zoon. De ware aanbidding heeft haar dieptepunt bereikt.
18. Met welke uitspraak begint Elia zijn profetische werk in Israël, en hoe geeft hij glashelder aan wat de werkelijke oorzaak van Israëls moeilijkheden is?
18 Elia’s profetische werk in Israël (17:1–22:40). Plotseling verschijnt er een boodschapper van Jehovah op het toneel. Het is de Tisbiet Elia.e De allereerste woorden die hij tot koning Achab richt, zijn werkelijk ontstellend: „Zo waar Jehovah, de God van Israël, leeft, ja, voor wiens aangezicht ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen vallen, behalve op bevel van mijn woord!” (17:1) Even plotseling trekt Elia zich op bevel van Jehovah terug in een dal ten oosten van de Jordaan. Er heerst droogte in Israël, maar de raven brengen Elia voedsel. Wanneer het stroomdal opdroogt, zendt Jehovah zijn profeet naar Sarfath in Sidon om daar te verblijven. Wegens de door een weduwe betoonde vriendelijkheid jegens Elia houdt Jehovah haar kleine voorraad meel en olie op wonderbare wijze in stand, zodat zij en haar zoon niet van honger omkomen. Later wordt de zoon ziek en sterft, maar op Elia’s smeekbede brengt Jehovah het kind weer tot leven. Dan, in het derde jaar van de droogte, zendt Jehovah Elia weer naar Achab. Achab beschuldigt Elia ervan dat hij de banvloek over Israël heeft gebracht, maar Elia geeft Achab vrijmoedig te verstaan: „Gij en het huis van uw vader” hebben de banvloek over Israël gebracht door de Baäls te volgen. — 18:18.
19. Hoe wordt de strijdvraag wie de ware God is, duidelijk gesteld, en hoe wordt Jehovah’s oppergezag bewezen?
19 Elia gelast Achab alle profeten van Baäl op de berg Karmel bijeen te brengen. Het zal niet langer mogelijk zijn op twee gedachten te hinken. De strijdvraag wordt duidelijk gesteld: Jehovah contra Baäl! Ten overstaan van het gehele volk maken de 450 priesters van Baäl een stier gereed, leggen hem op het hout op het altaar en bidden of er vuur mag neerdalen om het offer te verteren. Van de ochtend tot de middag roepen zij Baäl tevergeefs aan, onder de spottende opmerkingen van Elia. Zij schreeuwen en maken zich insnijdingen, maar er komt geen antwoord! Vervolgens bouwt de profeet Elia, die helemaal alleen staat, een altaar in de naam van Jehovah en maakt het hout en de stier voor het offer gereed. Hij laat het volk het offer en het hout driemaal met water drenken en bidt dan tot Jehovah: „Antwoord mij, o Jehovah, antwoord mij, opdat dit volk moge weten dat gij, Jehovah, de ware God zijt.” Hierop flitst er vuur uit de hemel en verteert het offer, het hout, de altaarstenen, het stof en het water. Wanneer het gehele volk dit ziet, vallen zij onmiddellijk op hun aangezicht en zeggen: „Jehovah is de ware God! Jehovah is de ware God!” (18:37, 39) Dood aan de profeten van Baäl! Elia neemt het afslachten geheel voor zijn rekening, zodat geen van hen ontsnapt. Dan geeft Jehovah regen, waardoor er een eind komt aan de droogte in Israël.
20. (a) Hoe verschijnt Jehovah bij de Horeb aan Elia, en welke opdracht en troost geeft Hij hem? (b) Welke zonde en welke misdaad worden door Achab begaan?
20 Wanneer het bericht over Baäls vernedering Izebel ter ore komt, tracht zij Elia te laten doden. Uit vrees vlucht hij met zijn bediende naar de wildernis, en Jehovah leidt hem naar de Horeb. Daar verschijnt Jehovah aan hem — nee, niet opzienbarend in een wind of een aardbeving of een vuur, maar met „een rustige, zachte stem” (19:11, 12). Jehovah zegt hem dat hij Hazaël tot koning van Syrië, Jehu tot koning over Israël en Elisa tot profeet in zijn plaats moet zalven. Hij troost Elia met het bericht dat 7000 personen in Israël zich niet voor Baäl hebben gebogen. Elia gaat onmiddellijk op weg om Elisa te zalven door zijn ambtsgewaad op hem te werpen. Achab behaalt nu twee overwinningen op de Syriërs maar wordt door Jehovah bestraft omdat hij een verbond met hun koning sluit in plaats van hem te doden. Dan komt de kwestie met Naboth, wiens wijngaard Achab begeert. Izebel laat door valse getuigen een gefingeerde beschuldiging tegen Naboth inbrengen en hem ter dood brengen, zodat Achab de wijngaard in bezit kan nemen. Wat een onvergeeflijke misdaad!
21. (a) Welk vonnis spreekt Elia over Achab en zijn huis alsook over Izebel uit? (b) Welke profetie gaat bij Achabs dood in vervulling?
21 Opnieuw verschijnt Elia. Hij zegt Achab dat daar waar Naboth is gestorven, de honden ook zijn bloed zullen oplikken, en dat zijn huis net zo volledig uitgeroeid zal worden als dat van Jerobeam en Baësa. De honden zullen Izebel opeten op het stuk land van Jizreël. „Zonder uitzondering heeft niemand er blijk van gegeven als Achab te zijn, die zich verkocht heeft om te doen wat kwaad was in de ogen van Jehovah, die door zijn vrouw Izebel werd opgehitst” (21:25). Omdat Achab zich bij het horen van Elia’s woorden echter verootmoedigt, zegt Jehovah dat de rampspoed niet in zijn dagen zal komen maar in de dagen van zijn zoon. Achab verbindt zich nu met Josafat, de koning van Juda, in de strijd tegen Syrië, en tegen de raad van Jehovah’s profeet Michaja in trekken zij ten strijde. Achab overlijdt aan de verwondingen die hij in de strijd oploopt. Wanneer zijn strijdwagen bij de vijver van Samaria wordt afgespoeld, likken honden zijn bloed op, precies zoals Elia had geprofeteerd. Zijn zoon Ahazia wordt in zijn plaats koning van Israël.
22. Waardoor wordt de regering van Josafat in Juda en die van Ahazia in Israël gekenmerkt?
22 Josafat regeert in Juda (22:41-53). Josafat, die te zamen met Achab tegen Syrië ten strijde was getrokken, is Jehovah net als zijn vader Asa trouw, maar hij blijft in gebreke de hoge plaatsen voor valse aanbidding geheel en al op te ruimen. Na 25 jaar geregeerd te hebben, sterft hij, en zijn zoon Joram wordt koning. In het noorden, in Israël, treedt Ahazia in de voetstappen van zijn vader door Jehovah met zijn Baälaanbidding te krenken.
WAAROM NUTTIG
23. Welke verzekering en aanmoediging verschaft Eén Koningen met betrekking tot het gebed?
23 Van het goddelijke onderricht in Eén Koningen kan veel profijt worden getrokken. Laten wij eerst eens stilstaan bij de kwestie van het gebed, iets wat in dit boek zo vaak op de voorgrond treedt. Toen Salomo zich voor de enorme verantwoordelijkheid van het koningschap in Israël geplaatst zag, bad hij nederig als een kind tot Jehovah. Hij vroeg slechts om onderscheidingsvermogen en een gehoorzaam hart, maar naast een overvloedige mate van wijsheid gaf Jehovah hem ook rijkdom en heerlijkheid (3:7-9, 12-14). Mogen wij thans de zekerheid bezitten dat onze nederige gebeden om wijsheid en leiding in Jehovah’s dienst niet onverhoord zullen blijven! (Jak. 1:5) Mogen wij altijd uit de grond van ons hart vurig bidden, vol diepe waardering voor al Jehovah’s goedheid, zoals Salomo dit bij de inwijding van de tempel deed! (1 Kon. 8:22-53) Mogen onze gebeden altijd het stempel van onvoorwaardelijk geloof en vertrouwen in Jehovah dragen, net als de gebeden van Elia in een tijd van beproeving en toen hij tegenover een demonenaanbiddende natie stond! Jehovah zorgt op wonderbaarlijke wijze voor hen die hem in gebed zoeken. — 1 Kon. 17:20-22; 18:36-40; 1 Joh. 5:14.
24. Welke waarschuwende voorbeelden worden in Eén Koningen gegeven, en waarom dienen vooral opzieners hier nota van te nemen?
24 Verder dienen de voorbeelden van hen die zich niet voor Jehovah verootmoedigden, een waarschuwing voor ons te zijn. ’God weerstaat zulke hoogmoedigen’ beslist! (1 Petr. 5:5) Daar was Adonia, die dacht dat hij Jehovah’s theocratische aanstelling kon negeren (1 Kon. 1:5; 2:24, 25); Simeï, die dacht zich ongestraft buiten de hem gestelde grenzen te kunnen begeven en weer te kunnen terugkomen (2:37, 41-46); Salomo in zijn latere jaren, wiens ongehoorzaamheid hem door Jehovah verwekte tegenstrevers bezorgde (11:9-14, 23-26); en de koningen van Israël, wier valse religie rampzalig bleek te zijn (13:33, 34; 14:7-11; 16:1-4). Bovendien was daar de boosaardig hebzuchtige Izebel, de macht achter Achabs troon, wier beruchte voorbeeld duizend jaar later gebruikt werd in een waarschuwing gericht tot de gemeente in Thyatira: „Niettemin heb ik dit tegen u, dat gij die vrouw Izebel, die zich een profetes noemt, tolereert, en zij leert en misleidt mijn slaven, zodat zij hoererij bedrijven en dingen eten die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht” (Openb. 2:20). Opzieners moeten de gemeenten rein houden en vrij van alle Izebel-achtige invloeden! — Vergelijk Handelingen 20:28-30.
25. Welke profetieën uit Eén Koningen zijn treffend in vervulling gegaan, en hoe kan het in gedachte houden daarvan een hulp betekenen voor ons in deze tijd?
25 Jehovah’s vermogen om te profeteren, spreekt duidelijk uit de vervulling van veel profetieën die in Eén Koningen staan opgetekend. Daar is bijvoorbeeld de opmerkelijke voorspelling, die ruim 300 jaar van tevoren werd gedaan, dat Josia degene zou zijn die Jerobeams altaar te Bethel vaneen zou scheuren. Josia heeft dit inderdaad gedaan! (1 Kon. 13:1-3; 2 Kon. 23:15) Het treffendst zijn echter de profetieën die verband houden met het door Salomo gebouwde huis van Jehovah. Jehovah zei tot Salomo dat afval tot valse goden ertoe zou leiden dat Jehovah Israël van de oppervlakte van de aardbodem zou afsnijden en dat Hij het huis dat Hij voor zijn naam geheiligd had, van voor zijn aangezicht zou wegwerpen (1 Kon. 9:7, 8). In 2 Kronieken 36:17-21 lezen wij hoe volkomen waar deze profetie bleek te zijn. Bovendien wees Jezus erop dat de later door Herodes de Grote op hetzelfde terrein gebouwde tempel hetzelfde lot zou ondergaan en om dezelfde reden (Luk. 21:6). Hoe waar is ook dit gebleken! Wij dienen deze rampspoeden en de reden ervoor in gedachte te houden, en ze zouden ons eraan moeten herinneren altijd de wegen van de ware God te bewandelen.
26. Welk stimulerende toekomstbeeld van Jehovah’s tempel en koninkrijk wordt ons in Eén Koningen verschaft?
26 De koningin van Scheba kwam uit haar verre land en stond verbaasd van Salomo’s wijsheid, de voorspoed van zijn volk en de heerlijkheid van zijn koninkrijk, met inbegrip van het luisterrijke huis van Jehovah. Maar zelfs Salomo erkende tegenover Jehovah: „De hemel, ja, zelfs de hemel der hemelen, kan u niet bevatten; hoeveel minder dan dit huis dat ik gebouwd heb!” (1 Kon. 8:27; 10:4-9) Eeuwen later kwam Christus Jezus echter om geestelijke bouwwerkzaamheden uit te voeren die voornamelijk verband hielden met het herstel van de ware aanbidding in Jehovah’s grote geestelijke tempel (Hebr. 8:1-5; 9:2-10, 23). Voor hem, de grotere dan Salomo, is Jehovah’s belofte van kracht: „Dan zal ik inderdaad de troon van uw koninkrijk over Israël tot onbepaalde tijd bevestigen” (1 Kon. 9:5; Matth. 1:1, 6, 7, 16; 12:42; Luk. 1:32). Eén Koningen verschaft ons een stimulerend toekomstbeeld van de heerlijkheid van Jehovah’s geestelijke tempel en van de voorspoed, de vreugde en het heerlijke geluk van allen die onder de wijze regering van Jehovah’s koninkrijk in handen van Christus Jezus zullen leven. Steeds beter gaan wij begrijpen dat de ware aanbidding en Jehovah’s wonderbaarlijke voorziening van zijn door het Zaad geregeerde koninkrijk uitermate belangrijk zijn!
[Voetnoten]
a The International Standard Bible Encyclopedia, Deel 4, 1988, onder redactie van G. W. Bromiley, blz. 648.
b Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 90; Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 952.
c Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 750, 751.
d Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 947, 948.
e Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 949, 950.