De tirannie der kaste
Alhoewel men het woord „kaste” gewoonlijk verbindt met India, is dit gebruik geenszins tot dat land beperkt. Hoe dit zich ook uit, het is niets minder dan tirannie en wordt in Gods Woord veroordeeld.
ONGETWIJFELD zult u niet in het minst vermoeden dat er onder dieren op een boerderij een soort van kastenstelsel bestaat. Wist u echter dat een onderzoek heeft onthuld dat onder kippen en koeien, zelfs op het erf bij de schuur, alle ’speciale voorrechten, de onderdrukking, de wreedheid en voornaam-doenerij van het kastenstelsel’ worden aangetroffen?
Ja, op het kippenerf bestaat „een vast omlijnde sociale hiërarchie.” „Elke kip heeft een heilzame vrees voor de in rang boven haar staanden en weet wie er onder haar staan” (Saturday Review van 22 juni 1957). Elke kudde koeien heeft haar koningin „die altijd als eerste de schuur binnengaat of zich naar de wei begeeft en het onbetwistbare recht bezit om elke andere koe bij de voedertrog te verdringen. Achter haar lopen in een onveranderlijke volgorde andere koeien van een goede maatschappelijke stand.” — American Mercury van november 1956.
De gedachte van een kastenstelsel onder de lagere dieren doet ons mensen vermakelijk aan; wij weten niet in hoever dit stelsel de onderdrukten leed doet. Het kastenstelsel onder mensen is echter niet in het minst vermakelijk; dit onmenselijke, hardvochtige juk van tirannie drukt zwaar op de schouders van vele, vele miljoenen, het roept in allen die rechtvaardigheid liefhebben, of zij er nu al dan niet door worden aangetast, sterke gevoelens van gerechtvaardigde verontwaardiging op.
VELE SOORTEN VAN KASTEN
Het kastenstelsel, of het gebruik van macht om anderen te onderdrukken wegens een vermeende superioriteit, is altijd tiranniek. Het veronderstelde verschil is wellicht geheel denkbeeldig, zoals in het Indiase kastenstelsel, of het gevolg van de omstandigheden waaronder men geboren is, zoals bij de rassendiscriminatie van een minderheid. Zo beziet men in vele oosterse landen hen die een lichte huidskleur hebben met een scheef oog, terwijl in westerse landen mensen met een donkere huidskleur worden onderdrukt. Grote vormen van kastentirannie zijn onder andere het brahmaanse kastenstelsel van India, rassendiscriminatie, nationaal vooroordeel en esthetisch snobisme ten gevolge van opvoeding, cultuur, rijkdom, enz., en op religieus gebied het onderscheid tussen geestelijken en leken.
Over het algemeen denkt men dat het kastenonderscheid afkomstig is uit India, maar het is helemaal terug te voeren tot de priesterschap welke Nimrods moeder na diens dood oprichtte. Vele eeuwen voor Christus trokken lichtgetinte Ariërs India binnen, onderwierpen het volk en drongen hun een arbitrair kastenstelsel op. Het hindoe-woord voor kaste heeft de gedachte in zich van kleur, lichte kleur, terwijl het Portugese woord waarvan het Nederlandse woord „kaste” is afgeleid „ras” betekent, waarbij vanzelfsprekend werd gedacht aan zuiver of onvermengd ras. Een hindoe-schrijver bericht dat spoedig werd ontdekt dat het brahmaanse ’kastenstelsel een zeer doeltreffend instrument was om te kunnen heersen en exploiteren, om de mensen door onwetendheid onderdanig en door toenemende afscheidingen zwak te houden.’ — The Menace of Hindu Imperialism, Swami Dharm Theertha, 1946.
Oorspronkelijk kende de brahmaanse kaste vier grote groepen: 1. de brahmanen, of priesters en geleerden; 2. de krijgslieden en regeerders; 3. de land-, koop- en handwerkslieden; 4. de dienstbaren. Zij die om de een of andere reden uit hun kaste werden verstoten, vormden een vijfde groep, de uitgestotenen of „onaanraakbaren” (Winkler Prins Encyclopaedie, deel 11, blz. 803, 804, uitg. 1951). Deze laatste klasse werd zo’n jammerlijk en erbarmelijk lot toegemeten, dat de Indiase regering het bestaan er van onwettig verklaarde.
Een bijzonder meedogenloze vorm der kastentirannie is die welke op de huidskleur is gebaseerd. Het kastenonderscheid in de vorm van apartheid is thans een der voornaamste vraagstukken van Zuid-Afrika. In de zomer van 1957 berichtte de openbare pers over het ene voorval van dit soort van kastentirannie na het andere in de Verenigde Staten. Om negen negerkinderen te beletten een „highschool” in Little Rock, Arkansas, te bezoeken, zond de gouverneur van de staat er honderden militairen op uit, gewapend met geweren, knuppels en gasmaskers, ogenschijnlijk om moeilijkheden te voorkomen, maar in werkelijkheid partij kiezend voor wetsovertreders die zich tegen de soevereiniteit van de federale regering kantten. In Los Angeles, Californië, tekenden alle drieënveertig leden van een zekere methodistische kerk opnieuw een protest waarin zij zich keerden tegen de aanstelling van een negerdominee voor hun kerk.
Zo vonden er binnen slechts enkele maanden nog veel meer voorvallen plaats waarbij men protesteerde tegen de verordening van het Hooggerechtshof dat de segregatie der studenten overeenkomstig ras onwettig was. Gods wet eist van ons dat wij onze naaste liefhebben gelijk onszelf. Voorstanders der segregatie hebben dit niet, evenmin als achting voor de wet van het land zoals die door middel van het Hooggerechtshof wordt geïnterpreteerd.
Algemener maar misschien minder onmenselijk is de tirannie van het kastenonderscheid op grond van cultuur, opvoeding en rijkdom. De bezitters er van laten zich hierop voorstaan tegenover de niet-bezittende klasse. Evenals bij het kastenstelsel in India worden alle sociale contacten op grond van deze onderscheidingen geregeld.
Partijgeest wegens nationaliteit is eveneens een vorm van kastentirannie. Men ziet op de vreemdeling neer ongeacht zijn verdiensten. Aanhangers der nationalistische kaste hebben gewoonlijk meer haat voor andere volken dan liefde voor hun eigen land.
En dan is er nog het religieuze kastenstelsel waarbij zij die het geestelijke kleed dragen, apart worden gezet als zijnde heiliger dan andere mensen. Zij worden ook onderscheiden door titels zoals „Eerwaarde,” „Vader,” „Bisschop,” „Monseigneur,” enz. Dit is eveneens een vorm van tirannie, waardoor anderen er toe worden gebracht zich uit vrees en respect neer te buigen en zich verplicht te gevoelen financiële ondersteuning aan de bevoorrechten te verlenen.
GEEN SCHRIFTUURLIJKE ONDERSTEUNING
De georganiseerde religie ondersteunt de kasten-status quo gewoonlijk. Nergens in Gods Woord wordt de kastentirannie echter goedgekeurd. Onder de Israëlieten uit de oudheid bestond geen kastenstelsel; het huwelijk met andere volken werd alleen verboden om de aanbidding van Jehovah zuiver te houden. De Israëlieten mochten wel met niet-Israëlitische proselieten trouwen, waarvan Rachab en Ruth twee voorbeelden zijn.
Alhoewel de Israëlieten werden erkend als Jehovah’s uitverkoren volk wegens Gods verbond met hun voorvader Abraham, werden zij er voor gewaarschuwd geen kastenbewustzijn te ontwikkelen. Hun werd verteld dat Jehovah deze vreemdelingen liefheeft en zij werden er aan herinnerd dat zij in Egypte zelf vreemdelingen waren geweest. Ja, Gods profeten brachten hen herhaaldelijk in herinnering dat Gods gunst niet afhankelijk was van ras maar of Hij op juiste wijze werd aanbeden.
In de Christelijke Griekse Geschriften wordt dit zelfs nog duidelijker te kennen gegeven. Zo zei de apostel Paulus dat God ’uit één man alle natiën der mensheid heeft gemaakt, om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen.’ Indien allen van één man, Adam, afstammen, zijn allen aan elkaar verwant en kan er geen superioriteit zijn wegens kleur of enige andere fysieke kenmerken. (Dit wordt bevestigd door het feit dat het bloed van elk der rassen niet onderscheiden kan worden van dat der andere.) Paulus toont eveneens aan dat christenen geen onderscheid dienen te maken wegens nationale of politiek-economische verschillen: „Er is noch jood noch Griek, er is noch slaaf noch vrije” in de christelijke gemeente. — Hand. 17:26; Gal. 3:28.
En verre van enig kastenonderscheid te erkennen wegens een wereldse opvoeding, wordt ons gezegd dat ’de wijsheid dezer wereld dwaasheid bij God is’ (1 Kor. 3:19). En aan hen die een kastenstelsel opzetten met betrekking tot rijkdom, door de rijken boven de armen te begunstigen, schreef de discipel Jakobus botweg: „Gij hebt klasseonderscheid onder u en gij zijt rechters geworden die verdorven beslissingen neemt, niet waar? Hoort, mijn geliefde broeders. Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in geloof en erfgenamen van het koninkrijk dat hij beloofd heeft aan hen, die hem liefhebben? Gij echter hebt de arme man onteerd. Lasteren niet de rijken . . . de prachtige naam waarmee gij werdt genoemd? Indien gij nu de koninklijke wet volbrengt overeenkomstig de Schrift, ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf,’ doet gij zeer goed. Wanneer gij echter blijk blijft geven van begunstiging, doet gij zonde, want gij wordt door de wet als overtreders terechtgewezen.” — Jak. 2:4-9.
Ook in de christelijke gemeente dient geen kastenstelsel te bestaan wegens speciale dienstvoorrechten. Omdat twee van Jezus’ apostelen om de voornaamste zetels in Jezus’ koninkrijk hadden gevraagd, zei hij tot hen: „Gij weet dat de heersers der natiën over hen heersen en de grote mannen autoriteit over hen uitoefenen. Dit is niet de regeling onder u; maar al wie groot onder u wil worden, moet uw dienaar zijn, en al wie de eerste onder u wil zijn, moet uw slaaf zijn.” — Matth. 20:25-27.
Jezus schakelde het kastenstelsel van een titel voerende geestelijkheid eveneens definitief onder zijn volgelingen uit. Toen hij zulke praktijken onder de joden veroordeelde, zei hij onder andere: „Laat gij u echter niet ’Rabbi’ noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt. Noemt bovendien niemand op aarde uw Vader, want één is uw Vader, de hemelse. Laat u ook geen ’leiders’ noemen, want één is uw Leider, de Christus. De grootste onder u moet echter uw dienaar zijn.” — Matth. 23:8-11, marge.
DE SCHADE WELKE HET KASTENONDERSCHEID AANRICHT
Er bestaat geen twijfel over dat dit onderscheid in kasten veel lijden veroorzaakt. Welk een wreed en zelfzuchtig gebruik! Zij die anderen kastenonderscheidingen opleggen, slaan geen acht op Jehovah’s bevel „recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.” Zij laten na ’hun naaste lief te hebben als zichzelf’ en zien het volgende bij monde van Jezus gesproken gebod over het hoofd: „Al wat gij derhalve wilt dat u de mensen doen, moet ook gij hun desgelijks doen; dit is trouwens de betekenis van de Wet en de Profeten.” — Micha 6:8, NBG; Matth. 22:39; 7:12.
Door het kastenonderscheid worden niet alleen degenen geschaad die er door worden onderdrukt, maar eveneens zij die er door worden verheven. Hoe dat zo? Omdat het een uiting van trots is, en „hovaardij gaat vooraf aan het verderf, en hoogmoed komt vóór den val.” Ook worden wij er voor gewaarschuwd dat „al wie zich verhoogt, vernederd zal worden,” en dat „wat verheven onder mensen is, iets walgelijks in Gods ogen is.” En wanneer de mensen het kastenstelsel in die mate beoefenen dat het hen onbarmhartig en hardvochtig maakt, betekent dit dat zij op dezelfde wijze door de grote Rechter, Jehovah God, behandeld zullen worden. — Spr. 16:18, NBG; Matth. 23:12; Luk. 16:15; Matth. 7:2.
Wij hebben dus bemerkt dat door kastenonderscheid trots, jaloezie en tweedracht gekweekt wordt. Omdat deze dingen in strijd zijn met Gods Woord, zijn ze van Satan de Duivel afkomstig, en daar ze door de lagere dieren worden beoefend, zijn ze dierlijk. De berispende woorden van de discipel Jakobus zijn derhalve toepasselijk: „Indien gij bittere jaloersheid en twist in uw hart hebt, roemt en liegt dan niet tegen de waarheid. Dit is niet de wijsheid die van boven komt, maar is aards, dierlijk, demonisch. Want waar naijver en twist zijn, is wanorde en allerlei verachtelijks.” — Jak. 3:14-16.
Het ernstigst van alles is echter dat door het kastenonderscheid schepselen worden verhoogd en daarom is het een vorm van sehepselaanbidding. Als zodanig lokken ze Gods gramschap uit, want hij is „een God die exclusieve toewijding eist.” Omdat Hij zichzelf niet kan verloochenen, zal hij de trotse man in de ophanden zijnde strijd van Armageddon vernederen en zijn naam alleen verheven laten zijn. — Ex. 20:5.
Zij die God en hun naaste liefhebben, zullen niets met enig kastenonderscheid te doen willen hebben, noch met organisaties welke ze beoefenen. Voor degenen ten aanzien van wie een ongunstig onderscheid wordt gemaakt wegens kastenonderscheid en die niet onder dit juk vandaan kunnen komen, is het veeleer de verstandige handelwijze om op Jehovah te wachten in plaats dat zij er een strijdvraag van maken en zoals sommigen hun leven er aan opofferen om voor deze zaak te strijden. Zij kunnen beter wachten totdat het Jehovah’s bestemde tijd is om aan al het onrecht een einde te maken, hetgeen hij in zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid zal doen.