Bekwaam om met vertrouwen te onderwijzen
1. Wat zullen Jehovah’s getuigen tot hun vreugde doen wanneer zij daartoe de gelegenheid krijgen?
GEWOONLIJK wil men wanneer men goed nieuws heeft gehoord waardoor men troost en vreugde des harten heeft ontvangen, anderen vertellen wat men weet. Jehovah’s getuigen hebben zich tot Gods Woord gewend, het zorgvuldig bestudeerd en bemerkt dat het vol met goed nieuws is. Hoe meer zij de zesenzestig bijbelboeken — Gods Woord van Genesis tot Openbaring — bestuderen, des te duidelijker wordt dit goede nieuws hun en des te groter is de vreugde welke deze studie hun ziel bereidt. Wanneer een christen met iemand anders over al het goede dat Gods koninkrijk zal brengen, kan spreken, is dit hem een intens genoegen. Hij behoeft niet te strijden om de ander inzicht te geven, zo zegt de apostel Paulus, maar hij moet veeleer tactvol zijn en zijn woorden zorgvuldig kiezen. De onderwijzer zal trachten degene die naar hem luistert nieuwe dingen bij te brengen. Daarom schreef Paulus aan Timotheüs: „Een slaaf des Heren behoeft echter niet te strijden, maar moet tactvol zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen.” — 2 Tim. 2:24.
2. Hoe dacht men in vroeger jaren vaak over de prediking, en hoe is die mening thans veranderd?
2 Het grote werk waar Jehovah’s getuigen zich in deze laatste dagen van des Duivels organisatie mee bezighouden, is het geven van particulier onderricht. Alhoewel zij het goede nieuws van Gods koninkrijk sinds 1918 nu al veertig jaar hebben gepredikt, komt er thans een steeds grotere verantwoordelijkheid op hun schouders te rusten om de mensen omtrent Gods koninkrijk te onderwijzen. In vroeger jaren was men de mening toegedaan dat wanneer men slechts enkele woorden over het Koninkrijk had gezegd en de mensen over de strijd van Armageddon had verteld, zij reeds getuigenis hadden gehad. Thans zijn de mensen echter zo volkomen onwetend en in duisternis omtrent Gods Woord, dat er meer gedaan moet worden dan hen slechts te herinneren aan wat er in de bijbel staat. Wanneer wij hiertoe worden uitgenodigd, dienen wij hen beslist in hun huis op te zoeken, hun bijbel te gebruiken en hun te laten zien wat er allemaal in staat en waar zij de waarheden omtrent het koninkrijk Gods — ’s mensen enige hoop — kunnen vinden. Jehovah’s getuigen hebben reden genoeg om thans zo energiek tot de mensen te prediken en hen te onderwijzen. Zij hebben schriftuurplaatsen ter ondersteuning van hun prediking van huis tot huis. (Zie Handelingen 5:42 en 20:20.) De schriftuurplaats Psalm 96:2 zegt ons bovendien dat wij het dagelijks moeten doen, want daar staat: „Vertelt van dag tot dag het goede nieuws van de van hem afkomstige redding.” Wanneer de mensen te weten komen dat iedereen op aarde onder Gods koninkrijk een gezond leven zal leiden en in een paradijsachtige wereld zal leven, is dit stellig goed nieuws voor hen.
3, 4. (a) Hoe gaf Jezus antwoord op de vraag der discipelen betreffende het teken van de voleinding van dit samenstel van dingen? (b) Wie voeren Jezus’ bevel thans uit?
3 Nu zij zulk een boodschap hebben, willen Jehovah’s getuigen elke dag of zo vaak mogelijk per week van huis tot huis gaan, om over de redding te spreken waarin God voor de mensheid heeft voorzien. Alhoewel David de prediking tot zijn naaste in zijn tijd op het oog had, legde Jezus er tijdens zijn aardse omwandeling wel bijzonder de nadruk op. Hij wond er geen doekjes om toen hij zijn discipelen vertelde wat zij moesten doen. In het vierentwintigste hoofdstuk van Mattheüs staat opgetekend dat de discipelen tot Jezus kwamen en hem vroegen door welk teken het einde dezer wereld gekenmerkt zou worden. Omdat zij hier heel graag meer over wilden weten, gingen vier van zijn discipelen toen hij op de helling van de Olijfberg even buiten Jeruzalem zat, naar Jezus toe en vroegen hem in vertrouwen: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken van uw tegenwoordigheid en van de voleinding van het samenstel van dingen zijn?” — Matth. 24:3.
4 Jezus legde toen in bijzonderheden uit welke toestanden er in de tijd van het einde, wanneer dit samenstel van dingen tot zijn voltooiing zou komen, op aarde zouden bestaan en op grond van welke zichtbare gebeurtenissen zij er zeker van konden zijn dat hij onzichtbaar voor de tweede maal tegenwoordig was. Bij zijn grote opsomming — zoals oorlogen, pestilenties, hongersnoden, misdadigheid onder het volk en het voortbrengen van een volkenbond — vermeldde hij iets bijzonders wat niet alleen voor zijn volk maar voor de gehele wereld duidelijk kenbaar zou zijn, namelijk: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:14). Het is thans onloochenbaar dat Jehovah’s getuigen als een christelijke organisatie actiever zijn dan enige andere religieuze organisatie in de prediking van het goede nieuws omtrent Gods koninkrijk. Gezien de feiten kunnen wij met alle vrijmoedigheid zeggen dat Jehovah’s getuigen de enigen zijn die bekendmaken dat Gods koninkrijk de enige hoop voor de mensheid is en dat al ’s mensen krachtsinspanningen om thans door middel van politieke organisaties en met steun der religiën en de handelsreuzen iets te bereiken, tot falen gedoemd zijn. Wij weten dat er over de gehele wereld bekendgemaakt moet worden dat alleen Gods koninkrijk een zegen voor de mensheid zal zijn. Wanneer dit predikingswerk is voltooid, zal naar Jezus zei, het einde van dit samenstel van dingen komen.
5. Welk in Mattheüs 28:19, 20 opgetekend bevel volgen ware christenen thans op, waardoor zij welk vertrouwen aan de dag leggen?
5 Vlak voordat Jezus naar de hemel voer, gaf hij zijn discipelen het volgende duidelijk omschreven gebod: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en onderwijst hen al wat ik u heb geboden, na te komen. En, ziet! ik ben met u alle dagen tot de voleinding van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20). Christus Jezus is nu stellig met zijn volk; hij ziet er op toe dat dit goede nieuws van het Koninkrijk wordt gepredikt en dat er door het onderwijzingswerk in alle delen der aarde discipelen worden gemaakt. De mensen worden onderwezen; er wordt niet alleen tot hen over het Koninkrijk gepredikt, maar thuis ontvangen zij studie en onderricht uit Gods Woord. Paulus gaf Timotheüs te kennen dat hij ’bekwaam moest zijn om te onderwijzen.’ Jehovah’s getuigen moeten zich dus tot dezelfde taak toerusten. Aangezien elke christen zodra hij hiertoe in staat is, een onderwijzer moet zijn, moet hij een goede kennis van de Schrift bezitten. Hij moet zijn rechtschapenheid tonen door goede werken, studie en dienst, en vroeg of laat net als David kunnen zeggen: „Oordeel mij, o Jehovah, want ík heb in mijn rechtschapenheid gewandeld.”
ONDERWIJZERS MOETEN RECHTSCHAPEN ZIJN
6. Hoe geven Jehovah’s getuigen blijk van hun rechtschapenheid, en naar wat voor soort van mensen zien zij uit?
6 Alle getuigen van Jehovah moeten thans hun rechtschapenheid bewijzen. Een ieder van hen is er voor Jehovah God en diens aardse organisatie verantwoordelijk voor dat dit predikings- en onderwijzingswerk vóór het definitieve einde wordt volbracht. Men heeft wel eens gezegd dat Jehovah’s getuigen de snelst-groeiende religieuze organisatie vormen van deze tijd. Heeft u zich wel eens afgevraagd hoe dat komt? Stellig niet omdat zij er naar streven dit te zijn, maar omdat zij weten dat er een verantwoordelijkheid op hun schouders rust welke zij aanvaard hebben, namelijk, om alle schapen van Gods kudde bijeen te brengen. Zij die waarheid en rechtvaardigheid minnen en niet willen dat hun leven met dat der mensen op wie bloedschuld rust, wordt weggenomen, noch willen omgaan met hen die zich losbandig gedragen, zien uit naar Jehovah’s ware volk. Jehovah’s getuigen stellen alles in het werk om deze mensen die zuchten en het uitroepen vanwege de gruwelen welke er in de wereld worden bedreven, te vinden. Hiertoe moeten zij van deur tot deur gaan, en dat doen zij dan ook keer op keer, jaar in, jaar uit. Waarschijnlijk zijn Jehovah’s getuigen al vaak bij u aan de deur geweest, tenzij u natuurlijk geïsoleerd woont, doordat conciërges of pension- en hoteleigenaars niet toestaan dat zij bij u komen. Wanneer zij uw huis echter kunnen bereiken en welkom zijn, zullen zij graag met u willen praten; u kunt er werkelijk zeker van zijn dat dit hun grote vreugde zal geven.
7. Welke verantwoordelijkheid waarvan David zich bewust was voelen Jehovah’s getuigen thans ook, en wiens predikingsvoorbeeld trachten zij na te volgen?
7 Jehovah’s getuigen voelen dezelfde verantwoordelijkheid op zich rusten waarvan David zich bewust was, namelijk om hun rechtschapenheid te bewaren, openlijk hun standpunt voor rechtvaardigheid en tegen boosheid in te nemen en niet om te gaan met dit oude samenstel van dingen dat de mensen doet degenereren. Met de bijbel in de hand — waarin zij goed thuis zijn — voelen zij zich goed toegerust tot het onderwijswerk en daarom gaan zij naar de huizen der mensen om te trachten hun bijbelkennis bij te brengen. Tegelijkertijd blijven zij zelf op de gemeentevergaderingen studeren om een grotere onderwijsbekwaamheid te verwerven. Zij houden in gedachten dat hun leider, Jezus Christus, de grootste leraar was die ooit op aarde heeft geleefd. Hij kon de waarheid in de geest van zijn volgelingen prenten en hen, omdat hij zijn woorden met de Schrift ondersteunde, zo overtuigen dat zij hem geloofden en zijn discipelen werden.
8. Aan welke vereisten moet een leerling van Christus Jezus voldoen, en zijn er veel die thans hun rechtschapenheid handhaven?
8 Zij die Christus Jezus willen volgen, moeten oprechte leerlingen van hem zijn en verlangend zijn naar hun leraar te luisteren. Een leerling moet belangstelling en liefde voor zijn onderwijzer hebben om diens ideeën te kunnen vatten. Wanneer de onderwijzer in de gelegenheid is lang genoeg met een toegewijde leerling om te gaan, zal deze spoedig net als hij handelen, spreken en leven. Zo was het nu ook precies met Christus Jezus’ discipelen. Toen hij hun zei, ’Komt allen tot mij, die zwoegt en zwaar belast zijt, en ik zal u verkwikken, komt met mij onder mijn juk en wordt mijn discipelen,’ bedoelde hij dat hij er de tijd voor zou nemen om alle moeilijkheden en problemen des levens aan hen uit te leggen en dat hij hen zou helpen de wereld te overwinnen, zoals hij dit zelf ook had gedaan (Matth. 11:28). Er zijn slechts weinig mensen die hun rechtschapenheid bewaren, maar toch zijn er altijd enkele ware getuigen van Jehovah op aarde geweest. Wanneer u Jehovah’s getuigen de gelegenheid geeft eens bij u binnen te komen, zodat zij met u kunnen spreken en een studie bij u kunnen oprichten — waarbij u uw eigen katholieke, protestantse of joodse bijbel, in wat voor vertaling en taal ook, kunt gebruiken — zult u bemerken dat de bijbel het antwoord heeft voor uw problemen, ja, voor alle problemen.
9. Welke positieve houding dienen ware christenen volgens Psalm 25:4, 5 te tonen, en welk aanbod wordt hun die kennis zoeken, gedaan?
9 U zult echter niet alles in een handomdraai begrijpen. Geef de moed evenwel niet op. Neem er de tijd voor af, studeer met Jehovah’s getuigen en doe kennis op, ook al bent u het in het begin niet direct helemaal met de gegeven raad eens. U dient evenals David te zijn, die zei: „Maak mij uw wegen bekend, o Jehovah; onderwijs mij in úw paden. Doe mij in uw waarheid wandelen en onderwijs mij, want gij zijt de God van mijn redding” (Ps. 25:4, 5). Schenk Jehovah’s getuigen de gelegenheid eens per week een uur of anderhalf uur op een voor u gelegen tijd bij u thuis te komen om met u te studeren. Ga dan terstond tot de bijbelstudie over, zoek de behandelde schriftuurplaatsen op, en u zult verbaasd staan over wat u in een periode van slechts zes maanden zult leren; het is bovendien allemaal gratis. Wanneer u nog nooit met een van Jehovah’s getuigen heeft gestudeerd, of wanneer u dit wel heeft gedaan maar de studie is afgebroken en u nu graag weer verder zoudt gaan, behoeft u slechts een kaart aan Wachttoren, Koningslaan 1, Amsterdam, te schrijven met het verzoek. „Ik wil graag bijbelstudie van u ontvangen,” om spoedig door iemand bezocht te worden die u bij uw studie van Jehovah’s Woord zal helpen. Vergeet niet ons uw naam en adres op te geven, dan zullen wij er voor zorgen dat u zo gauw mogelijk wordt bezocht. Honderdduizenden personen die thuis bijbelstudie hebben gehad van Jehovah’s getuigen, hebben de waarheid leren kennen en zijn thans volgelingen van Christus Jezus die al hun krachten inspannen ter bevordering van de ware aanbidding van Jehovah God.
10. Waarom onderwees Jezus geen nieuwe leer, en welke beloning zouden zij ontvangen die hun rechtschapenheid bewaarden en welke vergelding zij die dit niet deden?
10 Toen Jezus op aarde rondwandelde, onderwees hij geen nieuwe leer, ook al dachten velen dit. Hij gaf de joden een samenvatting van de Wet, zijnde: Heb God lief en toon liefde voor uw naaste. Hij toonde hun de weg tot eeuwig leven en ontsloot een weg voor alle mensen, natiën, tongen en talen. De waarheid van Gods Woord of zijn wetten waren niet langer beperkt tot slechts de natie Israël, en spoedig zou iedereen daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Jezus kwam niet om de Wet te vernietigen, maar om ze te vervullen en alle mensen van de belangrijkheid er van te doordringen. Hij, die ten volle de waarde van Gods Woord besefte en er naar leefde, zei dan ook: „Al wie daarom een dezer geringste geboden verbreekt en de mensen die in die zin leert, zal de ’geringste’ worden genoemd met betrekking tot het koninkrijk der hemelen. Al wie ze doet en leert, zal ’groot’ worden genoemd met betrekking tot het koninkrijk der hemelen. Want ik zeg u dat indien uw rechtvaardigheid niet overvloediger is dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, gij het koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan.” — Matth. 5:19, 20.
11. Wat werd door het gedrag der schriftgeleerden en Farizeeën te kennen gegeven, en wie gelijken thans op hen, en waarom?
11 Toen Jezus zijn discipelen opleidde, onderwees hij hun Jehovah’s geboden te onderhouden en er naar te leven. Het leven en de leer der schriftgeleerden en Farizeeën gadeslaand, bemerkte hij dat zij de mensen tradities van hen zelf en andere mensen onderwezen in plaats van de leer van Gods Woord, welke Jehovah hun door bemiddeling van de in vroeger tijden tot hen gezonden profeten in geschrifte had gegeven. Hetzelfde kan thans van de christenheid worden gezegd. De geestelijken der christenheid onderwijzen de mensen niet uit de bijbel. Zij hebben hun eigen overleveringen en ideeën, en nagenoeg alle geestelijken wijzen naar de Verenigde Naties als de enige hoop voor de mensheid, in plaats dat zij de aandacht op Gods koninkrijk vestigen. Alleen in dit opzicht al hebben zij de mensen van Gods Woord afgekeerd en Jehovah, zijn Zoon en zijn koninkrijk verworpen, zodat zij zich niet langer christenen of bedienaren van Gods Woord kunnen noemen. Zij zullen ’het koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.’
12. Wat moeten alle zoekers naar zuivere waarheid thans doen omdat de christenheid de waarheid heeft verwaterd?
12 In de christenheid heeft men de bijbelse waarheid dermate verwaterd dat het voor hen die christenen denken te zijn, moeilijk is ze te onderkennen. Jezus zei: „Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, opdat ik van de waarheid getuigenis zou afleggen” (Joh. 18:37). Keer dan terug tot de bijbel en vind daarin de waarheid. Het is absoluut noodzakelijk dat iedereen zich tot het Woord Gods wendt en nagaat wat daarin staat, in plaats dat men naar menselijke overleveringen luistert. Ga tot de oorspronkelijke bron der christelijke leer. Waarom geen acht geslagen op de raad welke Paulus, een goede bedienaar van het evangelie en een volgeling van Christus, aan de gemeente te Efeze gaf? Hij zei: „Dit zeg ik daarom en betuig ik in de Heer, dat gij er niet langer mee voortgaat te wandelen zoals de natiën dit in de vruchteloosheid van hun verstand doen, terwijl zij wegens hun onwetendheid, wegens hun ongevoelig hart in geestelijke duisternis verkeren en vervreemd zijn van het leven dat God toebehoort. Daar zij elk zedelijk begrip hebben verloren, hebben zij zich overgegeven aan losbandigheid ten einde uit hebzucht allerlei onreinheid te bedrijven.” — Ef. 4:17-19.
’DOOR JEHOVAH ONDERWEZEN’
13. Zet uiteen wat de vereisten voor het verwerven van eeuwig leven zijn.
13 Jezus was een wonderbaarlijke onderwijzer, en hij leerde zijn discipelen hoe zij het onderwijzingswerk zouden kunnen voortzetten. Gebruik allereerst altijd de Schrift; op die manier zal men de mensen over Jehovah, de ware God, onderrichten. Om eeuwig leven te kunnen verkrijgen, moet men kennis opdoen omtrent de Schepper des levens, de Vader, en zijn leer. Zijn leer staat vervat in zijn Woord, de bijbel, welke Jehovah ter onzer vermaning en lering heeft laten optekenen en tot op heden laten bewaren. Jezus zei: „Niemand kan tot mij komen tenzij de Vader, die mij heeft gezonden, hem trekt, en ik zal hem in de laatste dag opwekken. Er staat geschreven in de Profeten: ’En zij zullen allen door Jehovah worden onderwezen.’ Een ieder die het onderwijs van de Vader heeft gehoord en heeft geleerd, komt tot mij” (Joh. 6:44, 45). Wij bemerken derhalve hoe noodzakelijk het is dat wij te weten komen of horen wat Jehovah ons op de eerste plaats heeft te zeggen, en willen wij dat ooit vernemen, dan moeten wij zijn Woord lezen en bestuderen. Wanneer iemand kennis neemt van de leer van Jehovah God, zal hij er vanzelfsprekend door tot Christus Jezus worden geleid, en omdat hij uit de bijbel leert, zal hij vernemen dat Christus Jezus de enige loskoper der mensen is, die op grond van de verdienste van zijn offer leven kan geven. Hij zal de gelovige „op de laatste dag opwekken.” — Joh. 6:54.
14. Welke raad gat Paulus Timotheüs, welke thans voor een christen nog waardevol is?
14 Paulus besefte dat sommige personen die de christelijke predikingsdienst ter hand zouden nemen, daarna zouden trachten hun volgelingen van de ware aanbidding van de waarachtige God, Jehovah, af te keren. Daarom gaf hij de raad: „Wijs de valse verhalen, welke het heilige schenden en welke door oude vrouwen worden verteld, echter van de hand. Oefen u daarentegen met godvruchtige toewijding als uw doel. Want lichamelijke oefening is heilzaam voor weinig, maar godvruchtige toewijding is heilzaam voor alles, daar ze de belofte heeft van het tegenwoordige en het toekomstige leven. Betrouwbaar en volledige aanneming waard is die verklaring. Want hiertoe werken wij hard en spannen wij ons in, omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God, die een Redder is van alle soorten van mensen, in het bijzonder van getrouwen. Blijf deze geboden uitvaardigen en leren.” — 1 Tim. 4:7-11.
15, 16. (a) Hoe alleen kan er kennis worden verworven, en welke waarde heeft het de bijbel met Jehovah’s getuigen te bestuderen? (b) Waarom houden sommige mensen er mee op met Jehovah’s getuigen te studeren, en waarom kunnen Jehovah’s getuigen toch niet met christelijke beginselen schipperen?
15 De enige manier waarop men zich kan oefenen met godvruchtige toewijding als doel, is, door Gods Woord te bestuderen. Wanneer men de bijbel leest en zorgvuldig bestudeert met iemand die getraind is in de studie van de bijbel, zal men bemerken dat wat men heeft gelezen betrouwbaar en volledige aanneming waard is. Jehovah’s getuigen werken hard en spannen zich in om de hoop levend te houden en ook om deze hoop en dit geloof in het leven van anderen te planten. Jehovah’s getuigen die met de mensen in hun huis studeren, houden zich aan Gods geboden en leren deze, ook al botst de bijbelse waarheid met de persoonlijke ideeën van mensen. Soms worden leerlingen verontrust door de rechtvaardige wetten Gods en knappen zij de studie af. Zij willen er niets meer mee te doen hebben, omdat het zulk een geweldige verandering in hun leven meebrengt. Wij kunnen echter niet jegens hen een schipperende houding aan de dag leggen en tegelijkertijd nog bekwaam blijven om met vertrouwen te onderwijzen.
16 „Welk deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis? Buitendien, welke overeenstemming bestaat er tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft een gelovige persoon met een ongelovige? En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn de tempel van de levende God; zoals God zei: ’Ik zal onder hen wonen en onder hen wandelen, en ik zal hun God zijn, en zij zullen mijn volk zijn.’ ’Gaat derhalve uit hun midden vandaan en scheidt u af,’ zegt Jehovah, ’en houdt er mee op het onreine aan te raken,’ ’en ik zal u tot mij nemen.’ ’En ik zal u tot een vader zijn, en gij zult mij tot zonen en tot dochteren zijn,’ zegt Jehovah de Almachtige” (2 Kor. 6:14-18). Zij die door Jehovah onderwezen zullen worden, zal hij tot zich nemen, hij zal hun tot Vader zijn en zij zullen eeuwig leven verkrijgen. Het kan op geen andere manier verkregen worden. Hoe sneller men zich tot het Woord van God keert, het leest, bestudeert en een discipel wordt, des te vlugger zal men troost, vreugde en zegen krijgen en geoefend worden in godvruchtige toewijding. Het is zoals Paulus tot Timotheüs zei: „Ze [heeft] de belofte van het tegenwoordige en het toekomstige leven.”
17. Hoe lang moet men wachten alvorens men een onderwijzer kan worden?
17 Alhoewel er miljoenen mensen thans nog in de waarheid van Gods Woord onderwezen moeten worden, zijn er niet genoeg bekwame bedienaren van het evangelie om hen te onderwijzen. Vele getuigen van Jehovah zijn zelf pas kort in de waarheid en hebben de verantwoordelijkheid om anderen te onderwijzen, nog niet op zich genomen. Zij prediken wel van huis tot huis, maar hebben de onderwijzerstaak nog niet op zich genomen. Hoe lang moet men wachten alvorens men een onderwijzer kan zijn? Dat valt moeilijk te bepalen. Paulus geeft te kennen dat iemand zodra hij de fundamentele leer van Gods Woord kent, toch zeker anderen in deze waarheid dient te beginnen te onderwijzen. Wanneer hij rijper wordt, kan hij anderen helpen met een gevorderde studie, maar ook voordien kan hij reeds een onderwijzer zijn. Wanneer de ander die hij bij het getuigenis geven in het veld ontmoet, niet of slechts weinig van Gods Woord weet, kan de nieuwe Koninkrijksverkondiger zijn leerling toch zeker zoveel leren als hij zelf weet, door de bijbel als leerboek te gebruiken.
18. (a) In welk opzicht berispte Paulus hen die in zijn tijd nalatig waren wat het onderwijzen betreft? (b) Is dit toepasselijk voor hedendaagse christenen?
18 Paulus gaf hun die kennis hadden en niet de minste lust hadden hetgeen zij wisten aan anderen te vertellen, een scherpe berisping. Hij zei: „Ofschoon gij met het oog op de tijd leraars behoordet te zijn, hebt gij wederom iemand nodig die u van het begin af de eerste beginselen van de heilige verklaringen van God leert” (Hebr. 5:12). Hoe lang zegt u nu al dat u een getuige van Jehovah of een christen bent? Al wie beweert een christen te zijn, dient zo ongeveer nu een onderwijzer te zijn wanneer hij rijp in jaren en volwassen in de christelijke leer is. Christenen kunnen zich niet aan hun verantwoordelijkheid onttrekken, door te zeggen, ’Mijn voorganger bestudeert voor mij de bijbel.’ Paulus spreekt niet tot de opzieners der gemeenten, hetgeen de geestelijken der christenheid beweren te zijn. Hij spreekt tot iedereen die beweert een christen te zijn. Hoe staat het met u, onderwijst u ook anderen in Gods Woord? Paulus zegt: ’Gij behoordet met het oog op de tijd leraars te zijn.’ U bent nu al lang genoeg naar de gemeente Gods gegaan om te weten wat de waarheid is. Waarom onderwijst u dan anderen er niet in? Wat op Jehovah’s getuigen van toepassing is, geldt dus ook voor de gehele christenheid, namelijk, dat zij dit goede nieuws van Gods koninkrijk dienen te prediken en te leren. Groeit u tot rijpheid doordat u tezamen met Gods gemeente studeert, en gaat u vervolgens wekelijks naar anderen die zich niet in uw gemeente bevinden, om hetgeen u heeft geleerd met hen te bestuderen?
OP GODS BEVEL ONDERWIJZEN
19. Waarom was de religieuze groep welke het Sanhedrin vormde, zo gebeten op de prediking der apostelen, en welke uitwerking had dit op de apostelen?
19 In vele delen der wereld vervolgt men Jehovah’s getuigen zeer fel omdat zij het goede nieuws prediken en leren, maar hierdoor zullen zij hun tempo niet laten verminderen. Petrus was in zijn tijd ook zeer energiek wat het bekendmaken van het goede nieuws van Gods koninkrijk betreft. Hij werd in de gevangenis geworpen, omdat hij de zieken genas en predikte. De religieaanhangers van die tijd, het Sanhedrin, waren er bijzonder op gebeten dat de apostelen de mensen over Christus Jezus onderwezen. Wegens hun opbouwende werk dat er in bestond de mensen in de bijbel te onderwijzen, riepen de religieaanhangers ’hen en geboden hun in het algemeen niet te spreken noch te onderwijzen op basis van Jezus’ naam’ (Hand. 4:18). De apostelen hielden echter niet met prediken op, louter en alleen omdat enkele mensen hun dit geboden hadden. Toen deze groep regeerders de apostelen in de gevangenis wierp, werden de deuren, zoals uit het bericht in Handelingen 5:20 blijkt, door Jehovah’s engel geopend, die zei: „Gaat, stelt u op in de tempel en blijft tot de mensen spreken over alle woorden omtrent dit leven.” Dat gebod van Jehovah’s engel tot de vroege apostelen maakt nog steeds deel uit van Gods Woord en geldt voor hedendaagse christenen nog even zeer. Wat er over dit leven en het toekomende is gezegd, moet nog steeds tot de einden der aarde worden bekendgemaakt. Toentertijd wilden de religieaanhangers niet dat het werd bekendgemaakt, omdat zij daardoor in hun aangelegenheden werden belemmerd. Te veel personen keerden de in verval zijnde gevestigde religie de rug toe en werden volgelingen van deze nieuwe, op waarheid berustende religie van Christus Jezus.
20-22. (a) Welk beginsel inzake gehoorzaamheid maakten Petrus en de apostelen in Handelingen 5:29 bekend? Welk maakte David in Psalm 26:11 bekend? (b) Hoe houden Jehovah’s getuigen zich thans aan dit beginsel, en hoe tonen zij dat zij bekwaam zijn om met vertrouwen te prediken?
20 Nadat was gebleken dat de apostelen niet meer in de gevangenis waren, werd er bericht dat zij ’in de tempel stonden en het volk onderwezen.’ Onmiddellijk bracht men hen naar het Sanhedrin. Hierover verhaalt de bijbel ons: „Zij brachten hen dus en leidden hen naar de Sanhedrin-zaal. De hogepriester ondervroeg hen, zeggende: ’Wij hebben u uitdrukkelijk bevolen niet te blijven leren op basis van deze naam, en nochtans, ziet! gij hebt Jeruzalem met uw leer vervuld, en gij zijt vast besloten het bloed van deze man over ons te brengen.’ Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: ’Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen’” (Hand. 5:27-29). De apostelen waren niet bevreesd voor de regeerders. God had hun geboden te onderwijzen en te prediken. Zij waren gelijk Jezus, die door David werd voorschaduwd; deze zei: „Wat mij betreft, ik zal in mijn rechtschapenheid wandelen” (Ps. 26:11). Zij waren zowel in woord als daad wonderbaarlijk getrouwe onderwijzers. Christus Jezus was hun voorbeeld, en zij weifelden niet, maar gingen er mee voort de geest en het hart van de mensen af te wenden van de oude, bezadigde huichelachtige religie en hen te keren tot woorden van waarheid en leven, tot een religie welke hun toonde dat het koninkrijk Gods de enige hoop der mensen was.
21 Thans geschiedt hetzelfde als in de dagen der apostelen. De regeerders der Dominicaanse Republiek, geleid door katholieke priesters, hebben Jehovah’s getuigen mishandeld en in de gevangenis geworpen, omdat zij het goede nieuws van het Koninkrijk predikten. In Polen en andere landen achter het IJzeren gordijn zeggen de regeerders dat de waarheid niet bekendgemaakt mag worden, omdat ze strijdig is met de communistische leer. Dit weerhoudt Jehovah’s getuigen er echter niet van precies zo te prediken als de apostelen toentertijd. Desnoods gaan zij ondergronds verder met hun predikings- en onderwijzingswerk. Zij gehoorzamen God meer dan de mensen! Zelfs in landen waar de getuigen van Jehovah meer in de gelegenheid zijn vrij te prediken, zijn de religieuze leiders vaak de oorzaak van veel tegenstand tegen hun werk. Wanneer deze goddeloze mannen de bekendmaking van Jehovah’s waarheid willen belemmeren, laten zij dan ook Jehovah’s oordeel ontvangen.
22 Een ware christen zal echter het Woord Gods volgen en niet tot zwijgen worden gebracht; hij zal er daarentegen blijk van geven dat hij bekwaam is om te onderwijzen. Hij zal naar de vergaderingen blijven gaan, waar hij samenkomt met de bijeengekomen menigten Gods en daar ijverig leert en studeert, zodat hij bekwamer wordt om de waarheid met vertrouwen aan andere mensen uiteen te zetten. Hij weet dat hij in het voetspoor van Christus Jezus moet treden en moet prediken en onderwijzen. Hij moet zich getrouw aan het Woord van God houden en Jehovah’s geboden opvolgen. Hij moet zich toerusten tot ieder goed werk en bekwaam zijn om te onderwijzen. Hij moet met de bekendmaking van het Koninkrijk ernst maken, evenals de vroege discipelen, en aldus moet hij zijn rechtschapenheid bewijzen.
23. Waardoor wordt men geholpen een ware christen te worden, en hoe bieden Jehovah’s getuigen in dit opzicht hulp?
23 Jehovah’s getuigen van tegenwoordig prediken het Koninkrijk op dezelfde wijze als de apostelen in hun tijd. Niet door grote opwekkingsbijeenkomsten, door indrukwekkende kerkgebouwen op te trekken, doordat machtige religieuze groepen invloed uitoefenen op de politici, door verschillende religieuze groeperingen samen te smelten, wordt een natie christelijk. Hierdoor wordt het volk niet geholpen inzicht te krijgen in Jehovah’s voornemens. Maar veeleer door van huis tot huis te gaan, hen op te sporen die zuchten en uitroepen over de gruwelen, en hen dan in de waarheid te onderwijzen, zullen personen hun denken over de religie veranderen. Doordat een ware christen een vreemdeling in diens eigen huis troost met het Woord Gods, zal hij diens levenswijze werkelijk kunnen veranderen. Niet door een samenbundeling van krachten, maar door de waarheid zal dit tot stand komen. Bedenk wel: „Een slaaf des Heren behoeft . . . niet te strijden, maar moet tactvol zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, zich onder het kwade in bedwang houdend, met zachtaardigheid onderrichtend degenen die niet gunstig gezind zijn.” — 2 Tim. 2:24, 25.
24. Hoe laten de methoden der valse religieaanhangers zich vergelijken met die der christenen wat het onderwijzen van anderen betreft?
24 In vroeger tijden is er wel eens een natie ten strijde getrokken tegen een andere, een godsdienstoorlog voerend, om te trachten dat volk van religie te doen veranderen. In verschillende delen der aarde hebben religieaanhangers door middel van de inquisitie getracht de mensen te laten geloven zoals de machthebbers dit wilden. Religieaanhangers hebben getracht Indianen en anderen die er een ander geloof op na hielden, het geloof van hun vervolgers op te dringen. Paulus ging nimmer aldus te werk, en evenmin heeft Christus Jezus dit in gedachten gehad. Vroege christenen bedienden zich van de eenvoudige methode waarop zij de waarheid leerden; zij gingen naar de mensen en vertelden hun tactvol, geduldig, rustig en nederig wat er in Gods Woord stond. Zelfs zij die onder boze invloed staan, kunnen in de waarheid onderwezen worden wanneer zij in zachtaardigheid onderricht worden. Zelfs zij die niet gunstig tegenover de bijbel staan, zullen naar een dienaar van God luisteren wanneer hij hen tactvol aanspreekt.
25. Wat zullen Jehovah’s getuigen blijven doen, en waartoe worden waarheidszoekers aangemoedigd?
25 Jehovah’s getuigen van thans zullen dus trachten dit goede nieuws in de gehele wereld tot een getuigenis te prediken totdat het einde komt, en gedurende deze gehele periode zullen ook zij kunnen zeggen: „Oordeel mij, o Jehovah, want ík heb in mijn rechtschapenheid gewandeld.” Waarom zou u Gods Woord niet met hen bestuderen en de aldus uit de bijbel verkregen kennis niet in praktijk brengen, waardoor u met wijze personen omgaat en zelf ook wijs zult worden? Dan zult u terdege te weten komen dat het degene die met onzinnigen omgaat, slecht zal gaan, maar dat wijsheid een boom des levens is voor wie haar vinden. Houdt u van het leven en wilt u graag in Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid onder het koninkrijk des hemels leven? Sta dan ’op een effen plaats onder de bijeengekomen menigten’ en zegen Jehovah. Dan zult u altijd vast besloten zijn te zeggen: „Wat mij betreft, ik zal in mijn rechtschapenheid wandelen.”