Wat is Gods weg tot redding?
Redding waarvan? Waarom kan niemand deze weg negeren?
ALS een dokter u zou vertellen dat u over een bepaald aantal weken zou sterven, zou u dan een vreugdesprong maken? Zou u het gaan vieren? Zou de laatste dag van uw leven de gelukkigste zijn? Natuurlijk niet! Het zou voor uzelf en voor degenen van wie u houdt, de ongelukkigste zijn. Geen verstandig mens sterft graag. Het is alleen maar natuurlijk dat u zou willen blijven leven.
Gods voorziening voor leven is voor u van het grootste belang, omdat u het leven liefhebt. Door middel hiervan kan uw leven tot in het oneindige worden voortgezet, en kunt u bevrijd worden van de vloek des doods, welke zich op dit ogenblik onvermijdelijk tot alle mensen uitstrekt. Inderdaad, iets wat zóveel voor u teweeg kan brengen, is het beslist waard door u in overweging te worden genomen. Het is de tijd welke u eraan besteedt om zich ervan op de hoogte te stellen, dubbel en dwars waard.
Sedert het ogenblik dat de eerste mens opzettelijk Gods wet overtrad en zich de dood op de hals haalde, is de dood ’s mensen meester geweest. Net zoals zwakheden die iemand bijzonder vatbaar maken voor bepaalde kwalen en door ouders aan hun kinderen worden doorgegeven, is ook de dood door onze eerste ouders op ons overgedragen. De bijbel wijst hierop wanneer hij zegt: „Gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.” — Rom. 5:12.
De mens heeft zichzelf op geen enkele wijze van de overgeërfde dood kunnen losmaken, of hen die er reeds door in bezit waren genomen, ervan kunnen bevrijden. Alleen Jehovah God, ’s mensen Schepper, zou hem uit deze toestand kunnen verlossen. Daar hij in het middel tot redding heeft voorzien, zou het dwaas zijn dit te negeren of te weigeren er de vruchten van te plukken.
Niet alleen de levenden, maar zelfs de doden kunnen voordeel trekken van Gods voorziening voor redding. Zij kunnen van de greep des doods worden bevrijd en, niet door ’s mensen maar door Gods macht, tot het leven worden teruggebracht. Jezus Christus die in dit opzicht een belangrijke rol speelt, zegt hierover: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt, dat allen in de herinneringsgraven zijn stem zullen horen en zullen uitkomen, wie het goede hebben gedaan tot een opstanding ten leven, wie het verachtelijke hebben beoefend tot een opstanding ten oordeel” (Joh. 5:28, 29, NW). Op Gods bestemde tijd vindt dit plaats.
Dat eeuwig leven mogelijk is, blijkt uit de woorden: „En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven” (1 Joh. 2:25). De Opperste Soeverein doet geen beloften, waar hij zich niet aan houdt. Zijn belofte van redding van de dood zal ten aanzien van hen die Hem liefhebben en gehoorzamen, ten uitvoer worden gebracht. Men kan echter beslist niet verwachten dat Hij aan personen die opstandig weigeren hem te gehoorzamen of die zijn voorziening voor redding negeren, eeuwig leven zal schenken. „De HERE bewaart allen die Hem liefhebben, maar Hij verdelgt alle goddelozen.” — Ps. 145:20.
DE BRON VAN REDDING
Hoewel sommige politieke regeringen willen dat de mensen voor redding naar hen opzien, is er in werkelijkheid maar één bron, Jehovah God. Hij is ’s mensen Redder. Hij heeft het menselijke geslacht gedurende de grote Vloed van volledige vernietiging gered en hij bevrijdde de natie Israël keer op keer van slavernij. Koning David beschouwde hem als de bron van redding toen hij zei: „Jehovah is mijn rots en mijn sterkte en Degene die mij doet ontkomen. Mijn God is mijn rots. Ik zal tot hem, mijn schild en mijn hoorn van redding, mijn veilige hoogte, mijn toevlucht nemen.” — 2 Sam. 22:2, 3, NW.
Net zoals hij rechtvaardige personen van de Vloed en van de vernietiging van Sodom en Gomorra redde, zal hij soortgelijke mensen ook van de vernietiging van deze huidige goddeloze wereld redden. Hij zal echter nog meer doen. Hij zal hen van de Adamitische dood bevrijden. Dit werd mogelijk gemaakt doordat hij de middelen verschafte waardoor hij de gevolgen van Adams zonde kon uitwissen.
Daar Adam voordat hij zondigde, een volmaakt man was, kon alleen het leven van een andere volmaakte man een rantsoen vormen of voor zijn afstammelingen bevrijding teweegbrengen. Het menselijke geslacht zelf kon onmogelijk dit volmaakte menselijke schepsel voortbrengen, want allen zijn, doordat ze door bemiddeling van de zondaar Adam het leven hebben ontvangen, onvolmaakt geboren. „Komt ooit een reine uit een onreine — niet één.” — Job 14:4.
Als ’s mensen bron van redding heeft Jehovah God in de volmaakte man, wiens leven voor het menselijke ras een rantsoen zou kunnen vormen, voorzien, door de levenskracht van zijn voornaamste engel en Zoon in de hemelen, naar de baarmoeder van een maagd over te brengen. Daar het kind dat werd geboren, zijn leven niet via Adams afstammingslijn maar van God ontving, was het volmaakt. Zo werd Jezus Christus gelijk aan Adam en kon hij voor de mensheid een rantsoen verschaffen, door zijn volmaakte menselijke leven af te leggen. „Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven [of ziel] te geven als losprijs voor velen.” — Matth. 20:28.
VERSCHILLENDE MENINGEN OVER REDDING
Zoals in een wereld die menselijke filosofie op een voetstuk heeft geplaatst, verwacht kon worden, bestaan er vele verschillende meningen over menselijke redding. Er zijn bijvoorbeeld religieuze personen die denken dat geloof in Jezus Christus praktisch het enige is wat voor redding noodzakelijk is. Sommige van hun geestelijken kan men er van tijd tot tijd op een zeer emotionele manier bij de mensen op aan horen dringen om voor redding in de Here Jezus Christus te geloven. Naar men denkt, is iemand die aldus is „gered”, altijd „gered”. Men beschouwt het zo, dat de betrokkene redding heeft ontvangen en er nooit bang voor behoeft te zijn deze weer te verliezen. Men gelooft dat hij van de vurige hel waar, volgens de veronderstelling, de niet-geredden of verlorenen naartoe gaan, is gered. De evangelist Billy Graham zei dienaangaande: „De verschrikking van de hel bracht God ertoe de wonderbaarlijke verzoening door Christus aan het kruis, teweeg te brengen. . . . Wij dienen de hel beslist op grond van de prijs welke God voor onze redding betaalde, te ontvlieden.”
Zij die in universele redding geloven, denken er nog anders over. Het kan er bij hen niet in dat God niet-geredde personen eeuwig zou folteren. Zij geloven dat uiteindelijk alle zondaars in Gods gunst hersteld zullen worden. Een van de eersten die in universele redding geloofde, een bisschop met de naam Titus, verklaarde in 364 n. Chr. dat de hevigheid van de folteringen der hel „de goddelozen tot bekering en aldus tot redding” zou „leiden”.
Zij die wat in verwarring raken over de verschillende meningen betreffende redding, ontwikkelen vaak zelf een theorie. Zij besluiten bij zichzelf, dat zolang iemand maar een goed leven leidt en hij zijn naaste geen kwaad doet, dit voldoende is om gered te worden. Zij denken dat God niet meer van hen verwacht.
Ten slotte komen wij bij de personen die de noodzaak voor de mens om gered te worden, verwerpen. In hun ogen had het vergieten van Christus’ bloed als een rantsoenoffer geen enkele waarde. Atheïsten zijn niet de enigen die er zo over denken, maar ook mensen die christenen beweren te zijn. Het leerboek van de Christian Science-religie, Science and Health with Key to the Scriptures verklaart: „Toen Jezus’ stoffelijke bloed aan de vervloekte paal werd uitgestort, bezat het geen grotere kracht om van zonden te reinigen, dan toen het in zijn aderen vloeide, terwijl hij dagelijks de aangelegenheden van zijn Vader behartigde.”
De personen die de verschillende meningen over redding zijn toegedaan, kunnen dan wel de indruk hebben dat deze steekhoudend zijn, maar dat betekent nog niet dat ze juist zijn. Er is slechts één plaats waar men over dit onderwerp gezaghebbende inlichtingen kan vinden, en dat is in de bijbel.
WAT MEN MOET DOEN OM GERED TE WORDEN
Gods geschreven Woord onthult dat er meer nodig is om gered te worden, dan alleen maar te belijden dat men in Jezus gelooft. Alleen maar te zeggen dat men gelooft, is niet genoeg. Toen Paulus en Silas tot de Macedonische gevangenbewaarder zeiden: „Geloof in den Heer Jesus, en ge zult gered worden” (Hand. 16:31, PC), beperkten zij redding niet tot het geloof dat Christus de Verlosser is. Zij wisten dat er meer bij was betrokken. Men moest niet alleen geloven dat Christus Gods Zoon en ’s mensen Verlosser is, maar bovendien nog kennis van de Schrift verwerven, terwijl men ook bereid moest zijn Christus’ voorbeeld na te volgen. Zijn geloof in de hemelse Vader werd getoond door zijn werk, bestaande in het openbare onderwijs van geestelijke waarheden, waardoor zijn Vader geëerd en de mensen vertroost werden. Zij die zeggen dat zij in Christus geloven, moeten dit schitterende voorbeeld navolgen. Hun geloof moet gepaard gaan met overeenkomstige werken. De bijbelschrijver Jakobus wijst hierop met de volgende woorden: „Toon mij dan uw geloof zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken.” — Jak. 2:18.
Wanneer iemand op basis van de bijbelkennis die hij heeft verworven, in Christus als de door God verschafte Redder gelooft en dat geloof door zijn werken toont, kan hij ervan overtuigd zijn dat hij zich op de weg tot redding bevindt. Het zou echter verkeerd zijn wanneer hij zou denken dat hij nu is gered en niet kan vallen. Door zijn volharding in het christelijke geloof moet hij er blijk van geven redding waard te zijn. „Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.” — 1 Kor. 10:12.
Deze handelwijze redt hem niet van de folteringen van een vurige hel, want een dergelijke plaats bestaat alleen maar in de verbeelding van verkeerd ingelichte personen. Gods Woord spreekt niet over verloren zielen die als straf voor goddeloosheid eeuwig in een vlammende hel gemarteld worden. In plaats hiervan verklaart dit boek alleen maar: „Het loon der zonde is de dood.” „De ziel, die zondigt, die zal sterven.” „Hij verdelgt alle goddelozen” (Rom. 6:23, PC; Ezech. 18:4; Ps. 145:20). Gods liefderijke voorziening bestaat uit redding van de eeuwige dood. Ze betekent bevrijding van de doodsvloek die het gevolg is van Adams zonde.
Redding van de dood is een gift van God voor hen die hem gehoorzamen, en niet voor hen die ongehoorzaam zijn. Deze redding is niet van toepassing op de goddelozen, hetgeen inhoudt dat niet alle mensen er voordeel van zullen trekken. De bijbel beperkt deze redding tot mensen van alle soorten die geloof oefenen. „Ik schaam mij niet voor het goede nieuws, want dat is Gods kracht tot redding voor ieder die gelooft.” De apostel Petrus zegt betreffende hen die geen geloof bezitten, dat God ’onrechtvaardige mensen bewaart om op de dag des oordeels af te snijden’; dat wil zeggen dat zij van het leven zullen worden afgesneden. Hij vervolgt met te verklaren dat zij ’de vernietiging zullen ondergaan in hun eigen loopbaan van vernietiging’. — Rom. 1:16; 2 Petr. 2:9, 12, NW.
VOORNAAMSTE VEREISTEN VOOR REDDING
Wanneer iemand gered wil worden, vereist God van hem dat hij in Hem en Christus Jezus gelooft. Iemand kan niet Gods gunst verwachten wanneer hij weigert geloof te oefenen in de Vader als een Redder en in Degene die door de Vader gezonden werd om redding mogelijk te maken. Er staat geschreven: „Want ’een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered’” (Rom. 10:13, NW). Hierbij moet men niet alleen in Jehovah en zijn Zoon geloven, maar ook in de waarheidsgetrouwheid van zijn Woord. „Zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.” — Hebr. 11:6.
Het is alleen maar juist dat de Schepper gehoorzaamheid van de mens vereist. In het verleden heeft hij ook altijd degenen die hem gehoorzaamden, begunstigd, en op het ogenblik is het nog net zo. Redding door de komende strijd van Armageddon en van de dood, hangt af van gehoorzaamheid ten aanzien van Jehovah God en Jezus Christus die hij gezalfd heeft om heerser over de aarde te zijn. Dit blijkt uit Hebreeën 5:9, waar over Christus staat: „Nadat hij was volmaakt, werd hij de bewerker van eeuwige redding voor allen die hem gehoorzamen” (NW). Ook hier toont de Schrift weer dat redding beperkt is, en niet universeel.
Volharding in het bewandelen van de weg des levens is eveneens een vereiste voor redding. Er schuilt geen verdienste in wanneer iemand een getrouwe loopbaan van gehoorzaamheid aan God begint te volgen, maar hier niet mee blijft doorgaan. Hij moet getrouw blijven zo lang hij leeft, ook al brengt deze getrouwheid de dreiging van de dood met zich mee. „Wie echter tot het einde heeft volhard, zal gered worden.” — Matth. 24:13, NW.
Iemand moet zijn geloof op dezelfde wijze als Christus tot uitdrukking brengen, door zich aan Jehovah God op te dragen, zijn opdracht door de onderdompeling in water te symboliseren en de waarheid in het openbaar bekend te maken. Hij moet een onderwijzer van Gods Woord en voornemen zijn, en hij kan zich niet stil houden in de gedachte dat geloof alleen wel voldoende is om gered te worden. Te zwijgen is niet de juiste weg. „Want met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding.” — Rom. 10:10, NW.
Voor het uitgelezen, kleine aantal personen dat is uitgekozen om met Christus in de hemelen te regeren, wordt redding tot stand gebracht door de opstanding uit de doodstoestand. De grote menigte van mensen van alle soorten die eeuwig leven op aarde verwachten, zal gedurende Christus’ duizendjarige regering worden gered. Christus zal dan, opdat zij van de Adamitische zonde en de dood bevrijd en in een aards paradijs tot menselijke volmaaktheid opgeheven mogen worden, de voordelen van zijn rantsoenoffer op hen van toepassing brengen. Dat is het zekere resultaat wanneer men Gods weg tot redding volgt.
[Illustratie op blz. 212]
UNIVERSELE REDDING
ER BESTAAT GEEN ZONDE
GODS WEG TOT REDDING
EENS GERED ALTIJD GERED
ANDEREN GEEN KWAAD DOEN