Pasen — wat is de oorsprong ervan?
DOOR velen wordt Pasen als de voornaamste religieuze viering der christenheid beschouwd. Vroeg op paasmorgen komen over de gehele wereld vele mensen bijeen voor de paasdienst bij zonsopgang. Overal zijn de kerken vol gelovigen, terwijl er soms zelfs verschillende diensten worden gehouden; duizenden trekken die dag naar het St. Pieterplein in Rome om de paus zijn paaszegen te horen geven. Bovendien maken grote drommen pelgrims een tocht naar de oude, ommuurde stad Jeruzalem voor hun paasbedevaart.
Pasen heeft echter ook een andere kant. In de paastijd liggen er in vele landen in de etalages van bakkerijen en andere winkels paasbroden en chocolade eieren en konijntjes. Er is ook paasmuziek, paasparfum, paaskleding, en er zijn paassieraden en paasdiners. En wie bekend is in de Verenigde Staten, zal wel de zogenaamde ’Easter parade’ kennen, waarbij alleen al op de Fifth Avenue in New York honderdduizenden lopen om gezien te worden of om zelf te kijken. Men zou kunnen zeggen dat de paasfestiviteiten in dit land tot een eind komen wanneer op maandag op het grasveld van het presidentiële Witte Huis een wedstrijd in eieren rollen wordt gehouden; in het verleden was dit een fatsoenlijke aangelegenheid, maar de laatste tijd is het in een luidruchtige eieren smijterij ontaard.1
Het zogenaamde doel van Pasen is de opstanding van Jezus Christus uit de doden te vieren. Met het oog hierop zou men zich kunnen afvragen wat paasbroden, eieren, konijnen, nieuwe kleren, enzovoorts, met Pasen te maken hebben. Heel weinig, behalve dat zowel Pasen als de ermee gepaard gaande gebruiken reeds lang met het voorjaar in verband worden gebracht. An Encyclopedia of Religion door Ferm verklaart dienaangaande: „Doordat de christelijke viering van Pasen samenviel met het begin van de lente, werden al heel vroeg heidense gebruiken tot een deel van dit feest gemaakt. . . . In dat jaargetijde werden het nieuwe jaar en de schepping van de wereld in vroeger tijden gevierd door het uitwisselen van geschenken (paaseieren) en door een gulle gastvrijheid tegenover vrienden, armen, enzovoorts.”
JA, VAN HEIDENSE OORSPRONG
Wist u dat in verschillende landen de naam voor Pasen van heidense oorsprong is? Zo zegt een vroege achttiende-eeuwse katholieke geleerde, een benedictijner monnik, in een werk dat men wel de voorloper van het moderne bijbelse woordenboek kan noemen:
„Easter [het Engelse woord voor Pasen] is een woord van Saksische oorsprong en staat in verband met een godin van de Saksen, of liever, van het oosten, Ostara, ter ere van wie jaarlijks tegen de tijd van het joodse paasfeest (voorjaar) offers werden gebracht; door associatie van ideeën werd de naam verbonden met het christelijke feest van de opstanding die ten tijde van het joodse Pascha plaatsvond; vandaar dat wij zeer ten onrechte van Easter-Day of Easter-Sunday [paasdag of Paaszondag] spreken, daar wij in geen enkel opzicht het toen ter ere van de godin van de oude Saksen gevierde feest op het oog hebben.”2
Andere autoriteiten, van de Engelse historicus Bede uit de achtste eeuw tot de nieuwste encyclopedieën, zijn dezelfde mening toegedaan.
Over het eten van broodjes met een kruis erop in de paastijd wordt ons gezegd:
„Evenals de Grieken aten ook de Romeinen brood waarop een kruis was aangebracht . . . dit soort van brood werd dan gewoonlijk bij openbare offergelegenheden aan de deuren van de tempel gekocht en mee naar binnen genomen — een gebruik waarop St. Paulus in 1 Kor x. 28 zinspeelt. Het ’kruis’-brood werd door de heidense Saksen ter ere van Ostara [Eastne, Easter, Ostne], hun godin van het licht, gegeten. De Mexicanen en Peruvianen blijken een zelfde gewoonte te hebben gehad. Dit gebruik was praktisch universeel en de vroege Kerk nam het handig over, entte het op de Eucharistie en gaf ons zo het ’kruis’-brood.”3
Wat valt er over de paaseieren te zeggen? Het is een welbekend feit dat in de vroegere heidense theorieën over het ontstaan van het heelal eieren een voorname plaats innemen. Een ervan spreekt over het „Ei van licht”, een ander over het „Wereld-ei”. Naar men veronderstelde was de eerste god, de Maker en Regeerder der Wereld, van een van deze eieren uitgegaan. Ook van Eros, de god der „liefde”, wordt gezegd dat hij uit een ei was gekomen.4
Weliswaar beweren sommigen dat het gebruik van eieren op Pasen te wijten is aan het feit, dat in de vastentijd eieren eens verboden waren, maar dit verklaart nog niet waarom er dan nu sinds het opheffen van het verbod en nu men gedurende de gehele vasten eieren mag eten, op Pasen zoveel werk van eieren wordt gemaakt. En dit verklaart ook niet waarom niet een even grote belangrijkheid wordt toegekend aan andere voedselsoorten die nog steeds in de vasten zijn verboden en die pas weer met Pasen worden genuttigd. Het eten van ham op Pasen, zoals in vele landen wordt gedaan, bewijst niet het tegendeel, want dit werd om een geheel andere reden bij paasmaaltijden ingevoerd. Zo zegt een autoriteit: „Vele Amerikaanse katholieken hebben op Pasen een gekookte ham bij de warme maaltijd zonder dat zij zich bewust zijn van de oorsprong van de gewoonte. Het is een overblijfsel van de oude Engelse gewoonte om op die dag een gerookte ham te eten, ten einde verachting te tonen voor het joodse gebruik geen varkensvlees te nuttigen.”5
The Catholic Encyclopedia spreekt zich nog duidelijker uit over het eten van eieren met Pasen: „Dit gebruik kan zijn oorsprong hebben in het heidendom, want zeer vele heidense gewoonten die verbonden waren met de viering van de terugkeer van het voorjaar, vonden hun neerslag in Pasen. Het ei is het symbool van het ontkiemende leven van het vroege voorjaar.”6
Deze zelfde religieuze autoriteit verklaart betreffende het paaskonijn: „Het paaskonijn legt de eieren, om welke reden deze in een nest of in de tuin worden verborgen. Het konijn is een heidens symbool en is altijd een zinnebeeld van vruchtbaarheid geweest.”6
Ook bij de kerkdiensten bij zonsopgang op Pasen ontbreken de heidense antecedenten niet. „Volgens het oude bijgeloof danst de zon die op paasmorgen opkomt, in de hemel; dit geloof heeft men kunnen terugvoeren tot de oude heidense lentefeesten, waarbij de aanwezigen ter ere van de zon dansten.”7
En hetzelfde moet worden gezegd van de indrukwekkende plechtigheid die op de dag voor Pasen overal in de christenheid wordt gehouden, waarbij nieuw vuur wordt gezegend en bepaalde kaarsen en lampen worden ontstoken. In een uitvoerige beschrijving van deze ceremonie stond ook het volgende: „Het ontsteken en zegenen van het nieuwe vuur is waarschijnlijk een rite van Keltische of zelfs heidense oorsprong, in de dienst van de Gallicaansea kerk van de achtste eeuw opgenomen.”8
DE GESCHIEDENIS ERVAN
Hoe is dit alles ontstaan? Het staat vast dat het niet teruggaat tot op het begin van het christendom, want The Encyclopædia Britannica verklaart:
„In het Nieuwe Testament of in de geschriften van de apostolische vaders is geen spoor te ontdekken van de viering van Pasen als een christelijk feest. Het denkbeeld van de heiligheid van speciale tijden of plaatsen was vreemd aan de vroeg-christelijke geest; deze hield zich te grondig met de gebeurtenissen zelf bezig om aan de uiterlijke bijkomstigheden ervan te kunnen denken. ’De tijd is voor christenen door de voortreffelijke hoedanigheid van de goede dingen die geschonken zijn, in zijn geheel een feest’, schrijft Chrysostomos. . . . Origenes [legt hier] in dezelfde geest [de nadruk op] . . . De kerkhistoricus Socrates . . . verklaart volkomen naar waarheid, dat noch Christus noch zijn apostelen de viering van dit of enig ander feest voorschreven. ’Het kwam niet in de apostelen op’, zo schreef hij, ’om feestdagen in het leven te roepen, maar zij bevorderden wel een leven van onberispelijkheid en vroomheid’; en hij schrijft de invoering van het paasfeest in de kerk toe aan de voortzetting van een oud gebruik, ’zoals zovele andere gebruiken zijn ingesteld’. Ongetwijfeld is dit de juiste verklaring van deze aangelegenheid.”9
Dit dient ons niet te verbazen, want zowel Jezus als zijn apostelen hadden een afval van de zuivere aanbidding voorzegd. Hierop zinspeelde Jezus, toen hij in een van zijn gelijkenissen zei: „Terwijl de mensen [de apostelen] sliepen [in de dood], kwam zijn [Christus’] vijand [Satan] en zaaide er onkruid [valse christenen] overheen, midden tussen het koren [ware christenen], en ging weg.” En de apostel Paulus liet de waarschuwing horen: „Zelf weet ik, dat na mijn heengaan . . . uit uw eigen midden . . . mannen [zullen] opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.” Ook de apostel Johannes voorzei een afval, en zei zelfs dat deze reeds in zijn tijd was begonnen. — Matth. 13:25; Hand. 20:29, 30; 1 Joh. 2:18, 19.
De geschiedenis toont dat deze profetieën in vervulling zijn gegaan, en de feiten betreffende Pasen vormen hiervan een illustratie. Vóór het eind van de tweede eeuw werd er al fel over geredetwist wanneer Christus’ opstanding nu precies gevierd moest worden, waarbij Victor, de toenmalige bisschop van Rome, zonder succes zijn standpunt aan de rest van de zogenaamd christelijke wereld van die tijd trachtte op te dringen.10 Een van de doelstellingen van het Concilie van Nicea was, een eind aan dit conflict te maken. Men stelde toen vast, dat Christus’ opstanding op de eerste zondag na de eerste vollemaan die op de lenteëvening volgde, ofte wel na 21 maart, gevierd zou worden.11 Er is gebleken, dat antipathie tegen de joden bij het vaststellen van deze datum een rol speelde.12
Sir James G. Frazer, een historicus, doet betreffende deze loop van gebeurtenissen in de vroege christenheid de volgende onthullende verklaring:
„Alles te zamen genomen, vallen de christelijke en heidense feesten te veelvuldig en te nauwgezet samen, wil men nog van een toevalligheid kunnen spreken. Dit kenmerkt het compromis dat de Kerk in het uur van haar triomf met haar overwonnen, maar toch nog gevaarlijke mededingers moest sluiten. Het onbuigzame Protestantisme van de oorspronkelijke zendelingen met hun felle verwerping van het heidendom, was verwisseld voor de plooibare aanpak, de soepele verdraagzaamheid en de ruime liefdadigheid van sluwe geestelijken, die heel goed begrepen dat, wilde het christendom de wereld overwinnen, het hierin alleen maar zou slagen door de te strenge beginselen van zijn Stichter wat te verzachten, door de enge poort die tot redding leidt, wat wijder te maken.”13
Hierbij zij echter opgemerkt, dat Jezus zijn volgelingen nergens de opdracht gaf om de wereld door bekering of door militair geweld te overwinnen. Zijn Koninkrijksevangelie zou over de gehele wereld tot een getuigenis voor alle natiën gepredikt worden. — Matth. 24:14, NW.
In verband hiermee zal het ongetwijfeld voor de meeste protestanten nieuw zijn te vernemen dat, precies zoals Kerstmis eens in bepaalde protestantse landen bij de wet verboden was omdat het als een heidens feest werd beschouwd, „de protestanten in Engeland bij de opkomst van het puritanisme aldaar en de grote afkeer die deze stroming van religieus ceremonieel had, lange tijd geen notitie namen van Pasen of van enig ander kerkelijk feest. . . . Gedurende de Burgeroorlog [1861-1865] begonnen de niet-ritualistische kerken [van de Verenigde Staten] Pasen te vieren”.5
HET SCHRIFTUURLIJKE STANDPUNT
Wat dient met het oog op al het voorgaande de houding te zijn van degenen die God in verband met Pasen en alle heidense gebruiken eromheen willen behagen? Zoals reeds is opgemerkt, stelden noch Jezus noch sommigen van zijn apostelen de een of andere christelijke feestdag in. En dat het hier niet iets betrof wat zij over het hoofd hadden gezien, blijkt uit Paulus’ berisping van de christenen te Galatië: „Hoe kunt gij . . . terugkeren tot de zwakke en armzalige elementaire dingen en opnieuw slaven daarvan willen zijn? Gij onderhoudt nauwgezet dagen, maanden, tijden en jaren.” — Gal. 4:9-11, NW.
In de Schrift wordt de vermenging van heidendom met de aanbidding van de enige ware God echter nog strenger veroordeeld: „Ontvliedt de afgoderij. . . . Wat zal ik dan zeggen? Dat hetgeen een afgod wordt geofferd, iets is, of dat een afgod iets is? Neen, ik zeg dat hetgeen de natiën offeren, zij aan demonen offeren, en niet aan God, en ik wil niet dat gij deelgenoten met de demonen wordt. Gij kunt niet de beker van Jehovah en de beker der demonen drinken; gij kunt niet aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel der demonen deel hebben. Of ’zijn wij Jehovah tot jaloezie aan het prikkelen’? Wij zijn toch niet sterker dan hij, niet waar?” Heidendom is het voortbrengsel van Satan en zijn demonen, en dit met christendom te vermengen, vormt een openlijke belediging van Jehovah God, die dit niet onopgemerkt zal laten voorbijgaan, want hij is ’een God die exclusieve toewijding eist’. — 1 Kor. 10:14-22; Ex. 20:5, NW.
Het aanvaarden van heidense toevoegsels bij de christelijke aanbidding wordt ook met de volgende woorden verworpen: „Welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige? Welken gemeenschappelijken grondslag heeft de tempel Gods met afgoden?” Geen enkele. „Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal u aannemen.” Het goddeloze heidendom is een deel van deze onreine wereld, en christenen moeten zich „onbesmet van de wereld bewaren”. — 2 Kor. 6:14-18; Jak. 1:27.
Ja, wat een schande om dergelijke heidense toevoegsels als ’kruis’-brood, eieren, konijnen of hazen, eeuwig vuur en dergelijke, met het grootste van alle wonderen, de opstanding van Jezus Christus, de Zoon van God, uit de doden — een van de verhevenste waarheden van het christendom — te verbinden! Hoewel kinderen en ook volwassenen inderdaad ontspanning nodig hebben, zijn er beslist wel betere vormen van vermaak dan die welke de grote waarheden van Gods Woord tot een heidense karikatuur maken!
Christenen tonen niet door de viering van een bepaalde dag die door een vroeger menselijk concilie met allerlei heidense toevoegsels daarvoor werd afgezonderd, waardering voor het wonder van Christus’ opstanding, maar wel door vol geloof het feit van Jezus’ opstanding te aanvaarden en op grond hiervan voor hun geliefde doden en ook voor zichzelf hoop te koesteren, terwijl zij zich er hierdoor vervolgens toe laten aansporen Jehovah God met hun gehele hart, verstand, ziel en kracht te dienen. — Mark. 12:30; 1 Kor. 15:58.
VERWIJSBRONNEN
1 New York Times van 24 april 1962.
2 Dictionary of the Bible van Calmet, blz. 363.
3 The Encyclopædia Britannica (uitgave van 1959), Deel 4, blz. 381.
4 Encyclopedia of Religion and Ethics van Hastings, Deel 4, blz. 147, 148.
5 The American Book of Days van Douglas, blz. 200-202.
6 Deel 5, blz. 225-227.
7 The Encyclopædia Britannica (uitgave van 1959), Deel 7, blz. 531.
8 The Catholic Encyclopedia, Deel 7, blz. 438.
9 Negende uitgave, Deel 7, blz. 531.
10 History of Christianity — The First Three Centuries van Neander, Deel 1, blz. 523-537.
11 The Encyclopedia Americana, Deel 9, blz. 507.
12 Ecclesiastical History van Socrates (uitgave van Bohn), blz. 37, 38.
13 The Golden Bough van Frazer, blz. 361.
[Voetnoten]
a De Rooms-Katholieke Kerk in Frankrijk, onderscheiden van die in Italië.