De bijbel, traditie en uw aanbidding
Dient de bijbel uw enige gids te zijn? Is er in uw aanbidding ruimte voor traditie?
TRADITIES zijn even talrijk en gevarieerd als mensen en steden. Er kan naar waarheid worden gezegd dat tradities op het gebied van kleding, eetgewoonten, architectuur, maatschappelijke gebruiken en dergelijke ons leven met verscheidenheid en kleur hebben verrijkt. Bovendien waarborgen sommige tradities respect voor fundamentele morele waarden, hoewel vele hiervan door het morele verval van deze twintigste eeuw verloren zijn gegaan. Andere tradities zijn ontegenzeglijk schadelijk en het verafgoden van tradities is stellig een groot struikelblok op de weg der verlichting en heilzame vooruitgang geweest.
Men treft ook vele tradities aan in allerlei religiën, de godsdiensten die „christelijk” worden genoemd, inbegrepen. Velen zijn inderdaad de mening toegedaan dat tradities hun religie verrijken en er een zekere schoonheid aan verlenen. Het is dus niet ongepast de vraag te stellen: Laat het ware christendom ruimte voor tradities? Wat zegt de bijbel over door mensen ingestelde tradities? Kunnen wij zo ver gaan te zeggen dat er naast de bijbel tradities bestaan die een even grote rechtsgeldigheid bezitten als de bijbel zelf en die voor de christen daarom even noodzakelijk zijn als de bijbel wil hij God en Zijn voornemens met de mensheid begrijpen? Op deze laatste vraag heeft een vooraanstaande religie een vastbesloten Ja! laten horen. Op het Concilie van Trente (1545-1564) verklaarden de leiders van de Rooms-Katholieke Kerk dat „deze bovennatuurlijke openbaring volgens het geloof van de universele Kerk in de geschreven boeken en ongeschreven tradities die ons zijn overgeleverd, is vervat”. Later, tijdens de openingszittingen van het Tweede Vaticaans Concilie, werden bijna twee weken aan het bespreken van deze stelling besteed. Sommigen spraken zich uit als voorstanders van het gevestigde standpunt van de Katholieke Kerk, dat er deze twee onderscheiden bronnen van openbaring zijn — de Schrift en tradities of overleveringen. Anderen wilden tradities slechts zien als een verklaring of vertolking van de Schrift. De volgende vragen rijzen daarom: Zijn zowel de bijbel als overleveringen of tradities bronnen van goddelijke openbaring? Zijn tradities een onontbeerlijke aanvulling op de ware aanbidding?
Tradities kunnen gedefinieerd worden als mondeling of door voorbeeld doorgegeven inlichtingen, meningen, geloofsovertuigingen of gewoonten. Vanuit dit standpunt bezien is het stellig mogelijk dat er in een religie enkele tradities in acht worden genomen waartegen geen bezwaar gemaakt zou kunnen worden. Het kan bijvoorbeeld de gewoonte of traditie zijn de vergaderingen voor de aanbidding en het bestuderen van de bijbel op bepaalde tijden en bepaalde dagen te houden. Door het in acht nemen van dergelijke „tradities” bereikt men een goede orde en maakt men het ook anderen gemakkelijker, daar zij een zekere regelmaat in hun gewoonten ten aanzien van hun aanbidding kunnen aankweken. Daarom zijn deze tradities echter nog niet onontbeerlijk voor de ware aanbidding. De tijden waarop deze vergaderingen worden gehouden, kunnen worden gewijzigd zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan iemands aanbidding van God.
HEILZAME TRADITIES
Om een voorbeeld van een traditionele „gewoonte” te noemen: het is interessant op te merken dat Jezus, „volgens zijn gewoonte”, op de sabbatdag in de synagoge te Nazareth predikte. De apostel Paulus, die ongetwijfeld dit voorbeeld in gedachten had, had dezelfde „gewoonte” (Luk. 4:16; Hand. 17:2, NW). Met de fundamentele betekenis van tradities als „mondeling of door voorbeeld doorgegeven inlichtingen” in gedachten, zou er verder gezegd kunnen worden dat de inlichtingen die Paulus rechtstreeks van de Here Jezus Christus had ontvangen, aan de gemeenten werden doorgegeven als „tradities”. Let eens op de volgende uitspraken van de apostel: Gij houdt vast „aan de overleveringen zoals ik ze aan u heb doorgegeven”. „Want zelf heb ik bij overlevering van den Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb”, in verband met de herdenking van Christus’ dood. „Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften.” „Houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.” — 1 Kor. 11:2, NW; 11:23; 15:3; 2 Thess. 2:15.
Paulus gaf niet alleen de geïnspireerde leer van Christus Jezus door, maar werd er daarnaast zelf toe geïnspireerd vele voorschriften tot opbouw van de christelijke gemeente over te brengen die, als heilzame tradities, later door hem aan het papier werden toevertrouwd, waardoor ze een deel van de geïnspireerde Schrift werden. Daarom kon Paulus aan de gemeente in Thessaloníka schrijven: „Wij bevelen u, broeders, in den naam van den Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elken broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt.” — 2 Thess. 3:6.
In deze passage en op andere plaatsen in de christelijke Griekse Geschriften is het Griekse woord dat met „overlevering” is vertaald parádosis. Het houdt de gedachte in aan iets wat overgebracht is en wordt gebruikt om zowel goede als slechte overleveringen of tradities aan te geven. Hierboven staan enkele bekende verwijzingen naar heilzame tradities. Op grond waarvan kunnen wij dan vaststellen dat een bepaalde traditie of overlevering niet heilzaam is en verworpen dient te worden?
Beschouw, om vast te stellen in welke verhouding tradities precies tot de bijbel staan, wat de apostel Paulus in 2 Timótheüs 3:15-17 (NW) schreef: „Van kindsbeen af [hebt gij] de heilige geschriften . . . gekend, die u wijs kunnen maken tot redding door middel van het geloof in verband met Christus Jezus. De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.” Hier wordt dus geen melding gemaakt van mondelinge traditie als iets wat naast de Schrift onontbeerlijk zou zijn voor redding en geloof en onmisbaar wil men volkomen bekwaam en volledig toegerust zijn als christen. Welke gevolgtrekking dienen wij dus te maken wanneer wij zien dat aan menselijke tradities dezelfde waarde wordt toegekend als aan Gods geïnspireerde Woord en wanneer tradities die in strijd zijn met de bijbel worden aanvaard en in plaats van de bijbel in acht worden genomen? Zou een dergelijke situatie verenigbaar zijn met de ware aanbidding?
JEZUS’ STANDPUNT
Een dergelijke situatie deed zich voor in de dagen van Jezus. Tussen de vijfde eeuw v. Chr., toen het laatste deel van de Hebreeuwse Geschriften werd opgetekend, en de komst van Jezus op aarde, hadden de religieuze leiders van de joden een grote hoeveelheid mondelinge, menselijke tradities aan het geschreven Woord toegevoegd, tradities waarvan zij beweerden dat ze onmisbaar waren bij de aanbidding van God en die, in vele gevallen, in strijd waren met de Schrift.
In twee parallel lopende verslagen vertellen de evangelisten Matthéüs en Markus over een discussie die Jezus juist over deze kwestie met de schriftgeleerden en Farizeeën voerde. Wanneer wij ons tot Matthéüs’ verslag wenden, lezen wij: „Toen kwamen er Farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem naar Jezus, die zeiden: ’Waarom overtreden uw discipelen de overlevering van de mannen uit vroeger tijden? Zij wassen bijvoorbeeld hun handen niet vlak voordat zij een maaltijd nuttigen.’ Hij gaf hun ten antwoord: ’Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods ter wille van uw overlevering? God heeft bijvoorbeeld gezegd: „Eer uw vader en uw moeder”, en: „Wie vader of moeder beschimpt, moet het met de dood bekopen.” Maar gij zegt: „Wie tot zijn vader of moeder zegt: ’Al wat ik heb waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn, is een aan God opgedragen gave’, behoeft zijn vader in het geheel niet te eren.” Zo hebt gij dan het woord Gods krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering.’” — Matth. 15:1-6, NW; Mark. 7:1-13.
Zoals u ziet, koesterden de schriftgeleerden en Farizeeën het grootste respect voor een traditie waarbij het wassen van de handen in verband met de maaltijden was betrokken. Dit was niet het gewone handen wassen uit hygiënisch oogpunt. Daartegen zou Jezus geen bezwaar hebben gemaakt. De Farizeeën doelden op het ceremoniële ritueel van het handen wassen met speciaal water vóór, tijdens en na een maaltijd. Dit was zelfs zo’n ernstige aangelegenheid dat de talmoed, waarin deze traditie was opgenomen, zei: „Wie de handenwassing lichtvaardig opneemt, zal van de aarde vergaan.”a
Beschouwde Jezus deze traditie echter als iets wat onontbeerlijk was voor de ware aanbidding? Integendeel, hij illustreerde vervolgens hoe een dergelijk standpunt buitengewoon schadelijk kon zijn door als voorbeeld een geval te noemen waarin de traditie het Woord van God in werkelijkheid krachteloos maakte. De eer die men vader en moeder verschuldigd was, omvatte indien noodzakelijk ook stoffelijke ondersteuning, maar dit werd door de traditie van de schriftgeleerden en Farizeeën nietig verklaard; zij stonden personen namelijk toe deze verantwoordelijkheid te ontduiken door in plaats daarvan een gift aan de tempel te schenken. Daar zij belang hadden bij deze soort van „gave” en voordeel trokken van een dergelijke uitleg, is het niet moeilijk vast te stellen wat in verband hiermee hun motief was. Zoals Jezus krachtig beklemtoonde, had de traditie in deze mensen een huichelachtige vorm van aanbidding teweeggebracht die van hun lippen maar niet uit hun hart kwam. — Matth. 15:7-9.
Niet eenmaal heeft Jezus in zijn bediening mondelinge overleveringen aangehaald om zijn leer te ondersteunen, maar hij deed altijd een beroep op het geschreven Woord van God met uitdrukkingen als: „Er staat geschreven”, „Hebt gij ook dit schriftwoord niet gelezen”? en „Wat staat in de wet geschreven?” (Matth. 4:4-10; Mark. 12:10; Luk. 10:26) Jezus’ apostel Johannes vertelt ons inderdaad dat Jezus dingen heeft gedaan die niet zijn opgetekend, maar hij geeft te kennen dat de dingen die voor het eeuwige leven absoluut noodzakelijk waren, wel opgeschreven zijn (Joh. 20:30, 31). Neen, Jehovah God heeft de bewaring van het „woord des levens” niet aan de onzekere mondelinge overlevering overgelaten, maar hij heeft er door inspiratie van de heilige geest voor gezorgd dat het „tot ons onderricht geschreven” werd, opdat wij „door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben”. — Fil. 2:16; Rom. 15:4, NW.
SUPERIORITEIT VAN GESCHREVEN OVERLEVERING
De tradities of voorschriften die eerst mondeling door Jezus en de apostelen werden overgeleverd en die als een onderdeel van Gods geopenbaarde waarheid voor volgende generaties beschouwd moesten worden, werden onder leiding van de heilige geest aan het papier toevertrouwd, zodat de canon van de Schrift vóór de dood van Johannes, de laatste van de twaalf apostelen, werd voltooid. Het is dus passend dat Johannes kort voor zijn dood schreef: „Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn.” — Openb. 22:18.
In zijn wijsheid heeft de Schepper er regelingen voor getroffen dat de waarheid werd opgetekend, ten einde ons aldus voor dwalingen en de fouten van het onvolmaakte menselijke geheugen te behoeden. Zelfs bijzonderheden van ware gebeurtenissen worden snel vergeten en, naarmate de tijd verstrijkt, verdraaid indien ze alleen mondeling worden overgebracht. Hoewel er in alle oude beschavingen overleveringen van een wereldomvattende vloed worden aangetroffen, zijn de details van dergelijke tradities tegenstrijdig en vaak fantastisch. De bijbel heeft echter een waar ooggetuigenverslag bewaard in de „geschiedenis van Noachs zoons, Sem, Cham en Jafeth” (Gen. 10:1, NW). Indien in de mondelinge overbrenging van werkelijke, fysieke, zichtbare gebeurtenissen reeds het gevaar van onnauwkeurigheid schuilt, hoeveel te meer moet dit dan wel niet het geval zijn wanneer het op de overlevering van denkbeelden aankomt die zuiver geestelijk zijn en deel uitmaken van de dingen die onzichtbaar voor de mens zijn. In het bijzonder op dit terrein zijn er vele tradities in de religiën van de christenheid te vinden die niet alleen in strijd zijn met Gods geschreven Woord, maar, ja, zelfs van heidense oorsprong zijn. Is het soms mogelijk dat denkbeelden en overtuigingen die u reeds lang als bijbelse waarheden aanvaardt niet werkelijk in de bijbel te vinden zijn? Hoe staat het met de drieëenheidsleer van drie goden in één, de onsterfelijkheid van de menselijke ziel, het vagevuur en een hel van pijniging voor de goddelozen? Zijn dit bijbelse leerstellingen of menselijke tradities?
U bent het tegenover uzelf en uw gezin verplicht deze vragen vol vertrouwen en juist te kunnen beantwoorden. Gods Woord laat een passende waarschuwing weerklinken: „Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus” (Kol. 2:8, NW). Om te vermijden dat dit u overkomt, dient u al uw denkbeelden te onderzoeken aan de hand van uw bijbel, Gods geschreven geïnspireerde gids voor de ware aanbidding. U zult dan snel in staat zijn vast te stellen of er eventueel traditionele denkbeelden of gebruiken, die niet in harmonie zijn met de waarheid, met uw aanbidding verbonden zijn. En wees ervan overtuigd dat iedere getuige van Jehovah u in het belang van de ware aanbidding graag bij dit onderzoek aan de hand van de bijbel wil helpen.
Wat een zegen is het dat Jehovah God ons nauwkeurige kennis in geschreven vorm heeft verschaft! In het licht van de hierboven beschouwde bewijzen is het duidelijk dat de bijbel de enige veilige gids is. De bijbel is volledig en behoeft geen aanvullingen. Neem de onschatbaar waardevolle kennis die hij bevat in u op door regelmatig zijn bladzijden te bestuderen. Het betekent leven!
[Voetnoten]
a The Jewish Encyclopedia, Deel I, de bladzijden 68 en 69; Code of Jewish Law, 1927, Rabbi S. Ganzfried, de bladzijden 125-129.