„Hoe zullen zij horen?”
„Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt?” — Rom. 10:14, NW.
1. Welke toepasselijke vragen zouden er gesteld kunnen worden betreffende persoonlijke bezoeken die predikanten en geestelijken in deze tijd in de huizen der mensen afleggen?
WANNEER heeft uw predikant of geestelijke u voor het laatst thuis opgezocht? Hoe lang is het geleden sinds hij u en uw gezin een bezoek bracht? Als hij u onlangs heeft bezocht, weet u dan nog of u genoot van wat hij bij deze gelegenheid had te zeggen? Werd u er geestelijk door opgebouwd? Werd u door zijn woorden aangemoedigd? Als het enige tijd geleden is sinds hij een dergelijk bezoek heeft afgelegd, hebt u zich dan ooit afgevraagd hoe het komt dat hij niet meer tijd schijnt te hebben? Waarom heeft hij het zo druk? Waarom vindt hij er geen tijd voor bij zijn gemeenteleden of parochianen bezoeken af te leggen, zoals bedienaren van het evangelie dit in het verleden altijd hebben gedaan?
2. (a) Welke vreemde paradox is er op het gebied van religie ontstaan? (b) Noem enkele cijfers betreffende het predikantentekort in het protestantisme. (c) Waarin zal dit naar alle waarschijnlijkheid resulteren?
2 Ondanks de zogenaamde luide roep van een „religieuze opleving” in de naoorlogse jaren, schijnt zich in werkelijkheid een van de vreemdste en ernstigste tegenstrijdigheden in de hedendaagse religie voor onze ogen te voltrekken, want terwijl het aantal kerklidmaten toeneemt, neemt het aantal ingeschrevenen voor een opleiding aan een theologische hogere onderwijsinstelling gestadig af. Als de schattingen van drie protestantse woordvoerders juist zijn, zullen de Noordamerikaanse protestantse kerken tegen 1975 bij voorbeeld een predikantentekort hebben van wel 50.000. „Als het naar de kerk gaande percentage van de bevolking sterker stijgt dan de totale bevolking, zoals in de vijftiger jaren van onze eeuw is gebeurd, zal het tekort” volgens dezelfde inlichtingenbron „nog ernstiger zijn. Aangezien de toename gedurende de afgelopen paar jaar evenwel is afgenomen, behoeft het geschatte tekort niet zo ernstig te zijn. Hoe dan ook, het is duidelijk dat miljoenen mensen binnenkort schapen zonder herders zullen zijn tenzij er een spoedprogramma voor de opleiding van bedienaren van het evangelie op touw wordt gezet.” — The Christian Century van 26 april 1961, bladzijde 509.
3, 4. Beschrijf het tekort aan geestelijken in het katholicisme.
3 Ook de Rooms-Katholieke Kerk heeft haar problemen met priesters die het priesterschap vaarwel zeggen. Naar verluidt heeft een functionaris van het Vaticaan gezegd dat een „verontrustend” aantal Italiaanse en Franse priesters de kerk heeft verlaten. Alhoewel er door katholieke autoriteiten geen cijfers worden bekendgemaakt, veronderstelt een protestantse bron dat de afgelopen vijftien jaar 5000 Italiaanse en ruim 1000 Franse priesters de Rooms-Katholieke Kerk hebben verlaten, ofte wel meer dan er in 1959 zijn geordineerd.
4 In Genua is het aantal seminaristen in twintig jaar met 40 percent gedaald en 80 percent van de studenten verdwijnt voordat zij de twaalf jaar durende cursus hebben voltooid. Men zegt dat de seminaries in Turijn voor twee derde leeg zijn. Er is ook een tekort aan nonnen. Deze statistische gegevens vertegenwoordigen geenszins het gehele probleem, maar geven ons slechts een beeld van het ernstige tekort aan arbeidskrachten in zowel het katholicisme als het protestantisme.
WAAROM HET TEKORT AAN BEDIENAREN VAN HET EVANGELIE?
5, 6. (a) Wat hebben sommige autoriteiten over dit te kort aan predikanten en priesters te zeggen? (b) Beschrijf enkele van de problemen waarmee predikanten van de christenheid thans te kampen hebben.
5 Wat vormt de reden voor dit tekort aan predikanten en priesters? Dr. S. Blizzard, een aan de Pennsylvania State-universiteit verbonden socioloog, verklaarde onlangs: „Vroeger verrichtte de plaatselijke predikant zijn taak als een huisarts. Nu wordt er in toenemende mate van hem verlangd dat hij een specialist is, en dat niet alleen in slechts één of twee, maar in zes afzonderlijke functies: administrateur, organisator, herder, prediker, priester en leraar.” W. Shrader, academisch docent in de pastorale theologie aan de theologische faculteit van de Yale-universiteit, is van mening dat te veel predikanten thans te hard moeten werken tegen een te laag salaris. Dr. S. H. Miller, decaan van de theologische faculteit van de Harvard-universiteit, noemde de overwerkte en onvoldoende bezoldigde predikant „een van de tragedies van onze tijd”.
6 In een artikel in Christianity Today berichtte G. C. Anderson dat „meer dan 10.000 van onze protestantse bedienaren van het evangelie thans de een of andere vorm van particuliere of klinische psychiatrische zorg ontvangt”. „Het aantal predikanten dat in ziekenhuizen en zenuwinrichtingen wordt verpleegd, is drievoudig toegenomen”, voegde hij hieraan toe. „In al de jaren dat ik met predikanten en psychiaters in het gehele land heb samengewerkt, heeft het mij ontzet dat zoveel predikanten hun persoonlijke problemen wilden bespreken”, zei Dr. Anderson. „Vele van hun moeilijkheden zijn tragisch. Sommigen van deze predikanten worden snel alcoholici of raken verslaafd aan verdovende middelen. Anderen zijn verliefd geworden op een andere vrouw en proberen door een echtscheiding de knoop door te hakken. Vele predikanten voelen zich ongelukkig en beseffen te laat dat zij het verkeerde beroep hebben gekozen. Anderen gaan gebukt onder de last van bezorgdheid en schuld omdat zij zich niet in staat voelen de rol te spelen van de bovennatuurlijke heilige, zoals door de gemeente van hen wordt verwacht . . . sommige predikanten raken zeer verontrust wanneer zij niet een verwachte promotie ontvangen. Lage salarissen, gefrustreerde idealen en louter eenzaamheid verergeren een predispositie voor ernstige emotionele stoornissen waarvoor de hulp van verstandige raadgevers nodig is.”
VORMT KERKBEZOEK HET ANTWOORD?
7. Ook al bezoeken oprechte mensen de kerk van hun keuze, vormt dit er dan een verzekering voor dat zij een op de bijbel gebaseerde boodschap van troost en hoop zullen horen? Waarom antwoordt u zo?
7 Kunt u nu inzien waarom predikanten niet vaker bij u thuis op bezoek komen dan op het ogenblik het geval is en waarom de woorden van de apostel in Romeinen 10:14 (NW), ’Hoe zullen zij horen?’ aan betekenis winnen? Dat is echter niet alles. Ook al bezoeken oprechte mensen de kerk van hun keuze, vormt dit er dan een verzekering voor dat zij een op de bijbel gebaseerde boodschap zullen horen waaruit overtuiging en hoop spreekt? Vraag u zelf eens af wanneer u voor het laatst een preek met een werkelijke bijbelse achtergrond hebt gehoord. Zijn de woorden van Paulus aan Timótheüs hier niet passend: „Want er zal een tijdsperiode komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar zich overeenkomstig hun eigen begeerten tal van leraren zullen bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen, en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden en daarentegen tot onware verhalen worden gekeerd”? (2 Tim. 4:3, 4, NW) Ja, zijn zulke leraren eigenlijk wel door de ware God uitgezonden? Zijn zij bekwaam om te onderwijzen? Wanneer Paulus het bewijs moet geven dat hij voldoende bekwaam gemaakt is om de waarheid te onderwijzen, antwoordt hij niet door op een diploma, van een van de theologische hogescholen van zijn tijd, of andere menselijke machtiging te wijzen. Hij wijst op iets wat veel meer zin en praktisch nut heeft wanneer hij zegt: „Beginnen wij ons weer aan te bevelen? Of hebben wij misschien, gelijk sommigen, aanbevelingsbrieven voor u of van u nodig? Gij zelf zijt onze brief, geschreven op ons hart en gekend en gelezen door alle mensen. Want het is duidelijk dat gij een brief van Christus zijt, geschreven door ons als dienaren, niet met inkt geschreven, maar met geest van een levende God, niet op stenen tafelen, maar op vleselijke tafelen, op harten. Dank zij de Christus nu hebben wij zulk een vertrouwen tot God. Niet dat wij uit onszelf voldoende bekwaam zijn om iets als uit onszelf voortkomende te kunnen beschouwen, maar dat wij voldoende bekwaam zijn, komt uit God voort, die ons voldoende bekwaam heeft gemaakt om dienaren van een nieuw verbond te zijn, niet van een geschreven reglement, maar van geest; want het geschreven reglement veroordeelt ter dood, maar de geest maakt levend” (2 Kor. 3:1-6, NW). Op welke „brieven” wijst uw bedienaar van het evangelie om zijn geschiktheid voor de bediening te bewijzen?
8. Hoe denken sommige bedienaren van het evangelie over hun werk? Welke uitwerking heeft dit op de mensen?
8 Jezus heeft gezegd dat de mensen gekend zouden worden aan de vruchten die zij zouden voortbrengen. Dit geldt voor allen die bedienaren van het evangelie beweren te zijn. Door hun werken, hun vruchten, en niet door mondelinge verklaringen of diploma’s wordt aangetoond of zij ware bedienaren van het evangelie zijn die door God zijn uitgezonden opdat de mensen aldus de boodschap van het Koninkrijk zouden kunnen horen. Luistert u eens naar wat sommigen van deze mannen over hun werk hebben te zeggen. De vroegere methodistische predikant J. B. Moore schrijft: „Er zijn predikanten die hun werk eenvoudig haten. Ik heb predikanten gekend die de mensen in het algemeen en hun gemeente in het bijzonder verachten.” In de Amerikaanse staat Ohio verklaarde een predikant: „Ik ben van mening dat er heel wat predikanten zijn die zich niet in hun element voelen. Ik ben een van hen. Wij weten eenvoudig niet waar het met de kerk heen gaat. . . . Wij kunnen niet begrijpen dat ons bestaan enig verschil uitmaakt in onze gemeente of in het leven van de afzonderlijke leden van onze gemeente. Dit verontrust mij.” Kunt u nu inzien waarom de zogenaamde „religieuze opleving” in werkelijkheid een holle frase is? De geestelijke waarde ontbreekt. Het ware geloof is zoek. De verlorenen worden niet gered. Niettemin verklaart de Schrift: „’Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered’. Hoe zullen zij echter hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord? Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt?” — Rom. 10:13, 14, NW.
DE WERKEN EN LERINGEN VAN DE WARE BEDIENAREN VAN HET EVANGELIE
9-11. Vermeld, ten einde het verschil met de geestelijke leiders van de christenheid te laten uitkomen, wat de Jaarboeken van Jehovah’s getuigen hebben te zeggen over de activiteit die deze bedienaren van het evangelie in de verschillende takken van hun bedieningsactiviteit ontplooien opdat de mensen kunnen „horen”.
9 Waar bevindt de prediker zich dan? Hoe zullen de mensen horen? Hoe kunnen mensen met een eerlijk hart, die graag de waarheid van Gods Woord willen weten, troost, leiding en geestelijke aanmoediging ontvangen? Op bladzijde 31 van het Jaarboek van Jehovah’s getuigen voor 1964 (Engels) wordt over deze predikers, die volgens sommigen tot de „snelst groeiende religie in de tegenwoordige tijd” behoren, vermeld: „De hedendaagse getuigen van Jehovah doen hun uiterste best om het werk te verrichten dat volgens Jezus ’tot een getuigenis voor alle natiën’ verricht moest worden” (Matth. 24:14, NW). Ondanks de tegenstand die zij hierbij ondervinden, zoals in de Jaarboeken van Jehovah’s getuigen voor 1965 en 1966 (Engels) wordt verhaald, gaan zij moedig voorwaarts. Zij moeten het ’eeuwige goede nieuws’ keer op keer op de gehele bewoonde aarde bekendmaken (Openb. 14:6, NW). Dat is Gods wil.
10 Wanneer wij terugkijken, bemerken wij dat de vreugde van Jehovah’s getuigen gedurende het jaar 1965 groot was, aangezien 1.109.806 verschillende verkondigers de boodschap van Gods koninkrijk moedig in 197 landen hebben gepredikt. Deze christenen, die met 24.158 gemeenten van Jehovah’s getuigen waren verbonden, vinden het heerlijk de mensen in Gods Woord te onderwijzen, en zij hebben dit bewezen door er 171.247.644 uur aan te besteden om van huis tot huis te gaan, huisbijbelstudies te leiden en vanaf het openbare podium te spreken. Zij hebben in werkelijkheid 59.165.475 nabezoeken gebracht bij mensen die belangstelling hadden getoond voor Christus’ boodschap en meer wilden weten over Gods beloften. Deze miljoenen mensen die werden opgezocht, kwamen niet naar de Koninkrijkszalen van Jehovah’s getuigen, maar de miljoen Koninkrijksverkondigers gingen naar de huizen der mensen. Deze methode verschilt totaal van die welke in de christenheid wordt toegepast, maar het is de oorspronkelijke methode die door Jezus en zijn apostelen werd ingevoerd.
11 Nu zou weer de vraag gesteld kunnen worden: Hoe vaak heeft uw predikant of bedienaar van het evangelie u in 1965 thuis opgezocht? In tegenstelling tot de bedienaren van het evangelie in de christenheid, die bijna geen huisbezoeken afleggen, hebben Jehovah’s getuigen gedurende 1965 elke week van het jaar 770.595 huisbijbelstudies geleid, en aan deze tak van dienst werd beslist niet alleen door de presiderende bedienaar van een gemeente deelgenomen. Integendeel, dit werk werd door allen gedaan die deel uitmaken van de gemeente, want alle getuigen van Jehovah zijn geordineerde christelijke bedienaren van het evangelie. — Jes. 61:1-3.
12. Waarom is er in de Nieuwe-Wereldmaatschappij nog steeds vraag naar meer bedienaren van het evangelie?
12 Deze personen uit alle lagen van de bevolking nemen de verklaring van de apostel Paulus die het kernpunt van onze bespreking vormt, namelijk ’Hoe zullen zij horen?’ ernstig op. Merk op wat Paulus bij deze gelegenheid precies zei: „Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt? Hoe zullen zij vervolgens prediken indien zij niet zijn uitgezonden?” (Rom. 10:14, 15, NW) Ja, deze christelijke getuigen van Jehovah zijn inderdaad „uitgezonden” met de specifieke opdracht: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hen onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20, NW). Ondanks de bloeiende geestelijke paradijstoestand in de hedendaagse organisatie van Jehovah’s getuigen is er echter nog steeds vraag naar bedienaren van het evangelie opdat nog meer personen kunnen horen. Waarom? Jezus verschafte zelf het antwoord op deze vraag toen hij tot zijn discipelen zei: „Ja, de oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt” (Matth. 9:37, 38, NW). De „oogst” is werkelijk groot, want er zijn klaarblijkelijk nog vele mensen die graag antwoord willen hebben op hun bijbelse vragen en die troost en hulp van de grootste bron van aanmoediging in het universum wensen te ontvangen. Denkt u hier persoonlijk ook niet zo over? U waardeert het toch ook wanneer iemand een oprechte belangstelling voor u aan de dag legt en wanneer hij genegen is het beste nieuws dat thans beschikbaar is, met u te delen? Zo iemand is werkelijk een vriend die uw beste geestelijke belangen op het oog heeft.
13. Waarom voelen velen zich tot de boodschap van de predikers van de Nieuwe-Wereldmaatschappij aangetrokken?
13 Vele mensen die de ijverige openbare bediening van Jehovah’s getuigen gadeslaan, zijn ertoe gebracht in alle oprechtheid te vragen: „Waarom voelen zoveel mensen zich aangetrokken tot de boodschap van deze christenen, wier groei in deze tegenwoordige tijd welhaast fenomenaal genoemd kan worden?” Hun boodschap is allereerst duidelijk en begrijpelijk. Ze bevat eenvoudige, bijbelse waarheden die zo duidelijk worden uiteengezet dat iedereen die een eerlijk hart bezit, zijn bijbelse vragen beantwoord kan krijgen. Zelfs de zogenaamde „moeilijke” vragen kunnen met succes beantwoord worden, want er kunnen bevattelijke antwoorden worden gegeven op zulke vragen als: Wat is onze bestemming? Zal er ooit een tijd komen dat de mensen in vrede met hun medemensen zullen leven? Wat zal er met de aarde gebeuren? Zal ze na een derde wereldoorlog met atoomwapens, als een radioactieve sintel zonder menselijk leven achterblijven?
14. Hoe denken Jehovah’s getuigen over de bijbel en de waarde van dit Boek vergeleken met menselijke overleveringen?
14 Eenvoudig uitgedrukt, is de boodschap die deze christenen brengen, de boodschap van het Koninkrijk (Matth. 24:14, NW). Het is een boodschap die op de bijbel is gebaseerd, en Jehovah’s getuigen geloven dat de bijbel Gods Woord is, ja, dat hij de waarheid bevat en betrouwbaarder is dan menselijke overleveringen. — 2 Tim. 3:16, 17; 2 Petr. 1:21; Joh. 17:17; Matth. 15:3; Kol. 2:8, NW.
15-17. Welke fundamentele bijbelse waarheden leren Jehovah’s getuigen over (a) Christus en zijn rol in Gods voornemens? (b) het Koninkrijk en de zegeningen van dit rijk en (c) de aarde en de toekomst van deze planeet?
15 Eenvoudige, leerstellige waarheden worden duidelijk door deze bedienaren van het evangelie uiteengezet wanneer zij bij voorbeeld aan de hand van de bijbel bewijzen dat Christus de eerste van Gods schepping was, dat Christus aan een paal en niet aan een kruis is gestorven, dat zijn menselijke leven als een losprijs voor gehoorzame mensen werd betaald en dat één slachtoffer voldoende was. Verder kunnen zij aantonen dat Christus als een onsterfelijk geestelijk schepsel uit de doden werd opgewekt en dat zijn tweede komst en tegenwoordigheid in de geest plaatsvinden. — Kol. 1:15; Openb. 3:14; Gal. 3:13; Hand. 5:30; Matth. 20:28; 1 Tim. 2:5; Rom. 6:10; Hebr. 9:25-28; 1 Petr. 3:18; Joh. 14:19; Matth. 24:3, NW.
16 Met betrekking tot het Koninkrijk, dat de allerbelangrijkste leerstelling van de bijbel en het thema van de boodschap van Jehovah’s getuigen is, tonen zij aan de hand van de bijbel aan dat het Koninkrijk onder Christus de aarde in vrede en rechtvaardigheid zal regeren en dat het Koninkrijk voor ideale levensomstandigheden op aarde zal zorgen. — Jes. 9:5, 6 6, 7; 11:1-5; Ps. 46:9, 10 8, 9; Matth. 6:10, NW; Jes. 11:6-9; 32:15-18; 33:24; 65:17-25.
17 Verder stellen zij hun hoorders in de gelegenheid uit de bijbel te leren dat de aarde nooit zal worden verwoest of ontvolkt, maar dat God dit huidige samenstel van dingen in de strijd van Armageddon zal vernietigen en dat de goddelozen voor eeuwig zullen worden verdelgd. — Pred. 1:4; Jes. 45:18; Ps. 78:69; Openb. 16:14, 16; Zef. 3:8; Jes. 34:2.
18. (a) Toon aan dat deze personen de bediening als beroep hebben en niet de andere werkzaamheden waarmee zij zich wellicht overdag bezighouden. (b) Met welke beweegreden verrichten deze bedienaren van het evangelie hun werk?
18 Wat een aanmoediging, wat een goed nieuws bevatten deze eenvoudige, fundamentele bijbelse waarheden, en geen wonder dat honderdduizenden personen, waar zij zich ook op aarde bevinden, welke taal zij ook spreken en in welke omstandigheden zij zich ook bevinden, zich tot deze hard werkende, bescheiden bedienaren van het evangelie aangetrokken voelen! Deze mensen vallen niet op door hun kleding of titels. Misschien is een van deze bedienaren van het evangelie wel een buurman van u en lijkt het uiterlijk alsof hij een loodgieter, boer, kantoorbediende, fabrieksarbeider, geschoold vakman of handwerksman is. Hebt u zich echter ooit afgevraagd waarom uw buurman zo toegewijd is aan zijn christelijke activiteit? Dit komt omdat zijn werkelijke beroep de bediening is (Luk. 4:16-20; Joh. 15:16, NW). Hij verricht zijn werk uit liefde voor zijn naaste en omdat hij een sterk verlangen heeft de waarheid, die de mensen vrijmaakt en hun de hoop geeft dat dit oude samenstel van dingen door een beter stelsel zal worden vervangen, met anderen te delen (Joh. 8:32; Mark. 13:28-30, NW). Deze mensen zijn er beslist niet op uit om indruk te maken, maar om te inspireren. Zij willen de mensen overal ter wereld eenvoudig in de gelegenheid stellen de boodschap van het Koninkrijk te „horen”.
19. Waarom is de eenheid van de Nieuwe-Wereldmaatschappij zo indrukwekkend?
19 In een wereld die verdeeld en verscheurd is door raciale verschillen, politieke verschillen, taalverschillen en vele andere verdeeldheid veroorzakende nationalistische factoren, is de eenheid van Jehovah’s getuigen bovendien uitzonderlijk. Waarheen u op aarde ook gaat, hun boodschap is overal hetzelfde, hun liefde voor elkaar is bijzonder en hun ijver, vastberadenheid en overredingskracht zijn uniek. In The Christian Century van 26 april 1961 verklaart S. H. Miller, decaan van de theologische faculteit van de Harvard-universiteit, onder het onderwerp „De mens en de bediening”: „Deze vooruitgaande wereld is een gekkenhuis. Men wordt niet in één richting geleid, er is geen globaal patroon, geen duidelijk beeld. De doeleinden zijn tegenstrijdig, de filosofieën zijn met elkaar in tegenspraak, de idealen zijn totaal verschillend . . . er is geen brandpunt, geen middelpunt, geen onmiskenbare gemeenschappelijke grond, en wat erger is, de religie zoals wij die kennen, voorziet niet in een dergelijk middelpunt. Uiteengevallen door een groot schisma waaraan nog steeds verbitterd wordt vastgehouden, versplinterd door een onredelijke explosie van kleingeestige en kibbelende sekten. Als er ooit een beeld is geweest, dan is het in duizend trotse en langdurige twisten verscheurd. Het klinkt allemaal als een oude droom met brokstukken van de taal die niet langer bekend is. Niets in dat patroon schijnt ergens in deze puzzel te passen.” Ja, de wereldse religie, met haar grote verschillen en tegenstrijdige leerstellingen en theorieën, voorziet niet in een middelpunt, een brandpunt waaromheen mensen zich kunnen vergaderen. Jehovah’s getuigen vormen hier echter een uitzondering op. Ongeacht nationale grenzen, ras, kleur of vroegere religie, en of het nu vredestijd of oorlogstijd is, deze bedienaren van het evangelie zijn in een gemeenschappelijke, onverbrekelijke aanbidding van de ene ware God Jehovah met elkaar verbonden. Het is zoals de apostel Paulus redeneert: „Nu vermaan ik u, broeders, bij de naam van onze Heer Jezus Christus, dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang” (1 Kor. 1:10, NW). Vormt deze eenheid een beschrijving van de werkelijke stand van zaken in uw religie?
DE ONDERWIJZER PAULUS
20. Waarom is het waardevol het leven en de bediening van de apostel Paulus meer in bijzonderheden te beschouwen? Wanneer en waar werd hij geboren?
20 Tot nu toe hebben wij in onze bespreking verschillende malen naar de geschriften van de apostel Paulus verwezen. Wat was hij een dynamische persoonlijkheid! Ja, wie was deze man eigenlijk, die zo’n belangrijke bijdrage heeft geleverd tot het tot stand komen van de christelijke Griekse Geschriften en wiens woorden ’Hoe zullen zij horen?’ het kernpunt van onze bespreking vormen? Wanneer wij meer over hem te weten komen, zullen wij zijn woorden ongetwijfeld meer gaan waarderen en voordeel kunnen trekken van zijn voorbeeld van geloof en moed. Alhoewel wij niet met absolute zekerheid de datum van zijn geboorte of dood kunnen noemen, werd hij naar alle waarschijnlijkheid omstreeks 3 G.T. geboren. Paulus werd dus waarschijnlijk in hetzelfde decennium geboren als Jezus Christus. Ongeveer halfweg Jeruzalem-Constantinopel (of het hedendaagse Istanboel) lag Tarsus, de geboorteplaats van de apostel Paulus. Dit was de vroege woonplaats van de man die, meer dan ieder ander, het christendom vanuit Judea door het gehele Romeinse rijk heeft verbreid, waardoor hij de mensen aldaar in staat stelde de boodschap van het Koninkrijk te „horen”.
21. Beschrijf de vroege achtergrond van de apostel Paulus, met inbegrip van zijn scholing.
21 Tarsus bevond zich achthonderd dertig kilometer ten noorden van Jeruzalem en lag aan de rivier de Cydnus, en wel twaalf kilometer vanaf de plaats waar deze rivier in de Middellandse Zee uitmondt. Tarsus was een centrum van onderwijs en cultuur, ja, deze stad werd in de oudheid in één adem genoemd met Athene en Alexandrië. Er is wel eens gezegd dat de belangstelling van de bewoners van Tarsus voor filosofie en onderwijs die van de Atheners en Alexandrijnen overtrof. Het was een rijke stad, waar veel van de rijkdom van Klein-Azië werd bijeengebracht voordat deze naar Griekenland en Italië werd verzonden. De bevolking van de stad hield zich voornamelijk bezig met weven, waarbij zij het haar dat in overvloedige mate werd verschaft door de kudden geiten daar aan de Taurusrivier, eerst in draden verwerkten, waarna zij er tentzeilen en kledingstukken van maakten. De joodse jeugd was verplicht een vak te leren, en daarom was het niet zonder reden dat Paulus zich de kunst van het tentenmaken eigen maakte, als gevolg waarvan hij in later jaren in zijn eigen onderhoud kon voorzien. Hij vormde aldus nooit een last voor de christelijke gemeente. Toen Paulus niet ouder dan dertien jaar was, zond zijn vader hem naar Jeruzalem, naar de school van Gamaliël, en Paulus was werkelijk bevoorrecht deze leraar te hebben, want Gamaliël wordt in het verslag van Handelingen afgebeeld als een moedig en wijs man die ruim van opvatting was.
22. Nam Paulus de geest van zijn leraar over? Waarom antwoordt u zo?
22 Uit alles blijkt echter dat Paulus de houding van zijn bekwame leraar niet overnam. Paulus’ religieuze ijver bracht hem er integendeel toe de geest van verdraagzaamheid van zijn leraar te vergeten, ja, hij werd zelfs buitengewoon onverdraagzaam. Als jongeman kon hij derhalve met instemming toezien dat de eerste christelijke martelaar, Stéfanus, werd vermoord. Het bijbelse verslag bericht over deze goddeloze daden van Paulus voordat hij tot het christendom werd bekeerd: „Saulus evenwel woedde tegen de gemeente. Hij drong het ene huis na het andere binnen, sleepte zowel mannen als vrouwen naar buiten en leverde hen over aan de gevangenis.” — Hand. 7:58–8:3, NW.
23. (a) Beschrijf hoe Saulus tot het christendom werd bekeerd. (b) Toon aan de hand van het levensverslag van deze apostel aan of hij de mensen al dan niet in staat stelde de boodschap van het Koninkrijk te „horen”.
23 Hoe kwam het nu dat zo’n bittere vervolger van christenen zelf een christen werd? Dit kwam door een wonder, waardoor hij eerst fysiek blind, maar daarna geestelijk ziende werd. Drie dagen achtereen onthield Saulus zich van voedsel en drank. Daarna zond Jehovah een van zijn vertegenwoordigers, Ananías genaamd, naar Saulus toe, en tijdens dit bezoek herkreeg Saulus zijn gezicht, waarna hij werd gedoopt, de heilige geest ontving, voedsel tot zich nam en weer op krachten kwam (Hand. 9:1-19, NW). Saulus (later Paulus genaamd) ging toen naar Arabië, ongetwijfeld om zich grondiger op de hoogte te stellen van Gods wil en voornemen voor hem. Nu was hij klaar voor het werk dat hem door Jehovah was opgedragen. Bracht hij dit werk ook ten uitvoer? Konden de mensen, als gevolg van Paulus’ bediening, „horen”? Het bericht dat Paulus heeft opgebouwd, geeft hier een indrukwekkend antwoord op, want Paulus heeft drie grote zendingsreizen gemaakt; hij legde hierbij duizenden kilometers af, richtte een aantal christelijke gemeenten op, nam deel aan het werk van het besturende lichaam, schreef veertien brieven aan christelijke gemeenten en afzonderlijke personen en kwam ter wille van het goede nieuws in de gevangenis terecht. Paulus heeft door dit alles stellig een onuitwisbare invloed uitgeoefend op de vroege christelijke gemeente.
24. Welke lessen kunnen wij onder andere van deze leider in het vroege christendom leren?
24 Wat een man was deze Paulus! Hij die eens een meedogenloze vervolger van christenen was geweest, werd nu zo vriendelijk als een liefdevolle moeder die haar kinderen koestert. Alhoewel hij zeer ontwikkeld was, vestigde hij nooit de aandacht op zich zelf. Hij predikte weliswaar met veel overredingskracht, maar hij gaf altijd de eer aan Jehovah. Alhoewel hij in politiek en religieus opzicht vrij was, werd hij een slaaf van de Heer Jehovah, en wat een verslag van volharding heeft hij achtergelaten! Paulus, die nooit mopperde of klaagde, was een man die veel presteerde. Hij geloofde dat Jehovah hem de kracht en de wil schonk om het werk tot stand te brengen. Tot het allerlaatste einde hield hij vast aan zijn rechtschapenheid en geloof. Wat een voorbeeld, wat een moed en geloof om door ware christenen in deze tijd nagevolgd te worden, evenals hij zijn Meester, Christus Jezus, navolgde!
PAULUS’ VOORBEELD NAVOLGEN
25-27. (a) Illustreer Paulus’ houding ten opzichte van de bediening en vergelijk deze met het werk dat in deze tijd door leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij wordt verricht. (b) Welke vragen zullen in het volgende artikel worden beantwoord?
25 Paulus zei dat „een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered”. Paulus redeneerde evenwel bij zich zelf dat zij de naam van Jehovah alleen maar konden aanroepen wanneer zij geloof in hem stelden, en hoe zouden zij geloof in hem kunnen stellen wanneer zij niet over Jehovah hadden gehoord, en hiervoor was het vanzelfsprekend nodig dat er predikers, bedienaren van het evangelie, waren, opdat de mensen over Jehovah, de God van redding, konden horen.
26 In deze kritieke tijd, nu er in de oude-wereldmaatschappij zo’n tekort aan bedienaren van het evangelie bestaat, valt in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen duidelijk het tegenovergestelde waar te nemen. Terwijl er nog steeds een oproep voor meer werkers wordt gedaan, stellen deze bezige, ijverige bedienaren van het evangelie de mensen overal in de gelegenheid de boodschap van het Koninkrijk te horen, opdat zij gered kunnen worden en de weg kunnen leren kennen die naar het leven leidt. Hun houding ten opzichte van de bediening wordt weerspiegeld door de volgende woorden van Paulus: „Indien ik nu het goede nieuws bekendmaak, is dat geen reden voor mij om te roemen, want de noodzaak is mij opgelegd. Werkelijk, wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken! Indien ik dit gewillig doe, heb ik een beloning, maar doe ik het tegen mijn wil, mij is toch een beheer toevertrouwd. . . . Zo ben ik voor de joden geworden als een jood, om joden te winnen; voor hen die onder de wet staan, ben ik geworden als onder de wet staande, hoewel ik zelf niet onder de wet sta, om hen die onder de wet zijn, te winnen. Voor hen die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet, hoewel ik niet zonder wet ben ten opzichte van God, maar onder de wet ten opzichte van Christus, om hen die zonder wet zijn, te winnen. Voor de zwakken ben ik zwak geworden, om de zwakken te winnen. Ik ben alle dingen voor alle soorten van mensen geworden, om er toch maar enkelen te redden.” — 1 Kor. 9:16-22, NW.
27 Waarop was Paulus’ streven gericht? Op de succesvolle prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk, opdat mensen de weg zouden leren kennen die naar het leven in Gods nieuwe samenstel van dingen leidt. Dit is precies hetzelfde werk dat Jehovah’s getuigen in deze tijd doen. Het is een weldadig werk, een opbouwend werk, een werk waarvoor veel moed, morele kracht en vastberadenheid nodig is. Welke beloningen en zegeningen dit met zich meebrengt en hoe wij deze dingen persoonlijk deelachtig kunnen worden, zal in het volgende artikel worden beantwoord.
[Kaart op blz. 267]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Middellandse Zee
Alexandrië
Jeruzalem
Tarsus
Athene
Constantinopel
Zwarte Zee
[Illustraties op blz. 265]
Loodgieter . . . en bedienaar van het evangelie