Christus’ wederkomst — Weet u waarnaar u moet uitkijken?
Velen keken ten tijde van Christus’ eerste tegenwoordigheid naar de verkeerde dingen uit. Hoe kunnen wij deze fout thans vermijden?
JEZUS werd geboren in een natie die vol verwachting naar de Messias uitkeek. The Jewish Encyclopedia (Deel VIII, blz. 508) zegt hierover: „Na de val van de dynastie der Maccabeeërs, toen hun toestand als gevolg van het despotische bestuur van Herodes de Grote en zijn geslacht en de toenemende tirannie van het Romeinse rijk steeds ondraaglijker was geworden . . . [zochten] de joden toevlucht in de hoop van een persoonlijke Messias. Zij zagen reikhalzend uit naar de komst van de beloofde bevrijder van het huis van David, die hen van het juk van de gehate vreemde overweldiger zou bevrijden, die een einde zou maken aan de goddeloze Romeinse heerschappij en die in plaats daarvan zijn eigen regering van vrede en gerechtigheid zou stichten.”
Ja, de meerderheid van de joden verwachtte dat de Messias een overwinnende Leider zou zijn die vol majesteit uit Juda zou komen en de natie naar een beslissende overwinning op Rome zou aanvoeren, waardoor hij de joden hun onafhankelijkheid en nationale soevereiniteit zou teruggeven. Deze gevoelens werden door hun religieuze leiders, vooral de Farizeeën, aangewakkerd. Het schijnt dat de Sadduceeën deze hoop niet in dezelfde mate koesterden, maar de natie door middel van staatkunde en collaboratie met de bestaande politieke machten, trachtten op te bouwen.
JEZUS CHRISTUS VERWORPEN
Jezus vervulde niet de Messiaanse verwachtingen van de religieuze leiders die de gedachten van het joodse volk in bepaalde banen leidden. Alhoewel hij in Bethlehem, in Judea, was geboren, kwam hij uit het onbekende stadje Nazareth in Galilea tot hen (Joh. 7:52, NW). Hij sprak met de Farizeeën over geestelijke bevrijding van valse aanbidding en vertelde hun dat zij alleen maar door in zijn woord te blijven ’de waarheid zouden kennen’ en dat ’de waarheid hen zou vrijmaken’. Dit was niet de boodschap die zij van de verwachte Messias wilden horen, en vol zelfrechtvaardigheid ontkenden zij een dergelijke bevrijding van zonde en onjuiste aanbidding nodig te hebben, terwijl zij Jezus een „Samaritaan” en in feite een ’religieuze parvenu’ noemden. — Joh. 8:31-33, 48, 53, 57, NW.
De Sadduceeën beschouwden Jezus als een gevaar, aangezien zij van mening waren dat Jezus door zijn leringen de positie van de joden met betrekking tot de politieke machten om hen heen, in gevaar bracht. Daarom verbonden zij zich met de Farizeeën om oogluikend toe te zien dat Jezus ter dood werd gebracht. — Joh. 11:45-50; Matth. 16:1; Hand. 5:17, NW.
Alhoewel het gewone volk doorgaans ’met genoegen naar hem luisterde’, actief de mogelijkheid besprak of hij wel de beloofde Messias was en zich verbaasde over zijn wonderbaarlijke genezingen, ja, alhoewel deze eenvoudige mensen zelfs zo ver gingen dat zij — zonder hierin evenwel te slagen — Jezus tot hun koning wilden maken, waren de joden over het geheel genomen ongunstig door hun regeerders en religieuze leiders beïnvloed en werden zij ertoe gebracht hem te verwerpen (Mark. 12:37; Joh. 7:25-27, 31, 40-42; 6:15; Matth. 12:23; 27:20, NW). Zonder een majestueuze verschijning, beslissende overwinningen en nationale onafhankelijkheid kon er geen Messias aanwezig zijn — zo redeneerden zij.
WAT OVER HET HOOFD WERD GEZIEN
Zij begingen een tragische fout. Waarom? Het onbetwistbare bewijs dat Jezus de Messias was, kon door allen worden gezien. Genealogisch kwam hij volledig voor de positie in aanmerking; chronologisch was hij op het precieze moment gekomen dat in de profetie was voorzegd en hij was onmiskenbaar de beloofde ’profeet zoals Mozes’, die niet alleen wonderen verrichtte, maar zelfs de doden opwekte, iets wat Mozes nooit had gedaan.a Ja, en zijn nederige verschijning, zijn verwerping door de leiders van de natie, de wijze waarop hij stierf en zijn opstanding — dit stond allemaal in Gods geïnspireerde Woord te lezen, als zij er maar aandacht aan hadden geschonken, in plaats van naar hun religieuze leiders te luisteren (Zach. 9:9; Ps. 118:22; Jes. 53:12; Ps. 34:21 20; 16:10). Zij lieten veeleer toe dat hun aandacht op de verkeerde dingen werd gevestigd, vooral op joodse nationale onafhankelijkheid. Wij lezen zelfs dat twee van Jezus’ discipelen na zijn dood teleurgesteld zeiden: „Wij hoopten echter dat deze man degene was die Israël zou bevrijden.” — Luk. 24:21, NW.
Niettemin was Jezus als een Bevrijder gekomen en had hij het grootste bevrijdingswerk verricht dat Israël ooit had meegemaakt, ja, hij had de poorten geopend en de mensen gewezen op de weg naar vrijheid uit gevangenschap aan valse religie, een gevangenschap die zij aan hun religieuze leiders te danken hadden. — Luk. 4:17-20, NW.
Bovendien stelde Jezus de christelijke bediening in, die ten doel had over de gehele aarde een werkelijk bijbels onderwijzingswerk te verrichten en een internationale gemeente voort te brengen met een eenheid die op een onder de naties unieke liefde gebaseerd zou zijn (Matth. 28:19, 20; Joh. 13:34, 35; 15:17-19, NW). De leden ervan zouden te zamen met Christus de gezalfde erfgenamen van Gods hemelse koninkrijk vormen, een koninkrijk dat in alle opzichten superieur was aan de een of andere regering vanuit het aardse Jeruzalem. — 2 Tim. 4:18; 1 Petr. 2:9, 10, NW.
Het fundament voor een totaal nieuw samenstel van dingen, dat het gehele raamwerk van menselijke toestanden tot volmaaktheid zou kunnen brengen, werd door Jezus’ slachtoffer van zijn volmaakte menselijke leven gelegd (Hebr. 9:15, 28, NW). Hoeveel grootser is dit niet dan de door Jezus tot stand gebrachte fysieke genezingen van specifieke kwalen!
DE SITUATIE IN DEZE TIJD
Wat valt er dan over Christus’ tweede tegenwoordigheid te zeggen? Wat kunnen wij terecht verwachten? Hoe kunnen wij het vermijden dezelfde fout te maken die de joden gedurende zijn eerste tegenwoordigheid maakten?
In het laatste deel van de negentiende eeuw was men in vele landen alom de mening toegedaan dat Christus’ terugkeer ophanden was. Velen bereidden zich erop voor dat hij plotseling zou verschijnen door majestueus op letterlijke wolken te rijden, zijn uitverkorenen bijeen te brengen, alle doden op te wekken en hen dan individueel (te zamen met de vele miljoenen die dan op aarde zouden leven) te oordelen, en dit alles in een tijdsbestek van vierentwintig uur.
Vele religieuze leiders verwierpen echter de gedachte van een rechtstreekse, persoonlijke tussenkomst van Christus in de aangelegenheden der aarde. Zij leerden dat Christus’ koninkrijk zich verspreid in het hart van de mensen bevindt en dat de christelijke kerk, door haar morele kracht, te zamen met de „christelijke” regeringen, de mensheid geleidelijk aan in eendracht met Christus zal brengen.
Wat dienen wij te geloven? Hoe kunnen wij weten waarnaar wij moeten uitkijken? Wij moeten ons beslist door Gods Woord de bijbel laten leiden en ons ervan in kennis stellen wat Jezus zelf en wat zijn geïnspireerde discipelen over zijn tweede komst hebben gezegd. Waarom zouden wij in dit verband Matthéüs 24 en 25, Lukas 21, Markus 13 en 2 Timótheüs 3:1-5 niet eens opslaan, allemaal schriftplaatsen die zeer belangrijke profetieën bevatten waarin ons wordt verteld waarnaar wij in verband met Christus’ terugkeer moeten uitkijken?
DE WERKELIJKE BETEKENIS VAN CHRISTUS’ WEDERKOMST
Wanneer wij de bovengenoemde schriftplaatsen lezen, bemerken wij dat noch Jezus, noch zijn discipelen te kennen hebben gegeven dat de tijd van Christus’ wederkomst een tijd van internationale vrede en broederschap zou zijn, maar juist veeleer een tijd van internationale oorlogen en gewelddaden (Matth. 24:7, 8, NW). Het zou geen tijd zijn waarin de mensen onmiddellijk van alle problemen en lijden verlost zouden worden, maar veeleer een tijd van hongersnoden, epidemieën, aardbevingen, bezorgdheid en grote ellende van de naties (Luk. 21:11, 25, 26, NW). In plaats van een tijd van moraliteit en goedheid, zou het een tijd van „wetteloosheid” zijn, ja, er zouden „kritieke tijden . . . aanbreken, die moeilijk zijn door te komen” als gevolg van de huichelachtig religieuze mensen die geld en genot zouden liefhebben, geen zelfbeheersing zouden oefenen en ondankbaar en misdadig zouden zijn (Matth. 24:12; 2 Tim. 3:1-5, NW). Jezus zei niet dat het blijde nieuws over zijn wederkomst en de oprichting van zijn koninkrijk door de vooraanstaande, geëerde en maatschappelijk populair religieuze leiders en geestelijken bekendgemaakt zou worden. Hij zei dat dit zou gebeuren door personen die door „alle natiën” vervolgd en gehaat zouden worden en voor gerechtshoven gesleept en gevangen gezet zouden worden. — Matth. 24:9, 14; Luk. 21:12-19, NW.
Vergelijkt u dit eens met wat er sinds het jaar 1914 is gebeurd. Ruim dertig jaar vóór die datum en gedurende een halve eeuw sinds die tijd hebben Jehovah’s getuigen op het jaar 1914 gewezen als de tijd voor het einde van „de bestemde tijden der natiën” en de tijd dat Christus met zijn Koninkrijksheerschappij zou beginnen (Luk. 21:24, NW). Als gevolg van de wereldschokkende gebeurtenissen die in dat jaar begonnen, voelde een groep van acht vooraanstaande geestelijken in Engeland zich eind 1917 geroepen een manifest te publiceren waarin werd verklaard dat „de huidige crisis op het besluit van de tijden der heidenen wijst” en dat de „openbaring van de Heer elk moment verwacht kan worden”. De Eerste Wereldoorlog was echter nog niet geëindigd of deze predikanten gingen, evenals hun collega’s, geheel in nationale en internationale aangelegenheden op en schonken totaal geen aandacht meer aan hun eerder afgelegde verklaring betreffende Christus’ wederkomst en de betekenis der tijden. Zij hebben hun religieuze kudden sindsdien bewerkt de prediking waarin werd aangekondigd dat Christus’ tweede tegenwoordigheid is begonnen, te verwerpen.
Evenals de geestelijken in Jezus’ dagen hebben de geestelijken in onze tijd derhalve een tragische fout gemaakt, en wel om dezelfde reden: Zij hebben naar de verkeerde dingen uitgekeken. Zij hebben vergeten wat Jezus tot de Farizeeën zei toen zij hem vragen stelden over de komst van Gods koninkrijk, namelijk: „Het koninkrijk Gods komt niet met opvallende waarneembaarheid, noch zal men zeggen: ’Ziet hier!’ of: ’Daar!’ Want ziet! het koninkrijk Gods is in uw midden” (Luk. 17:20, 21, NW). De Farizeeën bleven in gebreke Jezus als de voornaamste vertegenwoordiger van het Koninkrijk te erkennen, alhoewel hij in hun midden stond. In deze tijd weigeren de geestelijken en religieuze leiders derhalve de nederige mannen en vrouwen te erkennen die door Jezus als zijn ambassadeurs worden uitgezonden om zijn Koninkrijksheerschappij bekend te maken, ja, zij vervolgen hen zelfs. — Matth. 24:9, 14, NW.
In de vorige drie uitgaven van dit tijdschrift hebben wij aangetoond dat Christus’ wederkomst en aanwezigheid geestelijk en derhalve onzichtbaar voor menselijke ogen zou zijn. Merk nu echter op wat Jezus in Lukas 17:26 (NW) zei: „Zoals het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen.” Hij verwees ook naar de „dagen van Lot” (17 vs. 28, NW). Waarom sprak hij over „dagen” in plaats van over een „dag”? Omdat Christus’ tweede tegenwoordigheid niet een kwestie is van slechts vierentwintig uur, waarin hij de mensen oordeelt ten getale van ruim 35.000 per seconde (zoals hij met het oog op de wereldbevolking zou moeten doen). Deze tegenwoordigheid betreft veeleer een periode van jaren, net zoals de „dagen van Noach” en de „dagen van Lot” een periode van jaren besloegen. Gedurende deze tijd is de regerende Koning en Rechter onzichtbaar aanwezig en verricht hij verscheidene werkzaamheden. Wat doet hij dan allemaal?
HET PROGRAMMA VAN DE KONING
In de eerste plaats ruimt hij een belangrijk probleem uit de weg: de tegenstand in de hemel van de zijde van zijn voornaamste tegenstanders, Satan en zijn demonen, die hij in een hemelse (en derhalve onzichtbare) oorlog versloeg en dermate in het nauw dreef dat zij in de buurt van onze aarde terechtkwamen. Dit betekende geen onmiddellijke verlichting voor de bewoners van de aarde, maar veeleer „wee [voor] de aarde en de zee, want de Duivel . . . heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft”. — Openb. 12:7-12, NW.
Welnu, vanaf zijn hemelse troon kan de Rechter Christus Jezus zijn aandacht naar de aarde richten en zijn getrouwe volgelingen die in de dood slapen, belonen met een opstanding tot leven in de hemelen, opdat zij „op tronen [mogen] zitten om” met hem „te oordelen” (1 Kor. 15:20-23; Luk. 22:28-30, NW). Hoe staat het met de mensen op aarde die beweren zijn volgelingen te zijn? In de gelijkenis van de „tarwe” en het „onkruid” toonde Jezus aan dat de wereld vol imitatiechristenen zou zijn en dat zijn ware volgelingen in het „besluit van een samenstel van dingen” van deze mensen afgescheiden zouden moeten worden (Matth. 13:36-43, NW). Sommigen die hem eens hadden gediend, zouden in hun hart zeggen: „Mijn meester blijft uit”, en zij zouden als een „boze slaaf”-klasse worden verworpen. Van anderen zou blijken dat zij tot dezelfde „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse behoren als de apostelen en vroege discipelen. Jezus zei over deze „slaaf”-klasse dat hij haar zou „aanstellen over al zijn bezittingen”. De „bezittingen” van de Koning, Christus Jezus, duiden op de aardse belangen van zijn koninkrijk, die door deze getrouwe christenen behartigd moeten worden wanneer zij geestelijk ’voedsel te rechter tijd’ uitdelen. Zij doen dit door de Koninkrijksboodschap door middel van een wereldomvattende predikingsveldtocht in de gehele wereld te bevorderen en uit te breiden. — Matth. 24:45-51, NW.
De Koning en Rechter gebruikt deze getrouwe Koninkrijkspredikers ook als een soort van „toetssteen” bij het verrichten van een scheidingswerk. Vanaf zijn hemelse troon maakt hij in feite de gehele aarde tot een rechtszaal waarin hij zijn getuigen aan alle naties getuigenis laat geven, en aldus ’scheidt hij de mensen van elkaar, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt’. De mensen zien niet Christus, maar veeleer deze getrouwe volgelingen die de Koning „mijn broeders” noemt. — Matth. 25:31-45, NW.
Op deze wijze nemen vele rechtvaardig gezinde personen — in feite een „grote schare” — die deze getuigen de Koninkrijksboodschap horen bekendmaken, hun standpunt voor dat Koninkrijk in en nemen aan de bekendmaking ervan deel. Zij worden als „één kudde” met de hemelse Koninkrijkserfgenamen bijeengebracht en erop voorbereid op een paradijsachtige aarde onder Gods rechtvaardige nieuwe ordening te leven. — Openb. 7:9, 10; Joh. 10:16; Openb. 21:1-4, NW.
Aangezien er een enorm werk verricht moet worden, en dat ondanks veel tegenstand, is er volharding nodig, en daarom zegt de Koning: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden. En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:13, 14, NW). Wanneer het bekendmakings- en bijeenbrengingswerk aldus naar tevredenheid van de Koning is verricht, zal hij als de voltrekker van Jehovah’s oordelen optreden door de aarde van alle tegenstanders van zijn koninkrijk — zowel de zichtbare als de onzichtbare vijanden — te reinigen en aldus een einde maken aan de heerschappij die zelfzuchtige mannen en onzichtbare demonen over de aarde hebben uitgeoefend. — Dan. 2:44; Openb. 19:11-15; 20:1-3, NW.
De „dagen van de Zoon des mensen”, waarin wij thans leven, zijn dagen vol gelegenheden en activiteiten, dagen waarin wij een beslissing kunnen nemen ten gunste van de thans regerende Koning, Christus Jezus. Degenen die in deze tijd naar de verkeerde bewijzen blijven uitkijken, verkeren in groot gevaar. Moge u duidelijk de ware betekenis van Christus’ wederkomst inzien en op tijd handelend optreden, ten einde er aldus voor te zorgen dat u levend zal worden bewaard om in Gods thans zo nabije nieuwe ordening te leven.
[Voetnoot]
a Vergelijk Micha 5:1 2; Gen. 49:10; Dan. 9:25; Deut. 18:18, 19 en Jes. 53:4 met Matth. 2:1-6; Luk. 3:23-33; Matth. 1:18-25 en Luk. 7:11-23, NW.