De weg naar zekerheid
„Ik ben de weg en de waarheid en het leven.” — Joh. 14:6.
1. Wat wordt door de toevluchtssteden afgebeeld?
BIJ HET volk Israël uit de oudheid moet vaak zijn gebleken dat de voorziening van de toevluchtssteden levenreddend was. Ze hadden ten doel aan onopzettelijke doodslagers bescherming en zekerheid te verlenen met het oog op de dreigende mogelijkheid dat zij door de wettelijke bloedwreker ter dood gebracht zouden worden. Deze steden hadden niet ten doel aan misdadigers bescherming te bieden. En aangezien de voorziening van deze steden, zoals in het geval van zo vele andere „schaduwen” van de Wet (Hebr. 10:1), een profetisch beeld vormde, waarvan christenen veel kunnen leren, moeten wij wel tot de conclusie komen dat ze de grootse voorziening van redding afbeeldt die God, Jehovah, voor het eeuwige welzijn van alle soorten van mensen in werking heeft doen treden ten einde hen van de straf op bloedschuld te bevrijden en te redden. Waarom is dit zo?
2. Wat waren enkele van de redenen waarom Jezus Christus naar de aarde is gekomen?
2 God heeft zijn machtigste Zoon, Jezus Christus, naar de aarde gezonden om hier de grootse waarheden van deze voorziening bekend te maken en ook opdat hij een offerandelijke dood zou kunnen sterven ten einde degenen die werkelijk geloof in hem zouden oefenen, van een zekere en eeuwige dood te redden en hun eeuwig leven te schenken. Zo lezen wij in Efeziërs 1:7: „Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens bloed, ja, de vergeving van onze overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van zijn onverdiende goedheid.” — Matth. 20:28.
3. Wat wordt afgebeeld door het feit dat zowel Israëlieten als inwonende vreemdelingen in de toevluchtsstad bescherming konden vinden?
3 Evenals in het geval van de voorbeeldige toevluchtsstad, is ook de tegenbeeldige toevluchtsstad een barmhartige voorziening van God om overtreders van Zijn wet op grond van de losprijs van Jezus Christus vergeving te schenken en hen in zijn zorg en bescherming op te nemen. De apostel Paulus schrijft in dit verband: „Daarom is hij dus middelaar van een nieuw verbond, opdat zij die geroepen zijn, de belofte van de eeuwige erfenis zouden ontvangen, aangezien er een sterven heeft plaatsgevonden om hen door losprijs te verlossen van de overtredingen onder het vroegere verbond” (Hebr. 9:15). In de letterlijke toevluchtsstad konden zowel Israëlieten als inwonende vreemdelingen toevlucht vinden (Num. 35:15). Hierdoor wordt afgebeeld dat de krachtige bescherming die door de tegenbeeldige toevluchtsstad wordt geboden, niet alleen bestemd is voor de geestelijke Israëlieten, dat wil zeggen, voor degenen die leden van de hemelse klasse worden ten einde met Christus Jezus te regeren en als priesters dienst te verrichten, maar ook voor allen die ervoor in aanmerking komen eeuwig leven op aarde te ontvangen, namelijk de „andere schapen”. — Joh. 10:16.
4. (a) Wat kan in de voorziening van redding niet over het hoofd worden gezien? (b) Welk doel trachten Gods geest en zijn engelen te bereiken?
4 De onopzettelijke doodslager in Israël vluchtte niet naar het buitenland, waarbij hij zijn eigen land verliet, maar hij haastte zich naar de toevluchtsstad, die aan de niet-priesterlijke levieten, en in het geval van de stad Hebron, aan de Aäronische priesters toebehoorde. Dit duidt erop dat de voorziening van redding nauw verband houdt met Jehovah’s organisatie. Een overblijfsel van de geestelijke priesterklasse bevindt zich thans nog op aarde, en deze vormt de kern van de gemeente van Jehovah’s volk. Wij kunnen niet voorbijgaan aan de rol die de zichtbare gemeente van Jehovah’s getuigen in deze voorziening van redding speelt. In Handelingen 2:47 lezen wij: „Terzelfder tijd bleef Jehovah dagelijks degenen die gered werden, aan hen toevoegen.” Dit betekent dat degenen „die gered werden” aan de vroege christelijke gemeente werden toegevoegd. Zij werden in één verenigd huisgezin des geloofs bijeengebracht. De zichtbare gemeente van Gods volk heeft in deze tijd derhalve iets met de voorziening van redding uit te staan. Ja, ze neemt een belangrijke plaats in die voorziening in. Elke gemeente vormt een klein deel van Gods volk. Wij kunnen niet buiten de organisatie van Gods volk blijven en ons er afgescheiden van houden als wij Jehovah’s bescherming willen genieten. Zowel Jehovah’s geest als zijn engelen zijn eropuit een eenheid in denken, oogmerk en handelwijze tot stand te brengen. Er bestaat dus een wezenlijk verband tussen Jehovah’s bescherming in de voorbeeldige toevluchtsstad en Zijn zichtbare gemeente van geestelijke Israëlieten, die onder leiding staat van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”. — Ef. 4:3-6; Matth. 24:45-47.
DE TEGENBEELDIGE ONOPZETTELIJKE DOODSLAGER
5. Wie werd door de onopzettelijke doodslager afgebeeld?
5 Maar wie wordt nu eigenlijk precies afgebeeld door de onopzettelijke doodslager die in de bescherming biedende stad toevlucht vond? Hij vormt een afbeelding van allen die zich bewust worden van het feit dat zij op de een of andere wijze en van Jehovah’s standpunt uit bezien, in bloedschuld delen. Zulke oprechte personen gaan dit feit duidelijk inzien wanneer zij in contact komen met de verlichtende boodschap van Gods Woord, de bijbel, waarin de heiligheid van het menselijke leven wordt onderwezen. Evenals in het Israël uit de oudheid kan iemand ook in deze tijd de oorzaak zijn geweest van een ongeluk dat voor een ander of anderen een dodelijke afloop bleek te hebben. Ieder jaar opnieuw verliezen tienduizenden mensen als gevolg van een verkeersongeluk hun leven op de straten van de wereld. Hoewel er geen boze opzet in het spel is, is hierbij niettemin een zekere mate van schuld betrokken, en in de regel zijn er in de wetstelsels van de natiën voor dergelijke gevallen strafsancties opgenomen.
6. In welk opzicht hebben vele mensen in onze tijd in bloedschuld gedeeld?
6 De toepassing van de betekenis van de onopzettelijke doodslager in het huidige tegenbeeld is evenwel breder van strekking en beperkt zich niet slechts tot de zojuist genoemde gevallen. Onze eeuw is de periode van de grootste oorlogen in de menselijke geschiedenis. Denk alleen maar eens aan de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Miljoenen mensen werden gedwongen aan deze bloedige gebeurtenissen deel te nemen, en wel zonder dit werkelijk te willen. Als gevolg van de strijd om de wereldheerschappij en ook in de loop van wrede ideologische revoluties zijn er sinds 1914 aldus vele miljoenen mensen gestorven. Ja, alleen al sinds 1914 G.T. heeft de bloedverspilling van de mensheid afmetingen aangenomen als nooit tevoren in de gehele geschiedenis. Het behoeft geen betoog dat de Schepper van de mens, degene die de heiligheid van het leven heeft bekendgemaakt, dit alles met groot ongenoegen moet hebben aangezien. — Hab. 1:13.
7. (a) Hoe is er op de valse religie een zware bloedschuld komen te rusten? (b) Hoe wordt dit in Openbaring 17:5, 6 beschreven?
7 Dat de religieuze leiders in de gehele wereld aan een dergelijke georganiseerde massaverspilling van menselijk bloed hun zegen en ondersteuning hebben geschonken, heeft velen ertoe gebracht te geloven dat dit inderdaad Gods wil was en met het christendom te rijmen viel. Er kan dus worden aangenomen dat velen een verkeerde handelwijze hebben gevolgd terwijl zij in de mening verkeerden dat zij juist handelden. Dat de talrijke kerken en religies binnen en buiten de christenheid de georganiseerde bloedvergieting ondersteunen, brengt één ding duidelijk aan het licht: de enorme bloedschuld die over de gehele wereld aan de valse religie kleeft. Deze bloedschuld heeft zich niet slechts in de afgelopen paar decenniën, maar ook gedurende de vele eeuwen in het verleden opgehoopt. In de vele religieuze oorlogen, in oorlogen waartoe religieuze leiders hebben aangezet en die door hen werden ondersteund, in kruistochten, gedurende de zogenaamde Inquisitie en gedurende de vervolging van getrouwe dienstknechten van God vóór en na Christus, hebben werkelijk stromen bloed gevloeid. In hoofdstuk 17 van Openbaring wordt dit wereldrijk van valse religie in symbolische taal aangeduid of beschreven als een immorele vrouw, „Babylon de Grote” genaamd. Wij lezen: „En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een mysterie: ’Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde.’ En ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus.” — Openb. 17:5, 6.
8. Op welke wijze hebben de kerken de mensen misleid?
8 In welke ernstige mate de kerken Gods voornemen onjuist hebben voorgesteld en oorlogen hebben gerechtvaardigd, wordt onderstreept door de volgende aanhaling uit een Duits protestants zondagsblad dat gedurende de Eerste Wereldoorlog verscheen: „Onze militairen zijn niet slechts strijders voor geboorteland en huisgezin, voor koning en vaderland, maar zij vormen Gods legers die als zijn werktuigen en handelingsbevoegde gemachtigden in zijn dienst strijden. Het is goed wanneer onze christelijke soldaten weten dat zij in werkelijkheid in een veel hogere dienst staan en een veel hogere positie bekleden, dat zij Gods belangen behartigen en dat de Heer daarom op zulk een wonderbare wijze met ons is geweest . . . om de oorlog tot een goed einde te brengen. God alleen komt alle eer toe! Ook is deze oorlog een stap voorwaarts op de weg naar de verwezenlijking van Gods koninkrijk” (Kirche, Krieg, Kriegsdienst, door Walter Dignath, bladzijde 51). Hoe kernachtig zijn de woorden van de profeet Jeremia van toepassing op de bloedschuld die aan de vals-religieuze stelsels van de christenheid kleeft! De profeet zegt: „Zelfs is in uw slippen het bloed gevonden van onschuldige armen” (Jer. 2:34). Er kleeft echter ook bloedschuld aan de heidense religieuze organisaties.
DE TEGENBEELDIGE BLOEDWREKER
9. (a) Wanneer zullen degenen op wie bloedschuld rust, worden gestraft? (b) Wie is de tegenbeeldige bloedwreker?
9 Waar zoveel bloedschuld bestaat, kan straf niet uitblijven en is deze onvermijdelijk. Ze zal zonder mankeren en snel komen, ja, in onze generatie. De profeet Jesaja schreef over deze goddelijke straf: „Want zie, de HERE verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken; dan zal de aarde het op haar vergoten bloed aan het licht brengen en haar verslagenen niet langer bedekken” (Jes. 26:21). In het Israël uit de oudheid vereffende de wettelijke bloedwreker de rekening en diende hij de straf toe. Wie, zo zouden wij kunnen vragen, is de bloedwreker in het tegenbeeld? Het is Jezus Christus, aan wie „alle autoriteit in hemel en op aarde is . . . gegeven”. In hoofdstuk 19 van Openbaring wordt hij beschreven als iemand die een wit paard berijdt en die oorlog voert in rechtvaardigheid. De legers in de hemel volgen hem. Ongeveer negentien eeuwen geleden werd Jezus als een volmaakt mens op aarde geboren, en om deze reden verwees hij vaak naar zichzelf als de „Zoon des mensen” (Matth. 28:18; 25:31). Ten gevolge hiervan werd hij als het ware de nauwste bloedverwant van de mensheid, zodat hij er volkomen recht op heeft de tegenbeeldige bloedwreker te zijn.
10. Sinds wanneer is het beeld van de toevluchtsstad in het bijzonder van toepassing, en waarom?
10 In 1914 G.T. brak voor deze ordening van de mensenmaatschappij de „tijd van het einde” aan, en vooral sinds die tijd is het beeld van de toevluchtsstad actueel en passend geworden. Waarom is dit zo? Omdat Jezus Christus in onze tijd, binnen deze generatie, als de grote en krachtige bloedwreker zal optreden. Hij zal deze met bloedschuld beladen maatschappelijke ordening volledig doen eindigen (Dan. 2:44). De bloedwreker, met zijn grote leger van engelen, zal beslist iedereen inhalen en overrompelen die niet op tijd in de beschutting biedende toevluchtsstad ontkoming heeft gevonden. Deze naderende catastrofe kan door absoluut niets worden tegengehouden. Geen enkele natie zal eraan ontkomen. Afzonderlijke personen kunnen er echter wel aan ontkomen. — Spr. 1:24-33.
DE VLUCHT NAAR REDDING
11. Hoe kan iemand het vermijden door de bloedwreker ingehaald en overrompeld te worden?
11 Hoe kunnen afzonderlijke personen het echter vermijden door de naderende bloedwreker, Jezus Christus, ingehaald te worden? Het antwoord luidt: door naar veiligheid te vluchten terwijl er nog tijd voor is. Het is inderdaad mogelijk de vlucht naar zekerheid te verwezenlijken. In het Israël uit de oudheid bevonden zich zes toevluchtssteden die tamelijk evenredig over het gebied van de natie waren verdeeld. Als gevolg hiervan was de weg naar de plaats van veiligheid niet te lang voor degenen die er noodgedwongen gebruik van moesten maken. Zekerheid lag binnen ieders bereik. Zo is het ook in de vervulling van dit profetische beeld. Eerlijke en waarheidlievende mensen, die deze ware zekerheid werkelijk graag wensen te bezitten, kunnen deze vinden. Redding is binnen ieders bereik. De weg die erheen leidt, is niet te lang. De bescherming biedende stad, Gods voorziening van redding, is dichtbij. Het vergt alleen enige moeite er te komen. De weg naar zekerheid is niet als een gezellige lentewandeling. Er moet hard gewerkt worden, ja, een strijd gevoerd worden, de „strijd van het geloof”. — 1 Tim. 6:12.
12. Wiens handelwijze verschaft een uitstekend voorbeeld van de wijze waarop mensen op wie bloedschuld rust, dienen te handelen?
12 Wij bezitten in dit verband een uitstekend voorbeeld in de persoon van de apostel Paulus. Toen hij nog Saulus werd genoemd, deelde ook hij in de bloedschuld die op het joodse religieuze stelsel rustte. Hij schonk zijn goedkeuring aan het doden van ware christenen. Over de moord op Stéfanus lezen wij bijvoorbeeld: „Wat Saulus betreft, hij hechtte zijn goedkeuring aan de moord op hem” (Hand. 8:1). Wat een voortreffelijke strijd heeft deze Saulus, nadat hij tot het christendom was bekeerd, echter voor het ware geloof gevoerd! Wat spande hij zich in om de weg tot het einde toe te blijven bewandelen, ten einde zijn redding hierdoor zeker te stellen! Hij predikte, hij schreef talrijke brieven aan zijn christelijke broeders, hij doorstond allerlei moeilijkheden en ten slotte werd hij ter dood gebracht omdat hij een christen was. Het voorbeeld van Paulus en dat van vele anderen toont ons aan dat er een werkelijke krachtsinspanning moet worden gedaan om het eeuwige leven te verwerven. — 2 Kor. 11:23-27; 2 Tim. 4:6-8.
DE WEG NAAR ZEKERHEID
13. (a) Wat zijn enkele vereisten waaraan men moet voldoen om deze vlucht te ondernemen? (b) Wat betekent geloof in werkelijkheid?
13 Om deze vlucht naar veiligheid te kunnen ondernemen, dient men allereerst het bewustzijn te bezitten dat men tegenover Jehovah God verkeerd heeft gehandeld en schuldig is in zijn ogen (Ps. 51:5-7 3-5). Dit zal iemand die eerlijk is, tot berouw brengen, hetgeen ook een verandering van gedachten betekent. Dit gaat gepaard met geloof in de bijbel, in Jehovah God, in Jezus Christus en in Gods koninkrijk (Hand. 3:19; Hebr. 11:6; Hand. 16:31). Geloof houdt echter veel meer in dan slechts te geloven dat God bestaat en dat Jezus Christus is gekomen om zondaars te redden. Vele mensen bezitten dit soort van geloof, maar het is ten enenmale onvoldoende. Geloof volgens de bijbel houdt meer in: het betekent een volledig vertrouwen in Jehovah God te bezitten; het betekent volledige gehoorzaamheid aan God en het betekent actie (Hebr. 11:1). Het betekent in werkelijkheid dat men zich aan Jehovah opdraagt en een volgeling van Christus wordt, dat wil zeggen, dat men zijn discipel wordt, iemand die overeenkomstig de goddelijke wil leeft zoals dit in de bijbel wordt uiteengezet. Ziet u nu welk een groot verschil er bestaat tussen geloof zoals deze uitdrukking gewoonlijk wordt opgevat en geloof in de ware en diepe bijbelse betekenis? Jezus Christus verklaarde: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Wie geloof oefent in mij, zal ook zelf de werken doen die ik doe” (Joh. 14:12). De weg naar zekerheid, naar de tegenbeeldige, levenreddende toevluchtsstad, is in werkelijkheid identiek met de smalle weg waarover Jezus sprak: „Nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden.” — Matth. 7:14.
14. Waarvan dient men zich af te scheiden, en waarom?
14 Deze smalle weg volgen, betekent dat wij terzelfder tijd niet de brede en wijde weg kunnen volgen die naar de vernietiging voert. Dit betekent dat wij ons van het huidige goddeloze samenstel van dingen moeten afscheiden (Rom. 12:2). De ware christen zal zich afzijdig houden van elke beweging waardoor hij bloedschuld op zich zou laden. Hij zal ten opzichte van de aangelegenheden van deze wereld een neutraal standpunt innemen (Joh. 18:36). Zoals reeds is uiteengezet, kleeft er een enorme bloedschuld aan deze wereld, en vooral aan het religieuze deel ervan. Als wij in deze stelsels blijven, maken wij er deel van uit en delen wij dientengevolge in de bloedschuld die collectief op deze stelsels rust. Evenals de apostel Paulus zich derhalve van het met bloedschuld beladen judaïsme afscheidde, zullen eerlijke mensen in deze tijd zich van Babylon de Grote afscheiden. Dit houdt in dat zij hun banden met het gehele stelsel van valse religie verbreken. De bijbel stelt dit verplicht voor iedereen die niet wenst te delen in het vernietigende oordeel dat over haar zal worden voltrokken. „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen. Want haar zonden hebben zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt, en God heeft zich haar ongerechtigheden herinnerd.” — Openb. 18:4, 5.
15. Op welke wijze wordt toegegeven dat de kerken van de christenheid een deel van Babylon de Grote zijn?
15 Dat de kerken van de christenheid deel uitmaken van dit Grote Babylon, wordt zelfs door hun eigen vooraanstaande leden toegegeven. Iemand die toch beslist goed op de hoogte moet zijn met de situatie waarin de kerken zich momenteel bevinden, is de vroegere secretaris-generaal van de oecumenische Wereldraad van Kerken, Dr. Visser ’t Hooft. In een religieus persbericht, waarin commentaar werd gegeven op een toespraak die hij onlangs heeft gehouden, werd gezegd: „Als nog een hinderpaal op de weg naar [religieuze] eenheid, noemde Dr. Visser ’t Hooft de ’Babylonische gevangenschap’ van de kerk. Elke kerk is het een of andere bondgenootschap met wereldlijke machten aangegaan, niet alleen met staten en volken, maar ook met rassen en culturen en nationale werkelijkheden.” — Schweiz. evang. Pressedienst, 30 sept. 1964.
16. Waarom dient de vlucht niet te worden uitgesteld?
16 Iemand die verstandig is, het leven liefheeft en datgene wenst te doen wat juist is in Gods ogen, zal zich zonder uitstel van deze met bloedschuld beladen wereld waarin wij leven, afscheiden, ongeacht in welk deel van de wereld hij zich heeft bevonden en of hij er politiek, maatschappelijk of religieus in was geïnteresseerd. Thans is het de hoogste tijd om te vluchten, niet wanneer het te laat is, wanneer de bloedwreker er een begin mee maakt de straf ten uitvoer te leggen. De nadruk leggend op de noodzaak tijdig te vluchten, zegt de tegenbeeldige bloedwreker, Jezus Christus: „Blijft bidden dat uw vlucht niet geschiedt in de wintertijd, noch op de sabbatdag; want er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen” (Matth. 24:20, 21). De tijd zal aanbreken dat de omstandigheden niet langer een succesvolle vlucht zullen toestaan, namelijk ten tijde van de vernietiging van Babylon de Grote en de daaropvolgende oorlog van Armageddon. — Openb. 16:14–17:18.
IN DE „TOEVLUCHTSSTAD” BLIJVEN
17. Wie is in de huidige toevluchtsstad de hogepriester?
17 Zoals wij hebben gezien, moest de onopzettelijke doodslager die in een toevluchtsstad bescherming vond, aldaar blijven totdat de hogepriester die ten tijde van zijn vlucht dienst verrichtte, was gestorven. Daarna was hij vrij om naar zijn vroegere woonplaats terug te keren. De bloedwreker had dan niet meer het recht hem aan te raken. In de vervulling van het profetische beeld vervult Jezus Christus eveneens de rol van de hogepriester, want hij is werkelijk zo’n hogepriester, zoals wij in Hebreeën 3:1 lezen: „Dientengevolge, heilige broeders, . . . beschouwt de apostel en hogepriester die wij belijden — Jezus.”
18. Wat betekent het (a) voor de hemelse klasse (b) voor de overlevenden van Armageddon, om in de toevluchtsstad te blijven totdat de hogepriester sterft?
18 In het interessante beeld van de toevluchtsstad speelt Christus derhalve een dubbele rol, die van de bloedwreker en die van de hogepriester, wiens dood vrijheid betekende voor degenen die zich in de bescherming biedende stad bevonden. Wat betekent het derhalve tot aan de dood van de hogepriester in de tegenbeeldige toevluchtsstad te blijven? Aangezien in werkelijkheid leden van twee klassen in die stad toevlucht zoeken — „Israëlieten” en „inwonende vreemdelingen” — met andere woorden, leden van de hemelse koninkrijksklasse en leden van de aardse klasse, betekent dit het volgende: Als de leden van de hemelse klasse, de geestelijke Israëlieten, hun aardse loopbaan als onvolmaakte mensen voltooien en met een hemelse, geestelijke opstanding worden beloond, „sterft” de hogepriester als het ware ten opzichte van hen, dat wil zeggen, hij houdt ermee op ten behoeve van hen in de hoedanigheid van hogepriester dienst te verrichten. Daar zij niet langer mensen zijn, bestaat er in hun geval geen behoefte meer aan zijn verzoenende diensten, aangezien zijzelf tot onsterfelijkheid zijn opgewekt om duizend jaar lang als koningen en priesters met Christus te regeren (Openb. 20:6). Wat de overlevenden van Armageddon betreft, Jezus Christus zal niet langer ten behoeve van hen als hogepriester dienst verrichten als de duizend jaren van zijn koninklijke heerschappij zijn geëindigd en alle mensen op aarde tot menselijke volmaaktheid zijn gebracht. Om in de bewoordingen van het beeld van de toevluchtsstad te spreken: Jezus Christus zal dan met betrekking tot hen „sterven”, dat wil zeggen, hij zal als verzoenende hogepriester het toneel verlaten. Deze diensten zullen dan niet meer nodig zijn. Dan zullen zij rechtstreeks in Gods handen komen om hun volmaakte toewijding aan rechtvaardigheid tot in alle eeuwigheid te bewijzen. — 1 Kor. 15:24-28; Rom. 8:33; 6:7.
19. Welke waarschuwing wordt ons gegeven?
19 Zou degene die in zijn menselijke onvolmaaktheid naar de toevluchtsstad is gevlucht, de stad echter vóór de dood van de Hogepriester verlaten, dan zou hij zich aan doodsgevaar, aan het gevaar door de wettelijke Bloedwreker terechtgesteld te worden, blootstellen, aangezien hij niet langer voordeel zou trekken van het loskoopoffer van de Hogepriester, Jezus Christus. Dit is een waarschuwing voor ons. Er wordt door aangetoond dat wij in de tegenbeeldige toevluchtsstad moeten blijven zolang het nodig blijkt te zijn van deze goddelijke voorziening gebruik te maken. Als wij onze eeuwige redding zeker willen stellen, moeten wij binnen de grenzen blijven van Jehovah Gods liefdevolle voorziening, zoals deze met zijn zichtbare organisatie is verbonden terwijl zijn Hogepriester er de leiding over heeft. Laat het toch niet gebeuren dat wij ons ertoe laten overhalen de beschutting biedende sterke toevluchtsstad te verlaten ten einde gedurende een korte tijd een bedrieglijke vrijheid te genieten, als gevolg waarvan wij aan de eeuwige dood worden blootgesteld. Blijven wij in de toevluchtsstad, dan betekent dit inderdaad dat ons enkele beperkingen worden opgelegd. Wij zijn niet geheel en al vrij om te doen en te zeggen wat wij willen. Wij moeten nu eenmaal Gods wil gehoorzamen en onder onze Loskoper, Jezus Christus de Hogepriester, blijven werken, en toch betekent dit dat wij de volledige vrijheid hebben om datgene te doen wat juist en goed is.
20. Welke raad geeft de discipel Jakobus ons?
20 De voorziening van de toevluchtsstad, zoals die in de oude Mozaïsche wet staat opgetekend, blijkt voor ons in deze tijd dus zó dringend te zijn dat het een kwestie van leven of dood is. Ze houdt voor ons een tot nadenken stemmende les in. Deze les komt goed van pas voor ons, die in deze met bloedschuld beladen mensenmaatschappij van de twintigste eeuw leven. Er wordt door aangetoond hoe wij als afzonderlijke personen zowel aan de collectieve bloedschuld van de wereld als aan de naderende goddelijke straf over dit goddeloze samenstel van dingen kunnen ontkomen. Ja, gelukkig is hij die niet alleen leest en hoort wat Gods vereisten zijn, maar die ze onmiddellijk ijverig in zijn leven toepast! De discipel Jakobus zegt in dit verband: „Wordt echter daders van het woord en niet alleen hoorders, uzelf met valse overlegging bedriegend.” — Jak. 1:22.