Sommigen werden gelovigen
1. Welke houding legde de apostel Paulus aan de dag ten opzichte van het bekendmaken van het goede nieuws?
DE APOSTEL Paulus was een groot evangelist! Hij was bereid naar de einden der aarde te gaan om het goede nieuws van Gods koninkrijk bekend te maken. Toen hij in Athene was, trad hij verscheidene malen in discussie met geleerde mannen, de Epikurische en Stoïsche filosofen. Er ontstond een heel dispuut. „Sommigen zeiden [over Paulus]: ’Wat zou deze babbelaar toch willen vertellen?’ Anderen: ’Hij schijnt een verkondiger van vreemde godheden te zijn.’ Dit was omdat hij het goede nieuws van Jezus en de opstanding bekendmaakte” (Hand. 17:18). Het duurde niet lang of deze mannen brachten Paulus met spoed naar de gerechtsheuvel, de Areópagus, opdat zij meer te weten konden komen over wat hij had te zeggen. Toen Paulus midden op de Areópagus stond, zei hij: „Mannen van Athene, ik zie dat gij in alle dingen meer dan anderen aan de vrees voor de godheden overgegeven schijnt te zijn.” — Hand. 17:22.
2. Hoe gaf Paulus getuigenis over de ware God?
2 Als wij verder lezen in het 17de hoofdstuk van Handelingen, 17 de verzen 22 tot 34, leren wij veel van wat Paulus over God had te zeggen. Paulus zei tot de Atheners dat zij een altaar hadden waarop de woorden gegrift stonden „Aan een onbekende God”. Paulus greep deze gelegenheid aan om zijn standpunt duidelijk te maken, want hij zei tot de menigte die hem omringde dat zij onwetend godvruchtige toewijding schonken aan „de God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is”. Dit was juist Degene met wie Paulus hen nu bekend zou maken. Deze „onbekende God” die Paulus aanbad, heeft niets nodig, „daar hij zelf aan allen leven en adem en alle dingen geeft”. Paulus vervolgt met te zeggen: Deze God „heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen”. Deze mensen zouden God kunnen vinden, want hij was niet onbereikbaar ver. Paulus legde aan deze Atheners uit dat wij door Jehovah God leven en ons bewegen en zijn, zoals ook sommigen van de dichters onder hen hadden gezegd: „Want wij zijn ook zijn nageslacht.”
3. Hoe bracht Paulus de geest van de mensen werkelijk in beroering toen hij over een oordeel van de aarde sprak?
3 Paulus bracht de mensen werkelijk in beroering toen hij hun vertelde dat de God van het universum een „dag [had] vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt” (Hand. 17:22-31). Dat was iets nieuws! De aanwezige mannen en vrouwen die naar Paulus’ toespraak op de Areópagus luisterden, hadden stellig iets om over na te denken. „Nu was het zo, dat alle Atheners en de vreemdelingen die daar tijdelijk verbleven, hun vrije tijd met niets anders doorbrachten dan met het vertellen van of het luisteren naar iets nieuws.” Welnu, Paulus had hun beslist iets nieuws te vertellen, en sommigen van hen reageerden hier gunstig op en werden gelovigen. Maar anderen die „van een opstanding der doden hoorden, gingen . . . spotten, terwijl anderen zeiden: ’Wij zullen u hierover nog wel eens horen.’” — Hand. 17:21, 32.
4. Wat waren de resultaten van Paulus’ predikingsactiviteit in Athene en in Korinthe?
4 Men weet nooit welke indruk het „woord van het koninkrijk” op iemands geest zal maken of op wat voor soort van aarde het waarheidszaad is gevallen. Zal het op de weg vallen, op rotsachtige plekken of tussen doornen? Aan de andere kant kan het zaad ook op voortreffelijke aarde vallen en vrucht voortbrengen. De apostel Paulus werd heel gelukkig gemaakt. Hij zag vrucht van zijn werk. Het bijbelse verslag vertelt ons dat toen Paulus uit hun midden vandaan ging, „sommige mannen . . . zich bij hem [voegden] en . . . gelovigen [werden], onder wie ook Dionysius, een rechter aan het gerechtshof van de Areópagus, en een vrouw genaamd Dámaris, en nog anderen behalve hen” (Hand. 17:33, 34). Het zaad dat door Paulus was gezaaid, bracht dus vrucht voort; in dit geval een rechter, een vrouw en anderen. Paulus zelf had er eerder blijk van gegeven voortreffelijke „aarde” te zijn, want toen het „woord van het koninkrijk” in zijn hart en geest doorklonk, werd hij een werkelijke prediker, iemand die honderdvoudig voortbracht. Houd in gedachten dat hij de gemeente te Korinthe stichtte en aan hen schreef: „Gij zelf zijt onze brief, geschreven op ons hart en gekend en gelezen door alle mensen. Want het is duidelijk dat gij een brief van Christus zijt, geschreven door ons als dienaren, niet met inkt geschreven, maar met geest van een levende God, niet op stenen tafelen, maar op vleselijke tafelen, op harten.” — 2 Kor. 3:2, 3.
5. Hoe geven ware christenen er thans blijk van als Paulus te zijn?
5 Ware christenen houden Jezus’ opdracht in gedachten: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende” (Matth. 28:19, 20). Paulus heeft stellig getracht dit in zijn bediening te doen, en hij had veel succes. Dit is wat alle mensen die Jehovah en zijn geliefde Zoon, Christus Jezus, hebben leren kennen, thans moeten doen. Evenals de apostelen moeten ware christenen in deze tijd de mensen tot wie zij prediken helpen, opdat zij Gods Woord kunnen begrijpen. Zij moeten onderwijzers zijn en elke discipel of leerling helpen de betekenis van het „woord van het koninkrijk” te begrijpen. Jezus zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Dit trachten Jehovah’s getuigen in werkelijkheid te doen. Wanneer zij inderdaad discipelen maken, is het voor deze personen noodzakelijk dat zij hun leven opdragen en in water worden gedoopt ten einde het voor het aangezicht van Jehovah en Christus Jezus en hun broeders volkomen duidelijk te maken dat zij van plan zijn voortaan de wil van God te doen zoals deze in zijn geschreven Woord is uiteengezet.
6. Houdt het maken van discipelen op wanneer iemand zich opdraagt en wordt gedoopt? Waarom?
6 Het maken van discipelen is hiermee echter niet ten einde. Elke gedoopte getuige van Jehovah moet ermee voortgaan een leerling te zijn. Hij blijft Gods Woord, de bijbel, bestuderen. Hij wenst alles in acht te nemen wat Jezus zijn volgelingen heeft geboden. Dit kost natuurlijk tijd. Wij behoeven echter niet te wachten totdat wij alles weten voordat wij zelf het werk ter hand nemen dat er in bestaat discipelen te maken. Wanneer wij eenmaal de wonderbare dingen te weten zijn gekomen die Jehovah voor de mensheid heeft gedaan door zijn Zoon als onze verlosser te verschaffen en vernomen hebben wat hij door middel van zijn koninkrijk doet, dan dienen wij stellig de wens te bezitten dat ook anderen het „woord van het koninkrijk” horen. Wij dienen de wens te bezitten het Woord van God in het hart en de geest van anderen in te planten omdat wij weten dat dit Woord iemands leven kan redden. Bedenk wat Paulus aan de discipel Timótheüs schreef: „Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs. Blijf bij deze dingen, want door dit te doen, zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren.” — 1 Tim. 4:16.
7. Wat wordt er van gedoopte gelovigen vereist, zoals met Pinksteren en daarna bleek?
7 De gedoopte gelovigen die zich bezighouden met het maken van discipelen, moeten er dus mee voortgaan vrucht voort te brengen, sommigen honderdvoud, anderen zestig- en weer anderen dertigvoud. Is dat te veel gevraagd van een waar christen? Toen Jezus naar de hemel opsteeg, waren er 120 gedoopte joden die zich aan Jehovah hadden opgedragen en gereed waren het werk te doen waarmee Jezus begonnen was en die verlangend waren te weten wat zij moesten doen. Op de pinksterdag werden al deze 120 personen door heilige geest gezalfd om het Koninkrijk te prediken. Er waren duizenden anderen die over Jezus en zijn boodschap hadden vernomen maar geen standpunt hadden ingenomen, en dezen moesten nog een beslissing nemen. Toen Petrus opstond en tot hen begon te zeggen: „Wordt gered uit dit kromme geslacht”, werden „zij . . . die zijn woord van harte aanvaardden, . . . gedoopt, en er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd” (Hand. 2:40, 41). Denk eens aan het werk dat Jezus in zijn dagen deed en aan de vruchten die hij voortbracht! Denk ook eens aan de apostelen Petrus, Johannes, Paulus en de anderen in de vroege kerk en denk eens aan de vruchten die zij voortbrachten! Wanneer wij dan bovendien denken aan de vruchten die thans worden voortgebracht, is het heel duidelijk dat velen gelovigen worden. Welk aandeel hebt u aan dit alles gehad?
TALLOOS VELEN WORDEN GELOVIGEN
8, 9. Hoe geven Jehovah’s dienstknechten blijk van hun getrouwheid, en hoe is, als gevolg daarvan, dit weer van invloed geweest op anderen?
8 Gedurende het dienstjaar 1969 zijn Jehovah’s getuigen over de gehele wereld in 203 landen en eilanden in de wereldzeeën zeer actief geweest, zoals blijkt uit de tabel op de bladzijden 182 tot 185. Allen die hun leven aan Jehovah hebben opgedragen en als symbool van die opdracht werden gedoopt, moeten hun getrouwheid tonen. Hierdoor wordt bewezen dat het Woord van God werkelijk in hen is ingeplant. Zij zijn vastbesloten alle vuilheid en onreinheid, alsmede dat overbodige, zedelijke verdorvenheid, af te leggen en zij aanvaarden met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat, zoals zij weten, in staat is hen te redden. Zij wensen nu het goede dat zij reeds hebben ontvangen, ook aan anderen te geven. Jehovah’s getuigen gaan er daarom mee voort, getrouw het goede nieuws over de gehele wereld te prediken. — Matth. 24:14.
9 Als wij het jaarverslag lezen dat het Genootschap uit de gegevens van zijn bijkantoor en over de gehele wereld heeft samengesteld zien wij dat er iets verbazingwekkend, heeft plaatsgevonden. Jezus gaf zijn discipelen de opdracht anderen tot discipelen te maken, en dit hebben Jehovah’s getuigen nu precies gedurende het afgelopen jaar gedaan (Matth. 28:19, 20). Denk maar eens aan het aantal personen (geen zuigelingen) dat gedurende het afgelopen dienstjaar 1969 werd gedoopt, dan zult u beseffen dat Jehovah’s getuigen te allen tijde hebben gepredikt en onderwezen en aldus hebben getracht de wil van Jehovah God te doen. In twaalf maanden tijd hebben 120.905 personen een voortreffelijke beslissing genomen en zij werden gedoopt. Hun wens was dat het Woord van God net zo in hun hart en geest werd ingeplant als dit in de geest en het hart van heel Gods opgedragen volk is ingeplant. Zij hebben vastbesloten hun standpunt aan Jehovah’s zijde ingenomen. Voortaan zullen zij Jehovah’s wil doen zoals die in zijn geschreven Woord is uiteengezet.
10, 11. In welke opzichten was het dienstjaar 1969 een zegen voor Jehovah’s volk?
10 Dit is een zeer vreugdevol jaar geweest voor Jehovah’s getuigen omdat Jehovah God hun krachtsinspanningen in verband met de prediking van dit goede nieuws overal op aarde, zo rijkelijk heeft gezegend. Een van de bijzondere gebeurtenissen van het jaar was het internationale „Vrede op aarde”-congres van Jehovah’s getuigen dat in juli en augustus in Noord-Amerika en Europa werd gehouden en door 840.572 personen werd bezocht. Niet alleen dezen, maar ook anderen die niet in staat waren een van de congressen te bezoeken, zijn vastbesloten de prediking van dit goede nieuws van het Koninkrijk voort te zetten. Allen hebben de vrede lief, want zij aanbidden de God van vrede (2 Kor. 13:11). Wij hebben nog heel wat werk te doen, en wij bemerken dat Jehovah de krachtsinspanningen van zijn volk, dat ijverig met dat werk bezig is, heeft gezegend, zodat in het dienstjaar 1969 een nieuw hoogtepunt van 1.336.112 verkondigers werd bereikt. Het gehele jaar door waren er gemiddeld 1.256.784 bedienaren van het evangelie die geregeld elke maand tijd in de velddienst hebben doorgebracht. Deze verkondigers van het goede nieuws van het Koninkrijk zijn natuurlijk niet allen in staat al hun tijd aan de verbreiding van het goede nieuws te geven, maar de opgedragen, gedoopte discipelen zijn stellig wel allen geordineerde bedienaren van het evangelie. Van al deze personen hadden echter 76.515 gedoopte verkondigers een aandeel aan de volle-tijdprediking als zendelingen, speciale, gewone en vakantiepioniers. Overal waar zij zich bevonden, besteedden zij 100 tot 150 uur per maand aan de verbreiding van het goede nieuws van het Koninkrijk. Van de overige verkondigers, te zamen een grote gemeente over de gehele wereld, besteedde een ieder tussen de tien en vijftien uur per maand aan de prediking van Gods koninkrijk ten einde het woord der waarheid in het hart en de geest van anderen in te planten.
11 Het heeft heel wat tijd gekost om dit met succes te kunnen doen, en het is verbazingwekkend te bedenken dat al deze 1.336.112 verkondigers te zamen 239.769.076 uren hebben besteed aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. Aan welke takken van dienst hebben zij deze tijd besteed? Hoofdzakelijk aan de van-huis-tot-huisbediening, nabezoek- en bijbelstudieactiviteit, alsook aan tijdschriftenverspreiding en openbare lezingen. Wat een vreugde was dit voor deze verkondigers van het Koninkrijk! Zij hebben inderdaad getracht het woord van het Koninkrijk in de geest van anderen in te planten. Wat een zegen voor de mensen die geluisterd hebben!
12. (a) Hoe heeft de huisbijbelstudieactiviteit mensen geholpen? (b) Wat toont het aantal aanwezigen tijdens de Gedachtenisviering met betrekking tot de belangstelling voor Gods Woord?
12 Tijdens het afgelopen dienstjaar werden het hele jaar door gemiddeld elke maand 1.097.237 huisbijbelstudies geleid. Dat is werkelijk verbazingwekkend. Jehovah’s getuigen zijn bepaald verlangend om mensen van alle natiën tot discipelen te maken en hen te helpen uit zijn Woord een kennis van Gods waarheid te krijgen, zodat zij hun standpunt aan de juiste zijde kunnen innemen, aan de zijde van Gods koninkrijk, ’s mensen enige hoop. Op 1 april, na zonsondergang, kwamen Jehovah’s getuigen, te zamen met anderen die belangstelling voor Gods voornemen hebben getoond, voor de jaarlijkse herdenking van de dood van Jezus Christus bijeen, en het stemt tot grote vreugde te weten dat er die avond over de gehele wereld 2.719.860 personen aanwezig waren. Van dit aantal gebruikten slechts 10.368 personen van de symbolen, het brood en de wijn, hierdoor te kennen gevend dat zij de verwachting koesterden medeërfgenamen van Jezus Christus in hemelse heerlijkheid te zullen zijn.
13, 14. Verstrek enkele interessante gegevens op het gebied van lectuurverspreiding en -produktie gedurende het dienstjaar 1969.
13 Er zijn nog heel wat meer belangwekkende punten in verband met het werk dat Jehovah’s getuigen doen. Met betrekking tot de verspreiding van bijbels en bijbelse lectuur bemerken wij bijvoorbeeld heel wat hartverblijdende punten. Jehovah’s getuigen beseffen volkomen dat zij niet al hun tijd bij de mensen thuis kunnen doorbrengen door met hen de bijbel te bestuderen. Wel kunnen zij lectuur in de huizen der mensen achterlaten, zodat zij meer over Jehovah God te weten kunnen komen. Gedurende het afgelopen jaar hebben Jehovah’s getuigen in meer dan 160 talen 14.474.862 gebonden boeken en bijbels, 11.111.743 brochures en 186.257.878 exemplaren van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! verspreid. Bovendien hebben zij 2.131.667 abonnementen op deze tijdschriften afgesloten.
14 Ten einde gelijke tred te houden met deze verspreiding van lectuur op ruime schaal zijn Jehovah’s getuigen er in geslaagd in de drukkerijen van het Genootschap overal op aarde — de grootste van deze drukkerijen bevinden zich in de Verenigde Staten, Duitsland, Finland, Zweden, Denemarken, Zuid-Afrika, Engeland, Zwitserland, Australië en Canada — 27.936.033 bijbels en gebonden boeken in 160 talen te produceren. Ook hebben zij 159.395.598 exemplaren van De Wachttoren en 166.356.756 exemplaren van Ontwaakt! gedrukt.
15, 16. (a) Hoe denken Jehovah’s getuigen over de huidige wereldsituatie, hetgeen hen ertoe brengt wat te doen? (b) Wat moet evenwel iemands houding zijn voordat hij een gedoopte discipel kan worden?
15 De duizenden die hun leven aan Jehovah hebben opgedragen, zijn bereid geweest tijd te besteden aan de verspreiding van deze belangrijke bijbelse lectuur ten einde ertoe bij te dragen dat het Woord van God in de geest en het hart van anderen werd ingeplant.
16 Jehovah’s getuigen beseffen hoe dringend noodzakelijk het is dit werk onder leiding van Jehovah God tot een goed einde te brengen. Zij beseffen dat de tijd dat dit goddeloze samenstel van dingen zal eindigen, zeer nabij is. Nu zij de verslagenheid zien van de natiën, die geen uitweg weten, zijn zij blij een boodschap van vrede en hoop voor de mensen te hebben, een boodschap die op een betrouwbaar fundament, het Woord van God, is gebaseerd. Er gaan thans profetieën in vervulling en deze worden in de publikaties van het Wachttorengenootschap duidelijk verklaard. Daarom beseffen Jehovah’s getuigen hoe dringend noodzakelijk het is iedereen te vertellen dat hij een discipel van Christus Jezus dient te worden. Wij kunnen u verzekeren dat Jehovah’s getuigen in de komende jaren nog vele malen naar de huizen van de mensen zullen gaan en ermee zullen voortgaan het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken en terzelfder tijd de wraak van onze God aan te kondigen. Jehovah’s getuigen willen discipelen maken van mensen uit alle natiën en hun leren alles te onderhouden wat in de Schrift geboden wordt, zodat zij gedoopt kunnen worden in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest. Voordat dit echter in het leven van iemand zal kunnen plaatsvinden, moet hij „met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat in staat is uw ziel te redden” aanvaarden. — Jak. 1:21.
[Tabel op blz. 182-185]
VERSLAG OVER HET DIENSTJAAR 1969 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)
[Illustratie op blz. 180]
Na Paulus’ toespraak in Athene werden sommigen gelovigen en werden gedoopt, onder wie een vrouw genaamd Dámaris en een rechter aan het hooggerechtshof van Athene