Hoe de overwinning te Har–mágedon de mensheid tot voordeel zal strekken
1. Waarom zal de mensheid voor eeuwig voordeel trekken van de in Har–mágedon behaalde zegepraal?
DE MENSHEID zal tot in eeuwigheid voordeel trekken van de zegepraal die in Har–mágedon wordt behaald. Het zal een zegepraal zijn om voor altijd door de mensheid, in het bijzonder door de overlevenden van de oorlog van Har–mágedon, te worden herdacht. Het is een zegepraal die een „grote dag” zal kenmerken. Tot nu toe is er nog niet eerder zo’n dag geweest, want het zal de „grote dag van God de Almachtige” zijn. Door de zegepraal die hij in de universele oorlog behaalt, zal hij die dag tot een „grote dag” voor Zichzelf maken. De mensheid zou niet anders dan voordeel van de zegepraal van God de Almachtige kunnen trekken, want Hij is de allerbeste Vriend van de mensheid.
2. (a) Welk gebied valt onder het Koningschap in kwestie, en waarom? (b) Welke toestand zal er op aarde bestaan onder de heerschappij waar het bij het strijdpunt om gaat?
2 De strijders tegen wie God de Almachtige het in Har–mágedon opneemt, zijn de „koningen van de gehele bewoonde aarde”. Dit komt doordat KONINGSCHAP de strijdvraag is die te Har–mágedon moet worden beslecht. Het gebied dat onder dit Koningschap valt, moet onze aarde zijn, want dat is de plaats waar de „koningen van de gehele bewoonde aarde” regeren en waar zij zich hebben voorgenomen te blijven regeren. Koningschap is het strijdpunt, maar niet over een aarde die zoals nu verdeeld is tussen het democratische blok van natiën en het communistische blok van natiën, waarbij beide blokken in wederzijdse verdraagzaamheid vreedzaam naast elkaar bestaan, of tussen de christenheid en het heidendom. Het gaat veeleer om het Koningschap over één onverdeelde aarde, één Koninkrijk voor de gehele aarde. Zal dat voor de gehele mensheid geen zegen zijn?
3. Vindt de strijd in verband met de kwestie van het Koningschap, die te Har–mágedon wordt gestreden, toevallig plaats, en waarom kunnen wij dankbaar zijn dat God een verandering teweegbrengt?
3 De strijd die op het slagveld van Har–mágedon in verband met de kwestie van het Koningschap zal worden gestreden, zal niet bij toeval uitbreken of het gevolg zijn van een onvoorziene keer in de aangelegenheden van de mens. Het tijdstip waarop dit zal gebeuren, is ten behoeve van God en van de mens nauwkeurig bepaald. De Almachtige God, die de zon, maan en sterren heeft geschapen en die de omwentelingen van de aarde heeft bepaald opdat de mens de tijd zou kunnen bijhouden, heeft het tijdstip voor het Koningschap over de gehele aarde vastgesteld. Heeft hij niet reeds lang genoeg menselijke heerschappij over de gehele aarde geduld? Moeten menselijke regeerders soms beslissen wanneer en hoe de Almachtige God het koningschap over de aarde, zijn eigen schepping, mag overnemen? Zal hij de hulpeloze mensheid voor onbepaalde tijd in alle ellende in de wereld en radeloze angst der natiën, die met de Eerste Wereldoorlog in het jaar 1914 begon, laten rondploeteren zonder hen te hulp te komen? Gelukkig niet! Zijn koningschap over de gehele wereld, waaraan zo’n dringende behoefte bestaat, zal een enorme verbetering zijn van alles wat onvolmaakte, stervende menselijke regeerders de mensheid tot dusverre hebben kunnen geven. Een verandering die Hij in de heerschappij van menselijke schepselen aanbrengt, zou stellig nooit ten kwade kunnen zijn. Wij kunnen dankbaar zijn dat de Almachtige Gòd de verandering voor ons zal aanbrengen en dat de tijd die hij hiervoor in zijn wijsheid heeft gekozen, is aangebroken.
4, 5. Naar welk gebed om Zijn heerschappij heeft God lange tijd geluisterd, en wat zei en deed degene die ons dat gebed leerde om de belangen van deze heerschappij te bevorderen?
4 Meer dan negentien eeuwen lang heeft de Almachtige God nu al naar het gebed geluisterd dat degenen die zich aan de leer van de Bergrede houden, herhaaldelijk tot hem hebben opgezonden, namelijk: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10). De Almachtige God heeft dat geïnspireerde gebed niet eerder verhoord omdat de door hem vastgestelde tijd nog niet was aangebroken. Dat gebed werd ons geleerd door een man die zo stellig in Gods koninkrijk geloofde dat hij zijn leven voor het bevorderen van de belangen van dat koninkrijk heeft geofferd. Een valse Messías zou zoiets niet doen. Hij leerde zijn toehoorders in zijn Bergrede niet alleen om het koninkrijk van zijn hemelse Vader bidden, doch gebood hun eveneens: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken.” Het thema waarmee hij zijn onderwijzingswerk onder de bewoners van Palestina begon was: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matth. 4:17; 6:33). En in de profetie waarin hij de moeilijkheden voorzei die met de oprichting van Gods Messiaanse koninkrijk gepaard zouden gaan, zei hij:
5 „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
6, 7. (a) Wat geloven degenen door middel van wie deze profetie in vervulling gaat ten aanzien van de persoon die de profetie heeft uitgesproken? (b) Wat zei Simon Petrus op de dag van het Wekenfeest over hem tot de joden?
6 Die opmerkelijke profetie is grotendeels vervuld en is nog steeds bezig in vervulling te gaan, niet door middel van de christenheid met al haar aardse koningen, oorlogen en politiek geharrewar, maar door mensen die werkelijk in de Almachtige God en in het hemelse koninkrijk van zijn Messías geloven. Zij weten wie de geïnspireerde profetieën in de heilige Hebreeuwse Geschriften met betrekking tot Gods beloofde Messías heeft vervuld. Zij weten dat deze persoon de grootste voorstander van Gods Messiaanse koninkrijk was die ooit op aarde heeft geleefd. Zij kunnen met zelfvertrouwen en zekerheid aan de hand van de door God gegeven Schrift aantonen dat deze Messías degene was en is die door een voormalige belastinginner, Matthéüs Levi genaamd, „Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham” werd genoemd (Matth. 1:1). Dit is degene van wie een Galileeër, Simon Petrus genaamd, op de dag van Sjavoeoth (het Wekenfeest) in het oude Jeruzalem ten overstaan van meer dan drieduizend feestvierende mensen getuigenis aflegde, door tot deze weetgierige joden te zeggen:
7 „David immers is niet naar de hemelen opgestegen, maar hij zegt zelf: ’Jehovah heeft tot mijn Heer gezegd: „Zit aan mijn rechterhand totdat ik uw vijanden tot een voetbank voor uw voeten stel.”’ Dat daarom het gehele huis Israëls met volle zekerheid wete, dat God deze Jezus, die gij aan een paal hebt gehangen, zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt.” — Hand. 2:34-36.
8. (a) Waarom koesteren de christenheid en de joden die naar een Messías van vlees en bloed uitzien een verkeerde verwachting? (b) Wat zal het Koninkrijk van de ware Messías voor de mensheid kunnen doen?
8 David was de eerste joodse koning van Jeruzalem, en zijn afstammeling Jezus „uit de stam Juda” is thans de hemelse Heer van David en ook de Messías of Gezalfde, de Christus. De religieuze mensen van de christenheid en ook de besneden joden die binnenkort een Messías van vlees en bloed verwachten, koesteren een verkeerde verwachting. De ware Messías, die zoals de geïnspireerde David zei, door Jehovah zou worden uitgenodigd aan Zijn rechterhand in de hemelen te komen zitten en die een Priester-Koning gelijk Melchizédek uit de oudheid zou zijn, is thans een hemelse Messías, een geestelijke hemelse Zoon van God, en zal dit altijd blijven (Ps. 110:1-4). Zijn Messiaanse koninkrijk zal meer zijn dan het koninkrijk van een sterfelijk mens op aarde. Het zal bovenmenselijk zijn en zal daarom voor de mensheid kunnen doen wat een aards koninkrijk, geregeerd door louter een menselijke heerser, nooit zou kunnen doen. Het ware Messiaanse koninkrijk is hemels en kan de macht van Satan de Duivel, een ongehoorzame engel, de vorst van de demonen, verbreken. Dit Messiaanse koninkrijk kan de mensheid, die het beklagenswaardige slachtoffer van Satan de Duivel en zijn demonen is, voor altijd bevrijden en tot voordeel strekken.
HET KONINKRIJK OP DE VASTGESTELDE TIJD OPGERICHT
9. (a) Wanneer werd het aardse koninkrijk van koning David omvergeworpen, en hoe lang zou dit zo blijven? (b) Wanneer moest de heerschappij der heidenen eindigen en de heerschappij van de Messías beginnen?
9 Het aardse koninkrijk uit Davids geslacht in Jeruzalem werd in het jaar 607 voor onze gewone tijdrekening door de legers van Babylon omvergeworpen. Kort vóór die ramp gebruikte Jehovah God zijn profeet Ezechiël om bekend te maken dat de beloofde Messías op Gods bestemde tijd zou komen en dat Hij het Koninkrijk aan deze Messías zou geven omdat hij er recht op had (Ezech. 21:25-27). Zowel joden als heidenen weten uit de geschiedenis wat er destijds na de omverwerping van Davids troon door de heidense Babyloniërs gebeurde. Er zette een ononderbroken tijd van heidense heerschappij over de aarde in zonder dat een koninkrijk van het koninklijke huis van David zich met die heidense regeerders bemoeide. De „tijden der heidenen” werden ze genoemd (Luk. 21:24, Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap). De Almachtige God zou de tijden van wereldheerschappij door heidenen echter maar een bepaalde tijd laten duren. Hij stelde een tijd vast waarop die tijden der heidenen moesten eindigen. Hij gaf dit feit aan de koning van Babylon, de verwoester van Jeruzalem, te kennen (Dan. 4:16, 23, 25, 31). De heerschappij der heidenen moest dus verdwijnen en de heerschappij van de Messías moest komen!
10. Welke machtigste politieke macht heeft Daniël voorzegd, en hoe is deze niet in staat geweest Gods tijd en wet met betrekking tot heerschappij te veranderen?
10 Bij monde van zijn profeet Daniël voorzei God dat er een heidense politieke macht zou opstaan die zou trachten Gods tijd en wet met betrekking tot de heerschappij van de aarde te veranderen (Dan. 7:25). De wereldgeschiedenis van deze twintigste eeuw toont echter aan dat deze voorzegde politieke macht, de machtigste wereldmacht in de hele menselijke geschiedenis, niet in staat is geweest Gods datum voor het eindigen van de tijden der heidenen in het jaar 1914 in een latere datum in de onbepaalde toekomst te veranderen. Weliswaar brak in het jaar 1914 de Eerste Wereldoorlog uit, maar wat werkelijk het einde van de tijden der heidenen in dat jaar kenmerkte en betekende, was de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk in de hemelen doordat God zijn Zoon Jezus Christus als de Gezalfde Koning op de troon plaatste. In alle veelbewogen jaren daarna is de machtige Zevende Wereldmacht (de dualistische Anglo-Amerikaanse Wereldmacht) niet in staat geweest dat feit van universeel belang te veranderen. De toorn die alle wereldse natiën hebben geuit in de vorm van vervolging van Jehovah’s christelijke getuigen die „dit goede nieuws van het koninkrijk” op de gehele bewoonde aarde hebben gepredikt, is niet in staat geweest de door God vastgestelde tijd voor de oprichting van Zijn koninkrijk uit te wissen.
11. (a) Wanneer kwam de tijd om God te danken dat hij zijn kracht om te regeren had opgenomen? (b) Waaruit blijkt of de natiën der aarde tot de dankbare personen behoorden?
11 Aan het einde van de tijden der heidenen in de vroege herfst van 1914 kwam het uur waarop de in Openbaring 11:15 voorzegde hemelse bekendmaking moest worden gedaan: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid.” Welnu, waren de natiën van de christenheid dankbaar voor deze keer in de loop der gebeurtenissen in de universele geschiedenis? Behoorden die zogenaamde christelijke natiën tot degenen die dankbaar waren voor de geboorte van het koninkrijk van de Here God in handen van zijn Christus? Volstrekt niet! De profetie van Openbaring 11:17, 18 voorzei immers dat de dankbare personen zouden zeggen: „Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, die is en die was, dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren. Doch de natiën ontstaken in gramschap, en úw gramschap kwam.” De geschiedenis getuigt ervan dat die in gramschap ontstoken natiën hevige vervolgers van de Koninkrijkspredikers werden.
12, 13. Was Satan blij om de geboorte van het Koninkrijk, en hoe geeft Openbaring 12:7-12 te kennen of hij dit was?
12 Zoals niet anders te verwachten was, waren Satan de Duivel en zijn demonen niet blij om de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk in de hemel in 1914. In het volgende hoofdstuk van Openbaring, hoofdstuk twaalf, vanaf vers zeven tot en met vers twaalf, wordt ons verteld wat er op de geboorte van het Koninkrijk volgde:
13 „Er brak oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen streden tegen de draak, en de draak en zijn engelen streden, maar hij zegevierde niet, en ook werd er voor hen geen plaats meer gevonden in de hemel. Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd. En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ’Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd! . . . Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.’”
14. (a) Waar laten de aardse koningen zich vergaderen, waarom en onder wat voor invloed? (b) Wat zal het ten slotte voor ons betekenen met die koningen vergaderd te worden?
14 Satan de Duivel en zijn demonen en de natiën der aarde ondergingen dus dezelfde gevoelens bij de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk aan het einde van de tijden der heidenen in 1914. Het is derhalve niet verwonderlijk dat de koningen van de gehele bewoonde aarde door de geïnspireerde uiting uit de bek van de grote draak, Satan de Duivel, om de kwestie van het Koningschap tot een oorlog te Har–mágedon zouden worden vergaderd. Er is ook geen enkele reden verbaasd te zijn dat de koningen van deze in gramschap ontstoken natiën zich daar onder zulk een demoneninvloed zouden láten vergaderen. Maar de persoonlijke vraag die door ons aan een nauwkeurig onderzoek dient te worden onderworpen, is: Zullen wij persoonlijk ons daar aan de zijde van die misleide „koningen van de gehele bewoonde aarde” laten vergaderen? Als wij dit toelaten, zullen wij ontegenzeglijk bewijzen dat wij voor hun koninkrijk en niet voor Gods Messiaanse koninkrijk zijn. Wij zullen dan bovendien verplicht zijn te incasseren wat die „koningen van de gehele bewoonde aarde” te Har–mágedon zullen incasseren. Wat dan wel? In Openbaring 19:19-21 lezen wij:
15. Hoe illustreert Openbaring 19:19-21 wat de koningen der aarde en hun onderdanen te Har–mágedon overkomt?
15 „En ik [de apostel Johannes] zag het wilde beest en de koningen der aarde en hun legers vergaderd [dat wil zeggen, te Har–mágedon] om de oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger. [En op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, draagt hij een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren (19 Vers 16).] En het wilde beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt. De overigen echter werden gedood met het lange zwaard van degene die op het paard zat, welk zwaard uit zijn mond te voorschijn kwam. En alle vogels werden verzadigd van de vleesdelen van hen.”
16. (a) Wie komt er te Har–mágedon dus als overwinnaar te voorschijn, en waarom wordt hij Koning der koningen genoemd? (b) Door wie worden de vijanden ter dood gebracht, en hoe worden de lijken van de verslagenen opgeruimd?
16 Het dient voor niemand moeilijk te zijn aan de hand van dat profetische symbolische beeld vast te stellen wie uit die „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon als overwinnaar te voorschijn komt. Het is de Koning der koningen en Heer der heren, die wordt afgebeeld als degene die op het witte oorlogspaard is gezeten (Openb. 19:11). Alsof er een lang zwaard uit zijn mond te voorschijn komt, vaardigt deze hemelse Krijger luid bevelen uit de koningen der aarde en degenen die te Har–mágedon aan hun zijde staan, ter dood te brengen. Het hemelse leger van engelen voert deze bevelen van de Koning der koningen uit. Op deze wijze wordt bewezen dat hij de Koning der koningen is, dat wil zeggen een Koning die superieur is aan al die koningen der aarde. Allen die deze menselijke koningen volgen en politieke steun verlenen, zullen met hen ter dood worden gebracht. De volgelingen van de Koning der koningen, die deze universele oorlog te Har–mágedon overleven, krijgen in dit beeld geen bevel de lijken van die aardse koningen en hun legers te begraven. Wie zullen die onbegraven, stinkende lijken dan opruimen? De middelen die hiervoor worden gebruikt, worden afgebeeld als aasvogels.
17. Wat betekent een dergelijke dood en opruiming van hun stoffelijke overschot voor deze ter dood gebrachte personen, en waarom?
17 Zulk een afschuwelijke dood en opruiming van de stoffelijke overblijfselen betekent een dood zonder hoop op een opstanding. Dit komt doordat zij door de Almachtige God door middel van zijn hemelse legers onder Christus op het slagveld van Har–mágedon ter dood worden gebracht. Zij doen zich kennen als onverbeterlijke tegenstanders van Jehovah God en zijn Messiaanse koninkrijk. Zij zullen nooit meer leven, net zo min als het symbolische „wilde beest” en de symbolische „valse profeet”, menselijke politieke organisaties, die voor eeuwig worden vernietigd alsof ze levend in een ’vurig meer werden geslingerd dat met zwavel brandt’. Openbaring 20:14 en 21:8 noemt dit vurige zwavelachtige „meer” een symbool van „de tweede dood”, de eeuwige vernietiging!
NAOORLOGSE ZEGENINGEN VOOR DE OVERLEVENDEN
18. Wie zullen degenen die op een rechtvaardige regering zijn gesteld, liefhebben en wie haten, en aan welke zijde zullen zij zich zonder uitstel scharen?
18 Omdat dit voor alle mensen van dit geslacht zo’n ernstige aangelegenheid is, is de bijbel zeer duidelijk en ronduit ten aanzien van wat degenen te wachten staat die zich thans aan de zijde scharen die in de universele oorlog te Har–mágedon de nederlaag tegemoetgaat. Zij die werkelijk op een volmaakte rechtvaardige regering voor de gehele mensheid zijn gesteld, deinzen vol afgrijzen terug voor het lot van hen die opzettelijk tegen de Koning der koningen strijden en die daardoor Gods Messiaanse koninkrijk verwerpen. Zij hebben de barmhartige God van wie dit lang beloofde Koninkrijk van rechtvaardigheid, vrede en welvaart afkomstig is, lief. Zij haten Gods tegenstander, Satan de Duivel, van wie alle wanbestuur over de mensheid, met alle daaraan verbonden onrechtvaardigheid, onzekerheid en kommer afkomstig is. Zij verlangen ernaar te zien hoe Jehovah’s recht op universele soevereiniteit over de gehele met verstand begaafde schepping in Har–mágedon gerechtvaardigd wordt door de glorierijke zegepraal die hij dan door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus behaalt. Deze mensen die de rechtmatige Universele Soeverein liefhebben, zullen zich thans, zonder verder uitstel, aan de zijde van Zijn Messías, de Koning der koningen en Heer der heren, scharen. Alleen aan die zijde kunnen zij Har–mágedon overleven.
19. Waarom zal Jehovah’s zegepraal te Har–mágedon een reden tot onuitsprekelijke vreugde van de zijde van de aardse overlevenden zijn?
19 Goddelijke zegepraal op het slagveld van Har–mágedon zal voor alle overlevenden op aarde, de plaats waar de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” plaatsvindt, een reden tot onuitsprekelijke vreugde zijn. Hun liederen van uitbundige vreugde over de rechtvaardiging van Jehovah’s universele soevereiniteit zullen zonder weerga zijn, liederen die op heel de aarde nog nooit eerder zijn gehoord. O, eraan te denken ten slotte werkelijk de gehele aarde bevrijd te zien van het beestachtige politieke stelsel dat Jehovah’s grote tegenstander sinds het Babylon van Nimrods koninkrijk heeft gebruikt! Ja, de gehele aarde gezuiverd te zien opdat het humane koninkrijk van Jehovah’s Gezalfde er tot heerlijkheid van God en eeuwige zegening van de mensheid liefdevolle heerschappij over kan uitoefenen!
20. Over welke nog machtiger zegepraal zal, behalve die vreugde, ook vreugde bestaan?
20 Bij die onvergelijkelijke vreugde zal nog de vreugde komen die wordt veroorzaakt door een nog machtiger zegepraal van de zijde van de Soevereine Heer Jehovah. Deze zal onmiddellijk op het einde van de oorlog te Har–mágedon volgen. Dit zal het binden van de Goddeloze zijn die tot nadeel van de mens het zichtbare politieke stelsel op aarde achter de schermen heeft geleid, namelijk Satan de Duivel, te zamen met al zijn demonen. Zij zullen uit de omgeving van de aarde verwijderd en in een ver verwijderde afgrond onder zegel opgesloten worden, niet bij machte zich met Gods Messiaanse koninkrijk te bemoeien.
21. (a) Hoe zullen de overlevenden getuige zijn van het in de afgrond werpen van de demonen, maar hoe zal het voor deze overlevenden realistisch worden gemaakt? (b) Waarom zullen de overlevenden zich in de omarming van Gods Messiaanse koninkrijk veilig voelen?
21 De aardse overlevenden van Har–mágedon zullen dit lang begeerde in de afgrond werpen van de demonen, zoals profetisch beschreven in Openbaring 20:1-3, alleen met hun ogen des geloofs zien, maar het kan niet anders of zij zullen de heerlijke uitwerking ervan op een zeer realistische wijze voelen. Zij zullen niet langer verplicht zijn de „volledige wapenrusting” van God aan te houden ten einde pal te staan tegen de kuiperijen van de Duivel. Zij zullen niet langer tegen onzichtbare bovenmenselijke regeringen en „goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten” behoeven te worstelen. Niet langer zal de tegenstander, de Duivel, rondgaan als een brullende leeuw op zoek om iemand te verslinden (Ef. 6:11-18; 1 Petr. 5:8). Er zal vrijheid van vrees voor zulke boosaardige onzichtbare tegenstanders zijn en de overlevenden van de grootste verdrukking die er ooit op aarde is geweest, zullen zich in de vertroostende omarming van de Messiaanse „nieuwe hemelen” heerlijk veilig voelen. Die hemelse regering zal de tederheid van een oosterse herder bezitten die liefdevol zijn schapen behoedt. De Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, die zijn leven voor zijn menselijke „schapen” heeft afgelegd, zal over alle mensen voor wie hij is gestorven, een koninklijke Herder zijn. — Openb. 21:1; 7:9-17; Joh. 10:10-16.
22. (a) Wat zal het voor Jehovah betekenen wanneer hij, als daadwerkelijke bevestiging van Psalm 145:20, zijn aanbidders levend door de „grote verdrukking” heenbrengt? (b) Wie op aarde zullen de eersten zijn die de grootse dingen die voor het gebied van het Koninkrijk geprofeteerd zijn, binnengaan?
22 Wij vergeten niet dat Satan en zijn demonen, nadat zij uit de heilige hemel naar de aarde waren neergeslingerd, het goddeloze oogmerk hadden zó’n „wee” op de aarde en de zee te veroorzaken dat de gehele mensheid, vooral de ware aanbidders van Jehovah God, erdoor vernietigd zouden worden. In het licht van dit feit zal de redding van deze aanbidders, die levend door de „grote verdrukking” en het hoogtepunt daarvan in Har–mágedon worden heengebracht, een prestatie van de zijde van de Almachtige God en zijn Messiaanse Koning zijn die werkelijk een zegepraal zal vormen (Matth. 24:21, 22; Mark. 13:19, 20). Het is nog een daadwerkelijke bevestiging van de verzekering van de bijbel: „Jehovah behoedt allen die hem liefhebben, maar alle goddelozen zal hij verdelgen” (Ps. 145:20). Hij heeft heerlijke dingen voor deze aarde onder het duizendjarige koninkrijk van de Messías Jezus geprofeteerd, en de overlevenden van de „grote verdrukking” zullen de eersten op aarde zijn die de verwezenlijking van die heerlijke profetieën zullen meemaken.
23. (a) Wat voor verhouding zal er dan tussen de bewoners der aarde bestaan? (b) Waarom zal dan niet meer aan caesar worden gegeven wat van caesar is?
23 Eindelijk zal de gehele aarde een plaats zijn waar de mensen — de overlevenden die zich getrouw aan de zijde van de Almachtige God en zijn Zoon Jezus Christus hebben geschaard — in broederschap leven. Er zal geen vredesconferentie nodig zijn om een vredesverdrag te ontwerpen, de wonden te helen en de geschillen tussen de overwinnaars en de verslagenen bij te leggen. Er zullen geen verslagenen op aarde in leven zijn. De levenden, zij die in Jehovah’s goddelijke zegepraal delen, zullen hun aandacht niet meer behoeven te verdelen tussen wat van caesar is, dat zij aan caesar moeten teruggeven, en wat van God is, dat zij aan God moeten terugbetalen, want „caesar” en zijn politieke regering zullen voor altijd zijn verdwenen (Matth. 22:21). Alles moet nu van God zijn en de bewoners van de aarde moeten dit alles aan God geven. — Ps. 103:19; 1 Kron. 29:11.
24. Wat regeerde er onder Satans heerschappij op aarde, maar wat zal er in plaats daarvan onder Gods Koninkrijk regeren?
24 Onder de heerschappij die de Duivel gedurende de afgelopen zesduizend jaar over de mensheid heeft uitgeoefend, is de aarde een plaats geweest waar zonde, en de straf daarop, de dood, hebben geregeerd. Onder de ene, de gehele aarde omspannende regering door God, door bemiddeling van de Redder Jezus Christus, zal de aarde een plaats worden waar rechtvaardigheid en de beloning hiervoor, het leven, zullen regeren. Naarmate de overlevenden van de verdrukking de wil van de Goddelijke Regering ten uitvoer brengen, zullen zij persoonlijk een werkelijke verjonging van lichaam en geest ervaren.
25. (a) Tot wie nog meer zullen de zegeningen van het Koninkrijk worden uitgebreid, zoals de aardse overlevenden vreugdevol zullen zien, en hoe? (b) Door welke toestand op aarde zullen deze teruggekeerden worden verwelkomd? (c) Hoe zullen de ogen en het hart van de overlevenden gezegend zijn omdat zij zich nu aan de zegevierende zijde opstellen?
25 Het liefhebbende hart van de overlevenden zal zich verheugen als de zegeningen van leven onder een volmaakte hemelse Regering worden uitgebreid tot degenen die in de schoot der aarde slapen, iets wonderbaarlijks dat zal plaatsvinden wanneer op bevel van Jezus Christus de opstanding der doden begint (Joh. 5:28, 29). Wat een verandering zullen de toestanden op aarde hebben ondergaan als die terugkeer van de losgekochte doden begint! Het in staat van herstel verkerende Paradijs zal hun ogen begroeten en hen bij hun terugkeer verwelkomen! De vreugde dan te leven en onder Gods Messiaanse koninkrijk dienst te verrichten, kan men zich alleen maar indenken. Maar gezegend zijn de ogen en het hart van degenen die in Har–mágedon aan de zegevierende zijde staan, want zij zullen leven en zich erop voorbereiden deze dingen te zien gebeuren!
[Illustratie op blz. 245]
In de Bergrede werd christenen geleerd om Gods koninkrijk te bidden
[Illustraties op blz. 249]
De doden zullen tot leven terugkeren . . .
. . . in een op aarde hersteld wereldomvattend Paradijs