De Verenigde Naties — Hoe sterk als wereldmacht?
DE ORGANISATIE der Verenigde Naties, die in 1945 werd geboren, is thans bijna negenentwintig jaar oud. Hoe staat ze er op dit ogenblik als wereldmacht voor? Neemt ze thans, na jaren van duidelijke achteruitgang, toe in kracht?
De bewijzen schijnen hierop te duiden. De recente ontwikkelingen geven te kennen dat deze wereldomvattende organisatie een buitengewoon belangrijke rol in de toekomstige wereldaangelegenheden zal gaan spelen. De bijbelse profetieën wijzen in dezelfde richting.
De verwachtingen waren hoog gespannen toen de organisatie der V.N. in 1945 tijdens de conferentie te San Francisco werd opgericht. „De allerbelangrijkste menselijke bijeenkomst sinds het Laatste Avondmaal”, riep de New York Post uit, aldus de conferentie beschrijvend.
De wereld was toen juist te voorschijn gekomen uit de grootste militaire slachting in de menselijke geschiedenis, met als climax de verwoestende ontploffing van atoombommen. De belofte dat deze pas opgerichte organisatie het middel zou zijn waardoor alle natiën zich in het belang van internationale vrede en zekerheid zouden kunnen verenigen, klonk de oorlogsmoede mensheid goed in de oren. Men kreeg hierdoor visioenen van een nieuw tijdperk van vooruitgang en voorspoed door middel van een internationale samenwerking die weergaloos genoemd zou kunnen worden.
In de beginjaren trokken de V.N. de aandacht van de gehele wereld. De oprichting van de republiek Israël, het grensgeschil in de kwestie Kasjmir tussen India en Pakistan, het uitbreken van de oorlog in Korea, het Suez-kanaalincident en soortgelijke gebeurtenissen zorgden ervoor dat de V.N. steeds weer opnieuw over de gehele wereld de voorpagina’s haalden. De organisatie der V.N. boekte enkele successen — ze hield als het ware het deksel op verscheidene potentieel explosieve situaties door als het middel te dienen waardoor er in sommige gevallen een wapenstilstand werd gesloten en in andere gevallen snel een eind gemaakt kon worden aan het een of andere conflict. Haar schitterende hoofdbureau aan de East River in Manhattan (New York) werd een belangrijke toeristische attractie.
DE ACHTERUITGANG BEGINT
Toen, gedurende de jaren zestig, begonnen de V.N. steeds meer op de achtergrond te geraken en trokken ze niet meer de openbare aandacht. Tegen 1970 spraken sommigen er met sarcasme over als het „Dispuutgezelschap aan de East River”, een „propagandatribune” en een „internationale psychiatersrustbank”, waar natiën naar toe gingen om hun klachten te uiten. De bezoekersgalerijen waren zo goed als leeg. Er werd in de pers vrijwel geen aandacht meer aan besteed. Een tijdlang verkeerden de Verenigde Naties zelfs in gevaar financieel bankroet te gaan, wegens gebrek aan ondersteuning van de lid-staten.
Het is waar dat alle gespecialiseerde organisaties van de V.N. zoals de Wereld-Gezondheidsorganisatie, de Wereldbank, de Voedsel- en Landbouworganisatie en de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, in ver uiteenliggende delen der wereld opmerkelijke verbeteringen tot stand brachten. De organisatie der Verenigde Naties zelf zou echter voornamelijk een politiek instrument zijn. En op het gebied van de wereldpolitiek trad juist haar grootste zwakte aan het licht.
De organisatie had vanzelfsprekend vanaf haar oprichting met inherente beperkingen en zwakheden te kampen. In de World Book Encyclopedia (1970) lezen wij hierover: „De organisatie der V.N. is geen wereldregering. Normaal gesproken kan ze alleen het initiatief nemen tot studies en aanbevelingen doen.” Dit geldt in het bijzonder voor de Algemene Vergadering, het belangrijkste orgaan van de organisatie, die resoluties kan opstellen en aannemen — maar dan alleen resoluties die niet bindend zijn voor de leden van de organisatie.
De uit vijftien leden bestaande Veiligheidsraad kan meer initiatief ontplooien en kan beslissingen nemen die bindend zijn. Elk van zijn vijf permanente leden (de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, Frankrijk en China) heeft echter het recht van veto.
De huidige secretaris-generaal van de V.N., Kurt Waldheim, vatte het probleem van de V.N. als volgt samen:
„U moet van de Verenigde Naties geen wonderen verwachten. Wij zijn uit soevereine staten samengesteld. Wij kunnen slechts datgene tot stand brengen waartoe onze lid-staten ons in staat stellen.”
Voor elk beslissende optreden van de zijde der reuzenorganisatie is eenheid de kritieke factor gebleken. En nog geen jaar na haar oprichting bestond haar eenheid hoofdzakelijk alleen nog maar in naam. In de „koude oorlog” waren de communistische natiën tegen de westerse machten gekant.
Wij moeten in gedachten houden dat de samenstelling van de V.N. in 1945 heel anders was dan nu. Volgens het oorspronkelijke handvest waren er toen eenenvijftig leden. Tweeëntwintig hiervan bevonden zich op het westelijk halfrond (met inbegrip van de Verenigde Staten en Canada), ruim tien andere maakten deel uit van West-Europa en het Britse Gemenebest en onder de overige bevond zich slechts een handjevol communistische en neutrale landen.
De meeste leden van de Verenigde Naties waren dus bondgenoten van de Verenigde Staten, en vele jaren achtereen was de situatie zo dat de meeste leden net zo stemden als de Verenigde Staten. Dit machtsoverwicht van de westerse natiën plaatste het communistische blok, met als toonaangevende natie de Sovjet-Unie, in een ongunstige positie en vormde de belangrijkste reden waarom de Sovjet-Unie gedurende de eerste twee decennia van het bestaan van de V.N. meer dan honderdmaal gebruik maakte van haar vetorecht ten einde de besluiten van de Veiligheidsraad krachteloos te maken. Tegen de jaren zestig was het beeld dramatisch veranderd. Het heldere, hoopvolle licht flikkerde en werd zwakker.
EEN SLEUTELFACTOR IN DE ACHTERUITGANG
Gedurende de eerste vijf jaar van het bestaan van de organisatie, werden er slechts negen nieuwe leden toegelaten, waardoor het lidmaatschap tot 60 aangroeide. Tegen 1960 waren er echter 99 leden. Thans zijn er 135 leden. De grote meerderheid van de nieuwe leden zijn uit Azië en Afrika afkomstig (waar voormalige koloniën geleidelijk aan onafhankelijkheid hebben verkregen, vaak met behulp van de V.N.). Deze verandering in samenstelling bleek een sleutelfactor te zijn in de achteruitgang van het aanzien dat de Verenigde Naties in de wereld genoten. Waarom?
Aan de ene kant maakte deze uitbreiding de organisatie werkelijk wereldomvattend. Terzelfder tijd ging de Westerse invloed echter gestadig achteruit. De ijver en het enthousiasme voor de organisatie namen af, vooral in de Verenigde Staten.
Een belangrijke oorzaak van teleurstelling hield verband met het stemmen in de Algemene Vergadering. Daar had elk van de nu zo talrijke kleine landen, in sommige gevallen met een bevolking van nog geen miljoen inwoners, evenveel zeggenschap als grote natiën zoals Engeland, Brazilië, de Verenigde Staten of de Sovjet-Unie. De „supermogendheden” vonden dit vaak frustrerend.
In het afgelopen decennium is het aantal Afro-Aziatische staten dermate toegenomen, dat ze de meerderheid vormen in de V.N. (meer dan 70 van de 135 leden). Dit vormde ongetwijfeld een krachtige factor in het succes van de pogingen die twintig jaar lang waren gedaan om communistisch China, met zijn enorme bevolking van zo’n 800.000.000 personen, als lid op te nemen. Dat de volksrepubliek China in 1971 in plaats van Nationalistisch China een blijvende plaats kreeg in de Veiligheidsraad, droeg er ook toe bij dat het aspect van de V.N. radicaal veranderde. Het was duidelijk dat de situatie nooit meer zo zou worden als in de kinderjaren van de wereldomvattende organisatie.
Ondanks de uitbreiding was er voor het oog van de wereld geen opmerkelijk teken van hernieuwde kracht van de V.N. De zogenaamde „Derde Wereld”, samengesteld uit de armere „ontwikkelingslanden”, was in de bijzondere positie gekomen dat ze ondanks tegenstand van de „supermogendheden” resoluties door de Algemene Vergadering kon laten aannemen. De natiën van de „Derde Wereld” beschikten echter niet over de middelen om aan deze resoluties kracht bij te zetten. De algemene toestand van frustratie bleef voortbestaan en de reuzenorganisatie kromp ineen, kreunde en schreeuwde het uit, maar kon haar kracht over het algemeen niet coördineren om beslissend op te treden.
In een redactioneel artikel in het tijdschrift Life werd dit in 1970 als volgt onder woorden gebracht: „Nationaal zelfbelang is nog steeds de gemeenschappelijke noemer van de internationale politiek, en de werkelijke macht berust waar ze altijd is geweest — bij de regeringen en militaire strijdkrachten van de grote mogendheden.”
Waarom bestaat er dan reden te geloven dat de Verenigde Naties nu weer in macht toenemen? Welke factoren dragen hiertoe bij? Welke rol zal deze wereldomvattende organisatie nog in de toekomst van de gehele mensheid spelen?
[Kaart op blz. 5]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Het gebied van de aarde in kleur vertegenwoordigt V.N.-leden of -gebieden en beheerschapsgebieden van V.N.-leden. De paar gebieden in wit vertegenwoordigen natiën die geen lid zijn
TOEN DE V.N. TOT 135 LID-STATEN UITGROEIDEN, MAAKTE DIT DE ORGANISATIE WERKELIJK WERELDOMVATTEND. DE ORGANISATIE DER V.N. IS HIERDOOR ZEER DUIDELIJK VERANDERD VAN EEN ORGANISATIE DIE VOORNAMELIJK UIT WESTERSE NATIËN WAS SAMENGESTELD IN EEN ORGANISATIE WAARIN DE AFRO-AZIATISCHE STATEN IN DE MEERDERHEID ZIJN