Versterk thans uw vertrouwen met betrekking tot de toekomst
1, 2. (a) In welke toestand bevindt de mensenwereld zich in het algemeen, en waarom? (b) Welk vertrouwen spreiden velen in tegenstelling hiermee echter ten toon?
WIJ bevinden ons nu ver in de twintigste eeuw, terwijl alles erop wijst dat het huidige samenstel van dingen te zamen met dit verdwijnende geslacht zal voorbijgaan. Met het verstrijken van elk volgende decennium van deze eeuw is de vrees van de van God vervreemde mensen toegenomen. Dit is precies wat de grote profeet Jezus Christus had voorzegd. In antwoord op de vraag: „Wanneer zullen deze dingen feitelijk zijn, en wat zal het teken zijn wanneer deze dingen zullen geschieden?” antwoordde hij onder andere dat er „op de aarde radeloze angst der natiën [zou zijn], die . . . geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen”. — Luk. 21:7, 25, 26.
2 Het hoeft daarom geen verbazing te wekken dat de meerderheid van de mensenwereld — allen mensen die geen geloof of vertrouwen stellen in Jehovah of zijn Woord de bijbel — wegkwijnt in een geestestoestand van vrees voor wat de toekomst zal brengen. In tegenstelling hiermee en zoals in het voorgaande artikel is uiteengezet, zijn er thans over de gehele wereld meer dan 2.000.000 mensen die de toekomst met groot optimisme tegemoet zien. Zij zijn er heel zeker van dat dit huidige goddeloze samenstel van dingen binnenkort vervangen zal worden door een nieuwe en rechtvaardige ordening — Gods koninkrijk, waar Jezus christenen om heeft leren bidden. — Matth. 6:9, 10.
3. Welke passende waarschuwing geeft de apostel Paulus?
3 Op het ogenblik bent u misschien een van deze mensen en voelt u zich misschien heel zeker van de positie die u inneemt en van wat u in deze tijd van het einde tegemoet gaat. De waarschuwing van de apostel luidt echter: „Wie daarom denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt” (1 Kor. 10:12). Indien wij acht slaan op deze raad, zijn er een aantal dingen die wij nu kunnen doen om de staat waarin ons vertrouwen verkeert, te versterken.
4, 5. Hoe kunnen wij ons vertrouwen in de toekomst versterken?
4 In de eerste plaats dienen wij in gedachten te houden wat in Spreuken staat, dat iemands vertrouwen in Jehovah gebaseerd moet zijn op kennis omtrent hem en zijn handelingen met de mensheid in het verleden, alsook kennis omtrent zijn huidige en toekomstige voornemens. — Spr. 14:26; 22:19.
5 Hierdoor wordt de nadruk gelegd op de belangrijkheid van zowel persoonlijke studie als gezamenlijke studie in de gemeente. Leer alles wat u kunt over deze Grootse Schepper, niet alleen uit zijn Woord de bijbel, maar ook door de stoffelijke schepping rondom u gade te slaan. De apostel Paulus zei tot de mensen in Lystra dat „[Jehovah] niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Hand. 14:17). En aan de Romeinse christenen schreef Paulus: „Want [Gods] onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid.” — Rom. 1:20.
6. Hoe versterkt een studie en waarneming van het stoffelijke universum ons geloof en vertrouwen in de Schepper ervan?
6 Niet alleen moeten wij de geschapen dingen hier op aarde gadeslaan, maar wij moeten onze aandacht ook richten op de stoffelijke hemelen. In antwoord op de vraag: „Wie heeft deze dingen geschapen?” zegt Jesaja 40:26: „Het is Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept. Vanwege de overvloed van dynamische energie, en omdat hij sterk is in kracht, ontbreekt er niet één aan.” Wat een uitgestrekt en indrukwekkend getuigenis verschaffen de kosmische hemellichamen — talloze miljarden sterren, alle getuigend van de eeuwige grootheid van Jehovah! David bracht het prachtig onder woorden toen hij zei: „De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt het werk van zijn handen.” — Ps. 19:1.
7-9. (a) Wat gebeurde er in Hizkía’s tijd waardoor de kracht van engelenschepselen werd aangetoond? (b) Hoe wordt ons vertrouwen in de toekomst hierdoor versterkt?
7 Dan zijn er nog onzichtbare engelenschepselen, wier aantal in de myriaden loopt (Hebr. 12:22; Jud. 14, 15). Roep u eens te binnen hoe een aanbidder van Jehovah uit de oudheid, koning Hizkía, door de Assyriërs werd gehoond, die zeiden: „Wat is dit voor een vertrouwen dat gij hebt gekoesterd? . . . Op wie hebt gij nu uw vertrouwen gesteld, dat gij tegen mij [Sanherib] hebt gerebelleerd?” Spoedig zouden die heidense spotters echter te weten komen waarom de trouwe koning Hizkía zijn geloof en vertrouwen in Jehovah en Zijn engelenscharen had gesteld, want, zo zegt het verslag: „Het gebeurde nu in die nacht, dat de engel van Jehovah voorts uittrok en in de legerplaats van de Assyriërs honderd vijfentachtig duizend man neersloeg.” — 2 Kon. 18:19, 20; 19:35; vergelijk Jesaja 36:1 tot 37:38.
8 Een historisch verslag zoals dit, moet degene die Jehovah thans vreest stellig een groot vertrouwen geven. Er staat geschreven: „De engel van Jehovah legert zich rondom degenen die hem vrezen, en hij verlost hen.” — Ps. 34:7; vergelijk Psalm 91:11, 12.
9 Indien één enkele engel van Jehovah zo machtig is dat hij 185.000 man kan wegvagen, dienen wij thans stellig ons gehele vertrouwen te stellen in deze zelfde Jehovah en zijn engelenscharen onder het rechtstreekse bevel van de Heer Jezus Christus. En bedenk wel — deze Heer Jezus Christus is niet langer de ’baby in de kribbe van Bethlehem’. Hij is degene die nu de machtige „Koning der koningen en Heer der heren” is, degene die kan zeggen: „Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven”, degene die de hemelse legerscharen aanvoert, een krijgsmacht bestaande uit niet minder dan 100.000.000 engelen! — Matth. 28:18; Openb. 5:11; 19:14-16.
HEDENDAAGSE BEWIJZEN BOUWEN VERTROUWEN OP
10. Wat begon het gezalfde overblijfsel van Christus’ volgelingen in het jaar 1919 te doen, en met welke steun?
10 Met deze goddelijke aanmoediging en steun van engelen maakte in het jaar 1919 een klein „overblijfsel” van Christus Jezus’ gezalfde volgelingen een begin met de prediking van dit „goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde . . . tot een getuigenis voor alle natiën” (Matth. 24:14). In de jaren die verstreken zijn sinds dat werk begon, heeft een „grote schare” mensen „uit alle natiën en stammen en volken en talen” er gunstig op gereageerd. Zij worden beschreven als degenen „die uit de grote verdrukking komen”. — Openb. 7:9, 10, 14.
11. Wat is er in de afgelopen zestig jaar gebeurt, hetgeen het overblijfsel en de „grote schare” met vertrouwen in Jehovah vervult?
11 Wanneer nu dit getrouwe „overblijfsel” heden ten dage op de jaren terugblikt, kunnen zij zeggen, zoals Psalm 71:5 het onder woorden brengt: „Want gij zijt mijn hoop, o Soevereine Heer, Jehovah, mijn vertrouwen vanaf mijn jeugd.” Men behoeft slechts de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen over de afgelopen zestig jaar te lezen om te begrijpen waarom dit „overblijfsel” en de „grote schare” zo’n vertrouwen in Jehovah hebben. Het schijnt dat Satan de Duivel en zijn demonen elk middel en obstakel hebben aangewend om hun werk te hinderen en te belemmeren. Zij zijn in veel natiën overal ter wereld het speciale doelwit van verschillende politieke en religieuze organisaties geweest. Dictaturen hebben hun werk verboden en hun predikingsactiviteit onwettig verklaard. Zelfs in de zogenaamd „vrije natiën” beraamden religieuze en patriottische fanatici „moeite . . . op gezag der verordening”, en namen zij hun toevlucht tot acties van het gepeupel en tot boycotten, alles in een poging Gods volk het zwijgen op te leggena (Ps. 94:20). Evolutionisten, bijbelcritici en de „mens der wetteloosheid”, de geestelijken van de afvallige christenheid, trachtten het werk van Gods getrouwe getuigen, het maken van discipelen, onmogelijk te maken.
12. Welke verzekering geeft Jesaja 54:17?
12 Dergelijke ervaringen in het verleden hebben Jehovah’s christelijke getuigen ervan doordrongen hoe waar Jesaja 54:17 is, waar staat: „’Geen enkel wapen dat tegen u gesmeed zal worden, zal succes hebben, en elke tong die tegen u zal opstaan in het gericht, zult gij veroordelen. Dit is de erfelijke bezitting van de knechten van Jehovah, en hun rechtvaardigheid is van mijnentwege’, is de uitspraak van Jehovah.”
13. Welke extra feiten zijn geloofversterkend?
13 Kijk ook eens naar de wereldomvattende groei en geestelijke voorspoed die Gods volk ondanks alle door demonen geïnspireerde tegenstand heeft genoten! De geweldige uitbreiding van dit predikingswerk had beslist niet tot stand kunnen komen tenzij door Jehovah’s bescherming, zegen en geest over zijn volk. Ook dit sterkt het vertrouwen van Gods volk met betrekking tot de toekomst.
WAAROM VRIJHEID VAN VREES MOGELIJK IS
14, 15. Welk onderscheid moeten wij niet over het hoofd zien wanneer wij de mogelijke overleving van de „grote verdrukking” beschouwen?
14 Indien de „grote verdrukking” echter zo verwoestend en vernietigend is als door de Schrift te kennen wordt gegeven, kunnen degenen die God dienen, ze dan werkelijk zonder schrik en beven tegemoet zien? Wij moeten in gedachten houden dat er een enorm verschil bestaat tussen de „grote verdrukking” die Jehovah God zelf over Satans beestachtige organisatie en allen die zich eraan vastklampen, zal brengen, en de verdrukking die Satan thans in de vorm van vervolging, verbodsbepalingen, gepeupelgeweld en soortgelijke openlijke gewelddadigheden over Jehovah’s getrouwe getuigen brengt.
15 De laatstgenoemde soort van moeilijkheden vindt haar oorsprong bij Satan en is onvermijdelijk indien men Jehovah dient, want er staat geschreven: „Allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook vervolgd worden.” „Ja, het uur komt waarin een ieder die u doodt, zal menen God een heilige dienst te hebben bewezen.” — 2 Tim. 3:12; Joh. 16:2.
16. Welke aanmoediging put Gods volk in deze tijd uit voorbeelden van vroegere Satanische vervolgingen?
16 Nu is een dergelijk persoonlijk lijden door toedoen van verkeerd ingelichte en misleide mensen beslist geen prettige ervaring waarnaar men verlangt, waarop men hoopt en die men welkom heet. Jehovah’s volk koestert beslist niet de wens het slachtoffer van vervolging te worden. Zelfs Jezus bad driemaal tot zijn Vader of hij, indien dit mogelijk was, niet de „beker” hoefde te drinken waardoor hij een lasteraar van God en een overtreder van zijn Wet zou lijken door aan een martelpaal genageld te worden. Maar, zo zei hij, ’niet mijn wil geschiede maar Gods wil’ (Matth. 26:39-44). Wanneer de smartelijke aanval echter voorbij is en men onder vervolging heeft volhard, kan men zich verheugen dat men evenals Job en andere godvruchtige mannen en vrouwen uit de oudheid, onder beproeving getrouw is gebleven. U zult u herinneren dat Job uiteindelijk rijk beloond werd voor zijn lijden (Job 42:10-17). Dit was ook de ervaring van de apostelen toen zij op bevel van het religieuze gerechtshof hevig werden geslagen. Daarna gingen zij „van het Sanhedrin vandaan, verheugd dat zij waardig gerekend waren ten behoeve van zijn naam oneer te lijden”. — Hand. 5:40, 41.
17. Wat moeten wij niet vergeten wanneer wij voor zulke beproevingen van de zijde van Satan komen te staan?
17 Dus zelfs wanneer wij voor beproevingen en verdrukking door toedoen van de Duivel staan, dienen wij vertrouwen te hebben in Jehovah’s bereidheid en vermogen ons er volledig als overwinnaars doorheen te brengen (Rom. 8:37). Houd de bemoedigende woorden in 1 Korinthiërs 10:13 in gedachten: „God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” Of, anders gezegd: „Wij worden vervolgd, maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeworpen, maar niet vernietigd. Altijd verduren wij overal in ons lichaam de dodelijke behandeling die men Jezus deed toekomen.” — 2 Kor. 4:8-10.
18, 19. (a) Hoe verschilt de „grote verdrukking” van de vervolgingen die Gods dienstknechten hebben ondergaan? (b) Waar bidden Gods dienstknechten derhalve om, en met welke verzekering?
18 De in Matthéüs 24:21, 22 voorzegde „grote verdrukking” is daarentegen heel iets anders dan de moeilijkheden en vervolging waarmee de Duivel zowel in het verleden als in het heden Gods dienstknechten heeft bestookt en gekweld. De „grote verdrukking” is een verdrukking van Godswege, die over de gehele menigte van de Duivel zal komen ter rechtvaardiging van Jehovah en al degenen die aan Gods zijde staan. Juist zoals in 2 Thessalonicenzen 1:6 geschreven staat: „Het [is] van Gods zijde rechtvaardig . . . verdrukking te vergelden aan hen die voor u verdrukking veroorzaken.”
19 Om deze redenen heeft Gods volk een diepere liefde en waardering voor Jehovah, en dit geeft hun een vertrouwen dat vrij is van elke verzwakkende, dodelijke vrees. Hoe vreselijk de „grote verdrukking” ook zal blijken te zijn, toch zien deze mensen die Jehovah liefhebben, er vol vurige verwachting naar uit ooggetuigen te zijn van die grootse goddelijke oordeelsvoltrekking (Ps. 89:7; Hab. 3:16, 18). En dus bidden zij voortdurend om de komst van Gods koninkrijk en de verwezenlijking van zijn wil en voornemen — een gebed dat zij ’in vol vertrouwen door geloof’ opzenden. „Dit is het vertrouwen dat wij jegens hem hebben”, zegt de apostel Johannes, „dat, ongeacht wat wij vragen overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort.” — 1 Joh. 5:14; Ef. 3:12; Matth. 6:9, 10.
HEB NOOIT EEN MISPLAATST VERTROUWEN
20. Welke valkuil moet met het toenemen van ons vertrouwen vermeden worden, en hoe?
20 Nu de „grote verdrukking” zo snel naderbij komt, is het niet de tijd om overmoedig te zijn of op onszelf te vertrouwen. Wij moeten nooit op ons eigen inzicht steunen, noch op dat van andere mensen, of het nu politieke staatslieden, economische adviseurs, maatschappelijke raadgevers of religieuze profeten zijn (Spr. 3:5, 6; Ps. 146:3). Hij die zijn vertrouwen ten onrechte stelt ’in de aardse mens en die werkelijk vlees tot zijn arm maakt’, is volgens het boek Jeremia „vervloekt”. Hier staat tegenover, zoals in Jeremia 17:5-8 staat, dat ’de fysiek sterke man die op Jehovah vertrouwt, en wiens vertrouwen Jehovah is geworden, gezegend is’.
21. Hoe geeft de bijbel ons de waarschuwing geen vertrouwen te stellen in stoffelijke bezittingen?
21 De persoon die zijn vertrouwen in Jehovah heeft gesteld, geeft Gods koninkrijk de eerste plaats in zijn leven en vermijdt aldus veel van de zorgen die door de economische druk worden veroorzaakt (Matth. 6:25-34). Hij vergeet niet wat ook Jezus heeft gezegd, namelijk: „Ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit” (Luk. 12:15). Hoe dwaas is het dan ook stoffelijke goederen te hamsteren en erop te vertrouwen dat ze iemand door de gramschap van de „grote verdrukking” heen zullen helpen! In Spreuken 11:4, 28 staat: „Waardevolle dingen zullen niet baten op de dag der verbolgenheid, . . . wie op zijn rijkdom vertrouwt — hijzelf zal vallen.” De getrouwe Job zorgde ervoor zijn vertrouwen niet te stellen in stoffelijke bezittingen, want hij zei: „Indien ik het goud tot mijn vertrouwen heb gesteld, of tot het goud heb gezegd: ’Gij zijt mijn vertrouwen!’ . . . zou [ik] de ware God daarboven hebben verloochend.” — Job 31:24, 28.
22. Zal de „grote verdrukking” over dit samenstel van dingen komen wegens de interne structurele zwakheden die het vertoont?
22 De effectenmarkt mag dan dalen en regeringsleiders mogen vallen, maar dat zijn geen barometers waardoor de nabijheid van de storm van de „grote verdrukking” wordt bepaald of gemeten. Houd in gedachten dat toen wereldmachten uit het verleden door Jehovah werden vernietigd, ze niet ineenstortten door interne zwakte of corruptie van binnenuit. Het waren functionerende stelsels, ogenschijnlijk op het toppunt van hun macht, toen God ze door krachten van buitenaf vernietigde.
23. Hoe kunnen wij persoonlijk de toekomst met vertrouwen tegemoetzien, ook al komen wij voor verscheidene rampspoeden, en zelfs de dood te staan?
23 Hoewel het mogelijk is dat afzonderlijke personen onder het volk van de Heer in deze tussenperiode gedood zullen worden (en de Schrift geeft te kennen dat dit met sommigen zal gebeuren [Matth. 10:21; 24:9]), zal toch Jehovah’s volk als klasse de „grote verdrukking” overleven. Zelfs indien u persoonlijk grote ontberingen en tegenslagen te verduren zou krijgen — zoals een geruïneerde gezondheid, een sterfgeval in uw gezin, verlies van kinderen of stoffelijke bezittingen, of economische tegenslagen — verlies toch nooit, wat er ook gebeurt, uw geloof en vertrouwen in Jehovah. Twijfel nooit aan de beloften van uw God. Word nooit bang en loop nooit laf weg om u te verbergen; verloochen uw God nooit en schipper nooit ten aanzien van uw rechtschapenheid. En laat nooit uw inzicht vertroebelen met betrekking tot de steun die engelen kunnen geven aan degenen die hun opdracht aan Jehovah trouw blijven. — 2 Kon. 6:14-17; Hab. 3:17, 18.
24. Welke geesteshouding zal Jehovah’s volk met het snel naderbij komen van de „grote verdrukking” hebben, zoals door de Schrift te kennen wordt gegeven?
24 Het lijdt geen twijfel: „Gelukkig is hij die de God van Jakob tot zijn hulp heeft, wiens hoop is op Jehovah, zijn God” (Ps. 146:5). Verheug u dus in Jehovah en in de hulp, leiding, bescherming en geestelijke voorspoed die hij zijn getrouwe getuigen heeft geschonken en ook in deze tijd van het einde verleent! — Luk. 21:28; 2 Tim. 1:7.
25. Voor wie vormen de beloften van Spreuken 3:25, 26 een speciale troost en aanmoediging?
25 Laten wij daarom als Jehovah’s openbare predikers, onbevreesd en vrijmoedig zijn en de mensen voor de dag van Gods wraak blijven waarschuwen (Ezech. 3:17). Laten wij blijven bidden om de komst van Gods koninkrijk, dat het in al zijn gramschap tegen Satans goddeloze stelsel mag optreden, opdat dit in stukken wordt geslagen en tot poeder wordt vermalen (Matth. 6:9, 10; Dan. 2:44; Mal. 4:3). Nu Jehovah’s Getuigen de verschrikkelijke verwoesting van de gehele organisatie van de Duivel tegemoet gaan, worden zij beslist aangemoedigd door Gods belofte in Spreuken 3:25, 26: „Gij zult niet bevreesd behoeven te zijn voor enige plotselinge verschrikking, noch voor het onweer over de goddelozen, omdat het komt. Want Jehovah zelf zal inderdaad UW VERTROUWEN blijken te zijn”!
[Voetnoten]
a Zie het boek Jehovah’s Witnesses in the Divine Purpose.