Hoe worden wij doeltreffende bedienaren?
„Daarom zend ik Timótheüs naar u toe, . . . [want] hij zal u mijn methoden in verband met Christus Jezus in herinnering brengen, zoals ik overal in elke gemeente onderwijs.” — 1 KORINTHIËRS 4:17.
1, 2. Aan welke noodzakelijke factor moet worden voldaan wil iemand tot de waarheid getrokken worden? (Handelingen 8:12)
NADAT met Pinksteren van het jaar 33 G.T. de heilige geest was uitgestort, groeide de christelijke gemeente voorspoedig en verbreidde ze zich snel (Handelingen 2:40-42; 4:4; 6:7; 11:19-21). Wat was de sleutel tot dit succes? Waarom aanvaardden zo veel Joden en later ook Samaritanen en heidenen Christus en de boodschap van Gods koninkrijk? — Handelingen 8:4-8; 10:44-48.
2 Wil iemand het christelijke goede nieuws aanvaarden, dan moet er aan bepaalde factoren worden voldaan. Eerst moet iemand beseffen wat een onverdiende goedheid God de mensheid heeft betoond door het initiatief te nemen en zijn Zoon als loskoopoffer naar de aarde te sturen. De bijbelschrijver Johannes bracht dit als volgt onder woorden: „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden.” — 1 Johannes 4:9, 10.
3. Waarom is het noodzakelijk dat iemand zich van zijn geestelijke nood bewust is?
3 Nog een buitengewoon belangrijke factor is iemands houding tegenover geestelijke waarden. Jezus zei: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood, want hun behoort het koninkrijk der hemelen toe. Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden” (Matthéüs 5:3, 6). Iemand die zelfvoldaan en zelfrechtvaardig is, is zich gewoonlijk niet bewust van enige geestelijke nood en staat niet meer open voor de waarheid. Wanneer Jehovah’s Getuigen zo iemand de Koninkrijksboodschap brengen, zal hij vaak antwoorden: ’Ik heb geen belangstelling. Ik heb mijn eigen religie.’ Zo ook zal iemand die volkomen opgaat in materiële belangen geen tijd voor geestelijke zaken hebben. — Matthéüs 6:33, 34; 7:7, 8; Lukas 12:16-21.
4. Welke vragen zullen nu worden beschouwd?
4 Maar hoe staat het met degenen die zich wel degelijk „bewust zijn van hun geestelijke nood” en bereid zijn God en zijn koninkrijk te zoeken? Hoe kunnen wij hen vinden en als zodanig herkennen? Is er iets wat wij als bedienaren van Gods Woord kunnen doen om onze boodschap begrijpelijker te maken? Hoe kunnen wij als bedienaren doeltreffender te werk gaan?
Wiens methoden dienen wij te gebruiken?
5. Wat zou Timótheüs de Korinthiërs volgens Paulus leren?
5 Toen de apostel Paulus zijn eerste brief aan de christenen in Korinthe schreef, zei hij hun dat hij Timótheüs zou zenden, die hun ’zijn [Paulus’] methoden in verband met Christus Jezus in herinnering zou brengen’. In plaats van „methoden” gebruiken sommige vertalingen hier „levensleer” of zinsneden als ’hoe ik leef’ en ’hoe ik mij gedraag’. Professor Thayers Greek-English Lexicon of the New Testament geeft aan deze tekst de volgende uitleg: „De methoden waarvan ik mij als Christus’ bedienaar en apostel bedien bij de vervulling van mijn ambt.” Aangezien Paulus de zin beëindigt met de woorden „zoals ik overal in elke gemeente onderwijs”, is het redelijk de gevolgtrekking te maken dat zijn opmerkingen over zijn actieve bediening handelen en niet enkel over zijn persoonlijke christelijke gedrag. — 1 Korinthiërs 4:17.
6. Waarom was Jezus’ bediening doeltreffend?
6 Jezus verrichtte zijn bediening niet lukraak. Ook hij ging bij zijn prediking methodisch te werk. Zo bracht hij bijvoorbeeld zijn apostelen, en later de zeventig evangelisten, zorgvuldig bij hoe zij doeltreffend moesten prediken. Zijn voortdurende gebruik van illustraties, vragen en aanhalingen uit de Schrift was een voorbeeld voor hen. Dat is ook tegenwoordig nog de beste methode. — Lukas 9:1-6; 10:1-11.
7. Hoe kunnen wij het goede nieuws aan een zo groot mogelijk aantal mensen overbrengen?
7 Hoe kunnen wij, aangezien de christelijke bediening een kwestie van eeuwig leven of eeuwige dood is, het goede nieuws aan een zo groot mogelijk aantal mensen overbrengen? Ja, hoe kunnen wij ’rein zijn van het bloed van alle mensen’? Door van elke mogelijkheid tot prediken gebruik te maken, met inbegrip van, zoals de apostel Paulus zei, de bediening „van huis tot huis”. Een Spaans commentaar op Handelingen 20:20 zegt: „Hier hebben wij de predikingsmethode waarvan Paulus zich in Efeze bediende.” — Handelingen 20:20-27.
De eerste hindernis
8, 9. (a) Wat is vaak de eerste hindernis bij de bediening? (b) Waarom kon Jezus met vrijmoedigheid spreken?
8 Zeer vaak zijn wij zelf de eerste hindernis die wij bij de bediening moeten overwinnen. Sommigen zijn geneigd zich verlegen, onbekwaam en niet ontwikkeld genoeg te voelen voor de mensen die zij ontmoeten. Maar hoe voelde Jezus zich? Had hij de rabbijnse scholen doorlopen? Had hij een hogere opleiding genoten? Hoe reageerden zijn eigen volksgenoten echter als hij predikte? Matthéüs vertelt ons: „Zij [stonden] versteld . . . en zeiden: ’Waar heeft deze man die wijsheid en deze krachtige werken vandaan?’” Jezus was weliswaar volmaakt, de Zoon van God, maar zijn methoden waren ook praktisch voor zijn merendeels „onontwikkelde” discipelen die hem moesten navolgen. Welke reactie riepen zij op, zelfs onder hun religieuze vijanden? „Toen zij nu zagen hoe vrijuit Petrus en Johannes spraken en bemerkten dat zij ongeletterde en gewone mensen waren, verwonderden zij zich. En zij herkenden hen als personen die met Jezus waren geweest.” — Matthéüs 13:54; Handelingen 4:13.
9 Maar waar haalde Jezus alle dingen die hij onderwees vandaan? Waarom was hij zo succesvol in zijn bediening? Waren zijn uitlatingen, zoals die van de moderne tv-predikers, overdreven geëmotioneerd met het doel zijn publiek mee te slepen? Nee. Eenvoud was de basis van Jezus’ prediking — hij sprak de taal van het gewone volk, hij was zich bewust van hun geestelijke noden en, wat het allerbelangrijkste was, Jezus wist dat zijn Vader achter hem stond. Hij maakte dit duidelijk toen hij in de synagoge van de stad waar hij was opgegroeid, Nazareth in Galiléa, aankondigde dat de bediening zijn zending was. Hij las uit de rol van de profeet Jesaja: „’Jehovah’s geest is op mij, omdat hij mij heeft gezalfd om de armen goed nieuws bekend te maken, hij heeft mij uitgezonden om de gevangenen vrijlating te prediken en de blinden herstel van gezicht, om de verbrijzelden in vrijheid heen te zenden, om Jehovah’s jaar van aanvaarding te prediken.’ . . . Toen begon hij tot hen te zeggen: ’Heden is deze schriftuurplaats, die gij zojuist hebt gehoord, vervuld.’” — Lukas 4:16-21.
10, 11. (a) Hoe dienen wij over onze bediening te denken? (b) Welk antwoord geeft Paulus?
10 Tegenwoordig hebben wij bij onze bediening dezelfde persoon achter ons staan — Jehovah God, de Soevereine Heer van het universum. Wij prediken zijn boodschap, zijn wijsheid. Wij baseren ons op zijn Woord en wij maken er in onze gesprekken ruimschoots gebruik van. Moeten wij dan een complex hebben in verband met de prediking, ook al komen wij tegenover mensen te staan die ontwikkelder of rijker zijn dan wij?
11 Paulus antwoordt: „Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de debatvoerder van dit samenstel van dingen? Heeft God de wijsheid van de wereld niet dwaas gemaakt? . . . Want gij ziet uw roeping, broeders, dat niet veel wijzen naar het vlees werden geroepen, niet veel machtigen, niet velen van edele geboorte; maar God heeft de dwaze dingen der wereld uitgekozen om de wijzen te beschamen; en God heeft de zwakke dingen der wereld uitgekozen om de sterke dingen te beschamen; en God heeft de onedele dingen der wereld uitgekozen en de dingen waarop wordt neergezien, de dingen die niet zijn, om de dingen die zijn, teniet te doen, opdat geen vlees zou roemen voor het aangezicht van God.” — 1 Korinthiërs 1:18-29.
12. Waaruit spruit ons succes in de bediening voort? (Jakobus 4:8)
12 Dat wij succes in de bediening hebben, is niet vanwege onze opleiding of onze afkomst, maar vanwege de Koninkrijksboodschap zelf, die weerklank vindt in het hart van de persoon die zich bewust is van een bepaalde geestelijke nood. Nog een factor is Jehovah’s goede wil ten aanzien van die persoon, want Jezus heeft gezegd: „Niemand kan tot mij komen, tenzij de Vader, die mij heeft gezonden, hem trekt.” — Johannes 6:44.
13. (a) Hoe reageerden Paulus en Barnabas op tegenstand? (b) Hoe kunnen wij altijd vreugde in de bediening hebben?
13 Vol vertrouwen in Jehovah’s steun kunnen wij onze bediening dus met overtuiging verrichten, net zoals Paulus en Barnabas dit in de eerste eeuw deden. Toen zij in Ikónium predikten, bracht hun bediening felle meningsverschillen en ook enige tegenstand teweeg. Was dit er voor hen aanleiding toe bakzeil te halen? Lukas’ verslag vertelt ons: „Zij [brachten] er geruime tijd door en spraken met vrijmoedigheid krachtens de autoriteit van Jehovah, die getuigenis aflegde van het woord van zijn onverdiende goedheid doordat hij door hun handen tekenen en wonderen deed geschieden.” Indien wij evenzo een positieve houding jegens de mensen in ons gebied aannemen en de resultaten aan Jehovah overlaten, zal de bediening altijd een vreugde en geen last zijn. — Handelingen 14:1-3; Jakobus 1:2, 3.
Hoe mensen reageren
14. Hoe werd er op Paulus’ prediking gereageerd?
14 De mensen reageerden niet altijd gunstig op de prediking van Jezus of van Paulus. Hoe reageerde het publiek bijvoorbeeld toen Paulus in Athene predikte? Het verslag vertelt ons: „Enigen van zowel de Epikurische als de Stoïsche filosofen gingen hem bestrijden, en sommigen zeiden: ’Wat zou deze babbelaar toch willen vertellen?’ Anderen: ’Hij schijnt een verkondiger van vreemde godheden te zijn.’ Dit was omdat hij het goede nieuws van Jezus en de opstanding bekendmaakte. Zij grepen hem daarom en voerden hem naar de Areópagus en zeiden: ’Kunnen wij te weten komen wat deze nieuwe leer is waarover gij spreekt? Want gij brengt enkele dingen ter sprake die ons vreemd in de oren klinken.’” — Handelingen 17:18-20.
15. Hoe reageren mensen op uw bediening? Wat dienen wij echter in gedachte te houden?
15 Wij moeten erkennen dat onze boodschap en de versie die de media en tegenstanders ervan geven, ons hedendaagse publiek ook vreemd in de oren kan klinken. Ten gevolge daarvan spreken veel mensen, vooringenomen door de praatjes die de ronde doen, een voorbarig oordeel uit en wijzen ons af zonder naar ons te luisteren. Anderen, zoals die mensen in Athene, willen meer inlichtingen voordat zij een beslissing nemen. Natuurlijk kan het zijn dat zij ook nadat zij hebben geluisterd de Koninkrijkshoop nog als iets ongelooflijks bespotten. Houd echter in gedachte dat zij Christus en zijn boodschap verwerpen, niet u. — Handelingen 17:32-34; Matthéüs 12:30.
Van vreemden tot vrienden
16. (a) Hoe reageren wij soms wanneer er vreemden bij ons aan de deur komen? (b) Wat dient onze inleiding te bewerkstelligen?
16 Hoe voelt u zich wanneer er vreemden bij u aan de deur komen? Welke vragen gaan u door het hoofd? Waarschijnlijk: Wie zijn dat? Wat willen zij? Komen ze mij narigheid bezorgen? Wanneer wij ons aan iemands deur als bedienaren voorstellen, moeten wij dit in gedachte houden. Onze inleiding moet hun geest op dat punt dus geruststellen. Maar hoe? Wel, welke inleiding stelde Jezus voor? Hij zei: „Wanneer gij het huis binnengaat, groet dan het huisgezin; en indien het huis het waard is, zo kome de vrede die gij het toewenst daarover, maar indien het huis het niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug.” — Matthéüs 10:12, 13.
17. Hoe kunnen wij iemand door onze inleiding op zijn gemak stellen?
17 „Zo kome de vrede die gij het toewenst daarover.” Wat wil dit zeggen? Dat wij bij onze bediening iedereen en elk gezin vrede toewensen. Uit onze eerste woorden moet al blijken dat wij vredelievende bedienaren van God zijn. Zelfs nu nog gebruiken joden en moslems de begroetingen „Vrede zij met u” of „Vrede” („Sjalom aleichem” of „Sjalom” in het Hebreeuws, en „Assalām ‘alaikum” of „Salām” in het Arabisch). Natuurlijk zal onze begroeting afhankelijk zijn van het plaatselijk gebruik en van land tot land verschillen. Maar het doel is hetzelfde — de persoon op zijn gemak te stellen zodat hij of zij naar de Koninkrijksboodschap zal luisteren. In dat verband kan het nuttig zijn eerst te zeggen hoe u heet en misschien zelfs te zeggen waar u woont. Daarmee toont u dat u niets te verbergen hebt. Het doel dat u beoogt en uw eerlijkheid zullen iedereen duidelijk zijn. Dan handelt u naar Paulus’ raad: „Zorg ervoor dat er op uw gedrag in het openbaar niets aan te merken is. Leef voor zover dat van u afhangt, met iedereen in vrede.” — Romeinen 12:17, 18, Phillips.
18. Aan welke maatstaf dienen wij ons bij onze bediening altijd te houden?
18 Of wij onze bediening nu van huis tot huis of op straat verrichten, de mensen zien ons. Onze gesprekken en ons gedrag dienen altijd onberispelijk te zijn en geen aanstoot te geven. Hoewel onze uiteenzetting zachtaardig en vredig moet zijn, mogen wij echter niet verontschuldigend overkomen. Wij schamen ons er niet voor openbare bedienaren van God te zijn. — Markus 8:38.
19, 20. (a) Hoe kan men op straat mensen benaderen die wat gereserveerd zijn? (b) Waarom had Jezus er slag van mensen informeel te benaderen?
19 In sommige landen zijn de mensen wat gereserveerder en conservatiever. Sommigen voelen zich in verlegenheid gebracht wanneer zij op straat worden benaderd door iemand die tijdschriften omhooghoudt. Waarom zouden wij, indien dit het geval is, de mensen niet wat omzichtiger benaderen? Men kan tactvol een gesprek beginnen met iemand die geen haast heeft en de bijbelse lectuur dan ongedwongen te voorschijn halen.
20 Jezus had er beslist slag van op een dergelijke manier te prediken. Aangezien Samaritanen en vrouwen over het algemeen door de joden veracht werden, ging Jezus omzichtig te werk toen hij een gesprek aanknoopte met de immorele Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron. Zijn gesprek staat model voor het informeel getuigenis geven en de prediking op straat. Het is ook een voortreffelijk voorbeeld van de wijze waarop men met mededogen en opbouwend kan onderwijzen. — Johannes 4:5-30.
21. Welke andere belangrijke factor wordt door Paulus’ bediening geïllustreerd?
21 Wanneer wij mensen met het goede nieuws van het Koninkrijk benaderen, moeten wij nog een belangrijke factor in aanmerking nemen. Paulus was er een meester in. Kijk eens of u die factor herkent in enkele van zijn inleidingen, die u aantreft in Handelingen 13:16-20; 17:22 en 22:1-3. Merk op dat hij bij iedere gelegenheid naar punten van overeenkomst met zijn toehoorders zocht. Hij vereenzelvigde zich met hen en dacht zich hun achtergrond in. Het resultaat is dat zij luisterden, ook al waren zij het niet met hem eens. Zo kan ook onze inleiding een contact van mens tot mens leggen, een punt van overeenstemming tussen de huisbewoner en ons aansnijden. Misschien merkt u op dat er kinderen wonen en hebt u zelf ook kinderen. Dan hebt u dingen met elkaar gemeen, er is een vriendschappelijke basis. U hebt een gesprekspunt dat de inleiding tot de Koninkrijksboodschap kan vormen! — Matthéüs 18:1-6.
22. Welke vragen behoeven nu een antwoord?
22 Deze suggesties zijn echter nog maar het begin. Welke verdere stappen zijn er nodig om ten slotte een nieuwe discipel voort te brengen? Ja, wat is er nog meer nodig om iemand anders te helpen door bemiddeling van Christus in een goede verhouding tot God te geraken? Welke hoedanigheden zullen uw bediening doeltreffender maken?
Wat zou u antwoorden?
□ Wat zijn enkele van de factoren die een rol spelen wil iemand de Koninkrijksboodschap aanvaarden?
□ Hoe kunnen beschroomdheid en verlegenheid in de bediening overwonnen worden?
□ Wat is het doel dat wij met onze inleidingen in de velddienst beogen?
□ Hoe kunnen de voorbeelden van Jezus en Paulus ons helpen bij onze benadering van mensen?
[Illustratie op blz. 15]
Jezus leerde zijn discipelen doeltreffende methoden voor de bediening
[Illustratie op blz. 17]
Welke vragen komen er bij u op wanneer er een vreemde voor uw deur staat?