Een doeltreffende bediening leidt tot meer discipelen
„Dit zijn zijn gaven: sommigen zijn . . . evangelist, herder of leraar. Zo worden degenen die God toebehoren uitgerust om hem te dienen.” — EFEZIËRS 4:11, 12, Groot Nieuws Bijbel.
1. Hoe stond Christus tegenover mensen?
CHRISTUS JEZUS was geen kluizenaar. Zijn bediening was volkomen op mensen gericht. In de vier evangelieverslagen zien wij Jezus bijna altijd met mensen bezig. Op zijn reizen zag hij in wat voor een situatie zij in feite verkeerden en hij had diep medelijden met hen. Hebt u als christelijke bedienaar deernis met de mensen die u ontmoet? — Matthéüs 9:35, 36.
2. Hoe volgen Jehovah’s Getuigen Jezus’ voorbeeld na?
2 Bij de christelijke bediening in deze tijd gaat het ook om mensen. Aangezien Jehovah’s Getuigen zich hiervan bewust zijn, zijn zij plooibaar in hun dienst voor God. Overal ter wereld kan men hen met mensen zien praten — op straat, aan de deuren, in drukke winkelwijken, in de buurt van bus-, metro- en spoorwegstations, op industrieterreinen en in zakenwijken. Overal waar mensen te vinden zijn, zijn de Getuigen bezig met hun evangelisatiewerk. Waarom? Omdat het woord „evangelie” afgeleid is van het Griekse woord euaggelion, dat „goed nieuws” betekent. Iedere christelijke getuige van Jehovah moet net als Christus een bedienaar van het goede nieuws zijn, een evangelieprediker. Daarom moet iedere Getuige zich ook met mensen bezighouden. — 2 Timótheüs 4:5; Efeziërs 4:11, 12.
3. Wat is de doeltreffendste methode voor de christelijke bediening?
3 Wat is de doeltreffendste manier om dit evangelisatiewerk te verrichten? Vormt de radio- en tv-methode waarvan zoveel religies zich bedienen het ware antwoord? Welnu, vraag u eens af: Kunnen de radio en de tv uw vragen spontaan beantwoorden? Neen, want deze media zijn in zekere zin maar onpersoonlijke communicatiemiddelen. De doeltreffendste bediening is nog steeds die welke door Jezus en zijn discipelen werd toegepast, waarbij de prediker van aangezicht tot aangezicht tegenover de waarheidszoeker staat. Maar dat kost tijd en moeite, zoals Paulus met een eenvoudige illustratie te kennen gaf: „Ik heb geplant, Apóllos heeft begoten, maar God bleef het wasdom geven; zodat noch hij die plant iets is, noch hij die begiet, maar God, die het wasdom geeft.” — 1 Korinthiërs 3:5-7.
4. Welke drie fasen kent de doeltreffende bediening?
4 Deze woorden geven te kennen dat de christelijke bediening drie fasen kent — planten, verzorgen en oogsten. Hoe dat zo? Eerst moet er geplant worden, het eerste contact met het goede nieuws van het Koninkrijk. Dan komt de verzorging, waaronder het begieten van het geplante. Hoe gebeurt dat? Door verdere gesprekken waarin vragen worden beantwoord en punten van twijfel worden opgehelderd. Dit leidt vaak tot een geregelde bijbelstudie waardoor de bijbelse waarheid diep in iemands geest en hart wordt geplant; met Gods zegen komt dan het groeiproces op gang. Het uiteindelijke resultaat is een nieuwe actieve discipel van Christus Jezus, een nieuwe bedienaar. Nu, hoe kunnen wij als bedienaren allemaal de geweldige zegen smaken een discipel te oogsten?
5. Wat zal ons helpen doeltreffende bedienaren te zijn?
5 Zoals in ons voorgaande artikel werd gezegd, leerde Jezus zijn discipelen de praktische manier om hun bediening te verrichten. En Paulus sprak over zijn „methoden in verband met Christus Jezus” (1 Korinthiërs 4:17). De keten van gemeenten die hij in allerlei plaatsen in Klein-Azië en Griekenland hielp oprichten, getuigen welsprekend van zijn succes. Wij hebben reeds enkele van zijn (en Jezus’) methoden besproken, maar zijn er nog meer methoden die wij in deze tijd doeltreffend kunnen toepassen?
Wat is de basis? En de boodschap?
6. Wat moet de hoeksteen van onze bediening zijn?
6 Waarop moet de christelijke boodschap gebaseerd zijn? Op menselijke wijsheid en filosofie? Paulus’ brief aan Timótheüs geeft een duidelijk antwoord: „Blijf gij echter in de dingen die gij hebt geleerd en waarin gij door overtuiging zijt gaan geloven, wetend . . . dat gij van kindsbeen af de heilige geschriften hebt gekend, die u wijs kunnen maken tot redding door middel van het geloof in verband met Christus Jezus. De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen.” Het is duidelijk dat de bijbel, het Woord van God, de hoeksteen van onze bediening moet zijn. — 2 Timótheüs 3:14-17.
7, 8. Welk voorbeeld hebben Jezus en Paulus ons gegeven met betrekking tot het gebruik van schriftplaatsen?
7 In dit opzicht heeft Christus Jezus de toon aangegeven — hij deed voortdurend aanhalingen uit de Schrift, en de apostel Paulus eveneens. Kwam hij in Thessaloníka bijvoorbeeld met Griekse filosofie op de proppen? Neen, want het verslag zegt ons: „Paulus dan ging volgens zijn gewoonte daar naar hen toe, en drie sabbatten achtereen redeneerde hij met hen aan de hand van de Schriften, waarbij hij door middel van verwijzingen verklaarde en bewees dat de Christus moest lijden en uit de doden moest opstaan.” — Handelingen 17:1-3.
8 Wat was het resultaat? ’Sommigen van hen werden gelovigen.’ Daarom moet ook onze prediking in deze tijd, in navolging van Paulus’ methode, op Gods Woord gebaseerd zijn. Dat is ook de reden waarom ons voor onze bediening een bepaald bijbels gespreksthema wordt aanbevolen. Op die manier kan de waarheid van Gods Woord weerklank vinden bij degenen die zich bewust zijn van hun geestelijke nood. — Handelingen 17:4.
9, 10. (a) Wat moet in deze tijd het thema van onze prediking zijn? (b) Geef voorbeelden uit de bediening van Paulus.
9 De volgende vraag is nu: Welke boodschap dienen wij te prediken? Wel, wat was het thema van Christus’ bediening? Jezus was zich terdege bewust van zijn zending, want hij zei: „Ik moet ook aan andere steden het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden.” In verband met de laatste dagen van ons huidige samenstel zei hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Lukas 4:43; Matthéüs 24:14.
10 Hetzelfde thema wordt in Paulus’ prediking beklemtoond. Tot de joden in een synagoge sprak hij bijvoorbeeld „drie maanden lang met vrijmoedigheid . . ., terwijl hij lezingen hield en overredingskracht gebruikte aangaande het koninkrijk Gods”. Aan hen die hem in Rome bezochten, ’zette hij de zaak uiteen door grondig getuigenis af te leggen betreffende het koninkrijk Gods’. Daarom moet „het koninkrijk Gods” het thema zijn waar onze hele hedendaagse christelijke bediening om draait. — Handelingen 19:8; 28:23, 31.
Valt u aan of trekt u aan?
11. Hoe reageren mensen vaak wanneer zij tegenover een Getuige komen te staan, en hoe kunnen wij daar het hoofd aan bieden? (Handelingen 17:17, 18)
11 In de eerste eeuw waren religie, ras en nationaliteit net zulke verdeeldheid zaaiende krachten als in deze tijd (Handelingen 2:7-11). Dit betekent dat de meeste mensen op het gebied van religie hun eigen vooringenomen opvattingen hebben. Vaak voelen zij zich bedreigd en gaan in de verdediging wanneer zij een Getuige ontmoeten. Hoe kunnen wij daar verandering in brengen? Door vriendelijkheid en tact te gebruiken en ons aan te passen.
12, 13. Hoe sprak Paulus afgodenaanbidders in Athene toe? Hoe reageerden zij?
12 Merk eens op hoe Paulus zo’n situatie in het afgodische Athene aanpakte. Toen hij zoveel afgoden zag, was hij in eerste instantie geïrriteerd. Viel hij hun afgodenaanbidding onmiddellijk aan toen hij op de Areópagus opstond om te spreken? Zijn inleiding luidde: „Mannen van Athene, ik zie dat gij in alle dingen meer dan anderen aan de vrees voor de godheden overgegeven schijnt te zijn. Toen ik bijvoorbeeld rondliep en zorgvuldig uw voorwerpen van verering gadesloeg, vond ik ook een altaar met het opschrift: ’Aan een onbekende God.’ Wat gij daarom onwetend vereert, dat verkondig ik u.” — Handelingen 17:16-23.
13 Wierp Paulus met deze inleidende woorden een barricade op tussen hemzelf en zijn toehoorders? In het geheel niet. Zijn benadering was tactvol, niet dogmatisch. Hij veroordeelde hen niet, ook al was hun aanbidding van Gods standpunt uit bezien nutteloos. Hij was daar om de Koninkrijksboodschap te prediken en niet om hen aan te vallen. Hij erkende hun sterke religieuze gevoelens en gebruikte die als uitgangspunt voor zijn bespreking over de ware God en Zijn vertegenwoordiger, de uit de doden opgewekte Jezus. Wat was het resultaat van deze tactvolle benadering? Alhoewel sommigen van hen de spot met hem dreven, zeiden anderen: „Wij zullen u hierover nog wel eens horen.” Ja, hij werd uitgenodigd om hen nog eens te bezoeken! — Handelingen 17:22-32.
14. Hoe kunnen wij Paulus’ voorbeeld in onze bediening toepassen?
14 Hoe kunnen wij deze methode heden ten dage in onze bediening toepassen? In de eerste plaats moeten wij goed acht slaan op bepaalde dingen die wij zien en die een aanwijzing zijn voor iemands religieuze opvattingen — misschien een religieus voorwerp dat hij draagt of dat te zien is aan zijn deur of in de hal van het huis. Daardoor kunnen wij ons, net als Paulus, vaak een goed beeld vormen van het religieuze standpunt van de ander. Dit geeft ons een aanknopingspunt voor een vriendelijke, belangstelling wekkende maar niet controversiële inleiding. Houd in gedachte dat wij de persoon voornamelijk bezoeken om over Gods koninkrijk te spreken en niet om direct al in een leerstellige bespreking verwikkeld te raken. Wij willen mensen winnen, niet slechts een discussie. — Vergelijk 2 Timótheüs 2:23-26.
15. Welke goede lessen kunnen wij nog meer uit Jezus’ bediening leren? (Lukas 10:38-42)
15 Wat kunnen wij nog meer van Christus’ voorbeeld leren? Wanneer wij zijn bediening aan een onderzoek onderwerpen, moeten ons zijn overtuiging en eenvoud wel opvallen. Hij liet zich door geen enkele situatie van streek brengen maar sprak onder alle omstandigheden, gunstig of ongunstig, vrijuit over het koninkrijk Gods. Hij kon in de beslotenheid van een huis spreken of ten overstaan van een menigte een toespraak houden — zonder aantekeningen, bijbel of geluidsinstallatie! Hij kon ook zo „gewoon” zijn. Deemoedige mensen voelden dat hij te benaderen was. Hij sprak hun taal doordat hij het over velden en oogsten had, over netten en vissen. Zijn illustraties waren simpel en duidelijk, maar hadden een diepe betekenis. Geven wij in onze bediening van dezelfde voortreffelijke hoedanigheden blijk? — Matthéüs 4:18-25; 13:1-33; Lukas 5:1-3.
Hoe het hart te bereiken
16. Waarom moeten wij bekwame onderwijzers zijn?
16 Normaal gesproken vergt het tijd en een zorgvuldige studie voordat iemand overtuigd is van de bijbelse boodschap over Gods koninkrijk. Daarom bestaat de regeling dat wij met iedereen die zich in Gods beloften door bemiddeling van Christus wil verdiepen, thuis geregeld en kosteloos en zonder enige verplichting de bijbel bestuderen. Met zulke studies is een tamelijk lange periode gemoeid en er komen veel onderwerpen en vragen aan de orde. Hiervoor moeten wij beslist bekwame onderwijzers zijn. Maar waar komt het bij onderwijzen nu feitelijk op aan? — 1 Timótheüs 4:16.
17. Wat was één methode die Jezus gebruikte om het hart te bereiken?
17 Nogmaals wenden wij ons tot Jezus voor het antwoord. Hoe onderwees hij? Bekijk de volgende teksten eens en zie of u het simpele systeem kunt ontdekken dat Jezus volgde als hij anderen onderwees: Lukas 6:9, 32-34, 39-42. Wat was dat systeem? Hij stelde doordringende vragen. Waarom deed hij dat? Om zijn toehoorders tot redeneren te brengen en hen te helpen zichzelf in het licht van zijn onderwijzingen te onderzoeken. Met zijn vragen bereikte hij tactvol hun hart. Zij moesten er blijk van geven of zij werkelijk zijn navolgers wilden zijn of dat zij slechts oppervlakkig gemotiveerd luisterden. — Matthéüs 13:10-17; Markus 8:34-38.
18. (a) Waarom maken Jehovah’s Getuigen in hun publikaties zo vaak gebruik van vragen? (b) Tot welke gewoonte dienen wij niet steeds te vervallen als wij anderen onderwijzen?
18 Bijna alle hulpmiddelen voor bijbelstudie die Jehovah’s Getuigen in hun bediening gebruiken, zijn voorzien van vragen bij elke paragraaf met verklarend materiaal. Deze onderwijstechniek helpt degenen die de bijbel bestuderen om zich in hun eigen woorden uit te drukken. Dan wordt duidelijk of iemand de stof al dan niet begrijpt. Maar hoewel Jezus bij veel gelegenheden vragen stelde, verviel hij nooit tot een raadselspel door het eerste woord of de eerste lettergreep van een antwoord te noemen. Hebt u bij uzelf wel eens opgemerkt dat u bij sommige bijbelstudies tot die gewoonte vervalt? Waarom is het niet goed deze methode geregeld te gebruiken? Omdat tot redding leidende kennis van God en Christus gebaseerd dient te zijn op redenatie en logica en niet op onbeduidende raadseltjes. — Johannes 17:3; 1 Johannes 5:20.
Wiens discipelen?
19, 20. Welk woord van waarschuwing is hier op zijn plaats? Waarom?
19 Op dit punt van de bespreking is een waarschuwend woord op zijn plaats. Als wij in vruchtbaar gebied doeltreffend prediken en onderwijzen, brengen wij uiteindelijk discipelen voort. Maar wiens discipelen zijn zij? Moeten wij hen als „mijn schapen” beschouwen? En moeten wij ons als bedienaren op een voetstuk laten plaatsen? Merk op hoe Paulus en Barnabas reageerden toen de inwoners van Lystra hen als goden wilden behandelen. Zij riepen de schare toe: „Mannen, waarom doet gij deze dingen? Ook wij zijn mensen en hebben dezelfde zwakheden als gij en wij maken het goede nieuws aan u bekend, opdat gij u van deze ijdele dingen zoudt afkeren en u zoudt wenden tot de levende God.” — Handelingen 14:14, 15.
20 Paulus en Barnabas probeerden niet de aandacht op zichzelf te vestigen. Ook al gaf Paulus christenen de raad hem na te volgen zoals hij een navolger van Christus was, toch wilde hij niet dat zij volgelingen van hem waren. De bediening die wij verrichten, moet altijd tot heerlijkheid van God en niet van mensen zijn. — 1 Korinthiërs 3:6, 7; 11:1.
21. Waarom worden discipelen ook bedienaren?
21 Mettertijd worden discipelen bedienaren. Hoe komt dat? Welnu, wat gebeurt er wanneer wij werkelijk goed nieuws te vertellen hebben? Kunnen wij het voor onszelf houden? Integendeel, wij branden van verlangen om het aan iemand anders te vertellen. Zoals Jezus zei: „Een goed mens brengt uit de goede schat van zijn hart het goede voort, . . . want uit de overvloed des harten spreekt zijn mond.” Zo is het ook met het goede nieuws van het Koninkrijk. De discipel wiens hart wordt geraakt, wil anderen onderwijzen en op geregelde en vrijwillige basis aan de bediening deelnemen, waarop zijn opdracht aan God en de doop volgen. Aldus blijft de keten van bedienaren zich herhalen, in overeenstemming met het beginsel dat in Paulus’ raad aan Timótheüs opgesloten ligt: „Vertrouw die [dingen] toe aan getrouwe mensen, die op hun beurt voldoende bekwaam zullen zijn om anderen te onderwijzen.” — Lukas 6:45; 2 Timótheüs 2:2.
22. (a) Waarom heeft Jehovah een organisatie van onderwijzers en evangeliepredikers voortgebracht? (b) Welk werk moet in de toekomst nog verricht worden?
22 Tegenwoordig heeft Jehovah God overal op aarde de best opgeleide organisatie van onderwijzers, evangeliepredikers en bedienaren van de twintigste eeuw. Meer dan 2.600.000 van hen nemen deel aan het laatste getuigenis dat gegeven wordt voordat het einde over dit goddeloze stelsel komt. Maar deze groeiende schare wordt op een nog grotere uitdaging voorbereid — het onderwijzen van miljarden die in de opstanding zullen terugkomen. Bent u ervoor toegerust in dat wonderbaarlijke voorrecht te delen? Is uw bediening thans produktief? Laten wij bidden dat ons licht tot Gods heerlijkheid moge schijnen doordat wij ons als doeltreffende bedienaren van onze taak kwijten. — Matthéüs 5:16; Johannes 5:28, 29.
Punten die besproken zijn
□ Wat is de doeltreffendste manier om het goede nieuws te prediken?
□ Waarop moet ons onderwijs gebaseerd zijn? Wat is de boodschap?
□ Welke hoedanigheden zijn noodzakelijk willen mensen naar ons luisteren?
□ Hoe bereikte Jezus het hart van zijn toehoorders?
□ Waarvoor moeten wij oppassen als wij anderen onderwijzen?
[Illustratie op blz. 20]
Jehovah’s Getuigen prediken overal waar mensen te vinden zijn
[Illustratie op blz. 22]
Bij onze prediking moeten wij acht slaan op voorwerpen waaruit iemands religie blijkt