Koninkrijksverkondigers brengen verslag uit
Uit de mond van kleine kinderen
JEZUS zei: „Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt gij u lof verschaft” (Matth. 21:16). Dit bleek waar te zijn in het geval van een driejarig meisje op Guadeloupe van wie de moeder een van Jehovah’s Getuigen is. Het meisje bleef vaak thuis bij haar grootmoeder als haar moeder naar haar werk was en het kind gaf oma dan getuigenis.
De moeder vertelde: „Mijn dochtertje liep altijd achter oma aan om te zeuren dat oma het boek Mijn boek met bijbelverhalen met haar moest studeren.” Het antwoord luidde gewoonlijk: „Het spijt me, maar je weet dat ik haast heb en daar geen tijd voor heb, want ik moet het werk van je moeder doen.” Maar op een dag stond onze driejarige erop dat er werd gestudeerd; zij sloeg het boek open en begon de bijbelse afbeeldingen aan haar grootmoeder uit te leggen. Verbaasd over de kennis van haar kleindochtertje pakte de vrouw het boek en begon erin te lezen. Zij besefte al gauw dat wat het meisje haar vertelde juist was. Haar belangstelling was gewekt en zij ging steeds meer lezen.
Enige tijd later zei de grootmoeder tegen de moeder van het kind: „Vroeger heb ik nooit zoveel aandacht besteed aan wat je me over het Woord van God vertelde. Maar dat kan ik nu niet meer zeggen, want nu lees ik wel in de Heilige Schrift.”
Het kind drong er bij haar grootmoeder op aan de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen bij te wonen en om haar een plezier te doen, deed oma dat. Zij was diep onder de indruk van wat zij daar hoorde. Nu is de grootmoeder een opgedragen, gedoopte getuige van Jehovah.
Jehovah heeft zich inderdaad lof verschaft uit de mond van kleine kinderen. Wat een vreugde voor dit drietal Jehovah nu samen te dienen!
◻ Een andere ervaring over een kind komt uit Nigeria. Er werd een bijbelstudie geleid bij een gezin dat uit vader, moeder en twee dochtertjes bestond. De vader stierf en de moeder verloor haar belangstelling en ging naar haar vroegere kerk terug. Zij dwong de meisjes, die zeven en twaalf jaar waren, met haar mee te gaan. De meisjes voerden een harde strijd voor het geloof en debatteerden zelfs met de kerkelijke leiders, onder wie de predikant. Omdat hij niet tegen de bijbelse waarheden op kon, kwam hij niet meer bij hen thuis. Als het meisje van zeven niet met haar moeder naar de kerk ging, gaf de vrouw het kind niets te eten.
Op een dag ging het kind naar de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen, maar daar was niemand omdat de Getuigen naar een congres waren. Niettemin zong, bad en studeerde het kind alsof zij op een gewone vergadering was.
Die avond was het kind thuis niet brutaal tegen haar moeder. Dit gedrag maakte indruk op de moeder en droeg ertoe bij dat haar belangstelling voor de waarheid herleefde. Zij hervatte haar bijbelstudie met de Getuigen, woonde vergaderingen bij en bleef in bijbelkennis groeien. Nu is de moeder een opgedragen, gedoopte dienstknecht van Jehovah en gaat het ook met onze zevenjarige goed in de waarheid.
Jehovah heeft de standvastige rechtschapenheid van dit zevenjarige meisje beslist gezegend. Wat heerlijk voor haar dat haar moeder nu een gedoopte Getuige is! En wat is de moeder dankbaar dat haar kind haar rechtschapenheid jegens Jehovah heeft bewaard!