Herders en schapen in een theocratie
„Jehovah is onze Rechter, Jehovah is onze Wetgever, Jehovah is onze Koning; hijzelf zal ons redden.” — JESAJA 33:22.
1. Hoe kan er gezegd worden dat eerste-eeuwse christenen en christenen in deze tijd een theocratie zijn?
THEOCRATIE betekent een bestuur door God. Het houdt in Jehovah’s autoriteit te aanvaarden en ons bij de grote en kleine beslissingen die wij in het leven nemen, door zijn richtlijnen en instructies te laten leiden. De eerste-eeuwse gemeente was een echte theocratie. Christenen in die tijd konden in alle oprechtheid zeggen: „Jehovah is onze Rechter, Jehovah is onze Wetgever, Jehovah is onze Koning” (Jesaja 33:22). Jehovah’s organisatie in deze tijd, met het gezalfde overblijfsel als de kern ervan, is eveneens een werkelijke theocratie.
Op welke manieren zijn wij in deze tijd theocratisch?
2. Wat is één manier waarop Jehovah’s Getuigen zich aan Jehovah’s heerschappij onderwerpen?
2 Hoe kunnen wij zeggen dat Jehovah’s aardse organisatie een theocratie is? Omdat degenen die ertoe behoren, zich inderdaad aan Jehovah’s heerschappij onderwerpen. En zij volgen de leiding van Jezus Christus, degene die door Jehovah als Koning op de troon is geplaatst. In de tijd van het einde wordt bijvoorbeeld het volgende rechtstreekse bevel van de Grote Theocraat aan Jezus meegedeeld: „Sla uw sikkel erin en oogst, want het uur om te oogsten is gekomen, want de oogst van de aarde is door en door rijp” (Openbaring 14:15). In gehoorzaamheid aan dit bevel neemt Jezus de oogst van de aarde op zich. Christenen ondersteunen hun Koning in dit grote werk door ijverig het goede nieuws te prediken en discipelen te maken (Mattheüs 28:19; Markus 13:10; Handelingen 1:8). Hierin zijn zij ook medewerkers van Jehovah, de Grote Theocraat. — 1 Korinthiërs 3:9.
3. Hoe onderwerpen christenen zich in morele aangelegenheden aan theocratie?
3 Ook in gedrag onderwerpen christenen zich aan Gods heerschappij. Jezus zei: „Hij die doet wat waar is, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar gemaakt worden als werken die in overeenstemming met God zijn gedaan” (Johannes 3:21). In deze tijd wordt er eindeloos gedebatteerd over morele maatstaven, maar onder christenen horen zulke disputen niet thuis. Zij beschouwen als immoreel wat volgens Jehovah’s zeggen immoreel is, en zij schuwen immoraliteit als de pest! Zij zorgen ook voor hun gezin, gehoorzamen hun ouders en blijven onderworpen aan de superieure autoriteiten (Efeziërs 5:3-5, 22-33; 6:1-4; 1 Timotheüs 5:8; Titus 3:1). Aldus handelen zij theocratisch, in overeenstemming met God.
4. Van welke verkeerde houdingen gaven Adam en Eva en Saul blijk, en hoe leggen christenen een andere houding aan de dag?
4 Adam en Eva verloren het paradijs omdat zij met betrekking tot wat goed en wat kwaad was, hun eigen beslissingen wilden nemen. Jezus wilde precies het tegenovergestelde. Hij zei: „Ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” Christenen zoeken hetzelfde (Johannes 5:30; Lukas 22:42; Romeinen 12:2; Hebreeën 10:7). Saul, de eerste koning van Israël, gehoorzaamde Jehovah — maar slechts ten dele. Hierom werd hij verworpen. Samuël zei tot hem: „Gehoorzamen is beter dan een slachtoffer, aandacht schenken beter dan het vet van rammen” (1 Samuël 15:22). Is het theocratisch om zich tot op zekere hoogte door Jehovah’s wil te laten leiden, misschien door geregeld te zijn in het predikingswerk of in vergaderingsbezoek, maar het dan met morele aangelegenheden of in een ander opzicht niet zo nauw te nemen? Natuurlijk niet! Wij doen ons uiterste best om ’met geheel onze ziel de wil van God te doen’ (Efeziërs 6:6; 1 Petrus 4:1, 2). In tegenstelling met Saul onderwerpen wij ons volledig aan Gods heerschappij.
Een hedendaagse theocratie
5, 6. Hoe handelt Jehovah met de mensheid in deze tijd, en wat vloeit er uit samenwerking met deze regeling voort?
5 In het verleden heeft Jehovah door bemiddeling van afzonderlijke personen, zoals profeten, koningen en apostelen, zijn bestuur uitgeoefend en waarheden geopenbaard. In deze tijd is dit niet meer het geval; er zijn geen geïnspireerde profeten of apostelen. In plaats daarvan zei Jezus dat hij gedurende zijn tegenwoordigheid als Koning een getrouw lichaam van volgelingen, een „getrouwe en beleidvolle slaaf”, zou identificeren en over al zijn bezittingen zou aanstellen (Mattheüs 24:45-47; Jesaja 43:10). In 1919 werd die slaaf geïdentificeerd als het overblijfsel van gezalfde christenen. Sindsdien is die slaaf, zoals hij vertegenwoordigd wordt door het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, het middelpunt van een theocratie op aarde. Het Besturende Lichaam wordt over de hele wereld vertegenwoordigd door bijkantoorcomités, reizende opzieners en gemeenteouderlingen.
6 Samenwerking met de theocratische organisatie is een uitermate belangrijke manier om zich aan theocratie te onderwerpen. Deze samenwerking draagt ertoe bij dat er wereldwijd in „de gehele gemeenschap van broeders” eenheid en orde is (1 Petrus 2:17). Dit op zijn beurt behaagt Jehovah, die „geen God van wanorde [is], maar van vrede”. — 1 Korinthiërs 14:33.
Ouderlingen in een theocratie
7. Waarom kan er worden gezegd dat christelijke ouderlingen theocratisch zijn aangesteld?
7 Alle aangestelde oudere mannen, in welke positie van autoriteit zij ook dienen, beantwoorden aan de vereisten die in de bijbel worden uiteengezet en waaraan iemand moet voldoen om voor het ambt van opziener, of oudere man, in aanmerking te komen (1 Timotheüs 3:1-7; Titus 1:5-9). Bovendien zijn de woorden die Paulus tot de ouderlingen van Efeze richtte, op alle ouderlingen van toepassing: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden” (Handelingen 20:28). Ja, de ouderlingen zijn aangesteld door heilige geest, die van Jehovah God afkomstig is (Johannes 14:26). Hun aanstelling is theocratisch. Bovendien weiden zij de kudde Gods. De kudde is van Jehovah, niet van de ouderlingen. Gods organisatie is een theocratie.
8. Wat zijn de algemene verantwoordelijkheden van ouderlingen in deze tijd?
8 In zijn brief aan de Efeziërs zette de apostel Paulus uiteen wat de algemene verantwoordelijkheden van de ouderlingen zijn. Hij zei: „Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als evangeliepredikers, sommigen als herders en leraren, met het oog op het terechtbrengen van de heiligen, voor het werk der bediening, tot opbouw van het lichaam van de Christus” (Efeziërs 4:11, 12). Nadat „het lichaam van de Christus” de kinderschoenen ontgroeid was, waren er ook geen apostelen en profeten meer. (Vergelijk 1 Korinthiërs 13:8.) Maar ouderlingen zijn nog steeds druk bezig met evangeliseren, herderlijk werk en onderwijzen. — 2 Timotheüs 4:2; Titus 1:9.
9. Hoe dienen ouderlingen zich voor te bereiden opdat zij Gods wil in de gemeente tot uitdrukking kunnen brengen?
9 Aangezien theocratie een bestuur door God is, zijn doeltreffende ouderlingen zeer goed op de hoogte van Gods wil. Jozua werd opgedragen dagelijks in de Wet te lezen. Ook ouderlingen moeten geregeld de Schrift bestuderen en raadplegen en grondig bekend zijn met de bijbelse lectuur die door de getrouwe en beleidvolle slaaf gepubliceerd wordt (2 Timotheüs 3:14, 15). Hierbij zijn de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! inbegrepen, alsook andere publikaties waarin wordt getoond hoe bijbelse beginselen op specifieke situaties van toepassing zijn.a Hoewel het belangrijk is dat een ouderling de richtlijnen kent die in de lectuur van het Wachttorengenootschap gepubliceerd zijn en dienovereenkomstig handelt, dient hij echter ook grondig vertrouwd te zijn met de bijbelse beginselen die eraan ten grondslag liggen. Dan zal hij schriftuurlijke richtlijnen met begrip en mededogen kunnen toepassen. — Vergelijk Micha 6:8.
Met een christelijke geest dienen
10. Voor welke slechte houding moeten ouderlingen zich hoeden, en op welke wijze?
10 Omstreeks 55 G.T. schreef de apostel Paulus zijn eerste brief aan de gemeente in Korinthe. Een van de problemen die hij behandelde, had te maken met bepaalde mannen die een vooraanstaande positie in de gemeente wilden innemen. Paulus schreef: „Gijlieden zijt toch reeds verzadigd? Gij zijt toch reeds rijk? Gij zijt toch als koningen gaan regeren zonder ons? En ik wenste inderdaad dat gij als koningen waart gaan regeren, opdat ook wij met u als koningen mochten regeren” (1 Korinthiërs 4:8). In de eerste eeuw G.T. koesterden alle christenen de hoop om als hemelse koningen en priesters met Jezus te regeren (Openbaring 20:4, 6). Kennelijk vergaten sommigen in Korinthe echter dat er op aarde geen koningen in de christelijke theocratie zijn. In plaats dat christelijke herders als koningen van deze wereld handelen, kweken zij nederigheid aan, een hoedanigheid die Jehovah welgevallig is. — Psalm 138:6; Lukas 22:25-27.
11. (a) Wat zijn enkele voortreffelijke voorbeelden van nederigheid? (b) Hoe dienen ouderlingen en alle andere christenen zichzelf te bezien?
11 Is nederigheid een zwakheid? Beslist niet! Jehovah zelf wordt beschreven als iemand die nederig is (Psalm 18:35). De koningen van Israël voerden legers aan in de strijd en regeerden de natie onder Jehovah. Toch moest ieder van hen ervoor oppassen ’dat zijn hart zich zou verheffen boven zijn broeders’ (Deuteronomium 17:20). De uit de doden opgewekte Jezus is een hemelse Koning. Maar toen hij op aarde was, waste hij de voeten van zijn discipelen. Wat een nederigheid! En er blijk van gevend dat hij wilde dat zijn apostelen ook zo nederig zouden zijn, zei hij: „Indien ik . . ., ofschoon ik Heer en Leraar ben, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaars voeten te wassen” (Johannes 13:14; Filippenzen 2:5-8). Alle eer en lof dient naar Jehovah te gaan, niet naar enig mens (Openbaring 4:11). Alle christenen, of zij nu ouderling zijn of niet, dienen zichzelf te bezien in het licht van Jezus’ woorden: „Wij zijn onnutte slaven. Wij hebben gedaan wat wij moesten doen” (Lukas 17:10). Elke andere zienswijze is ontheocratisch.
12. Waarom is liefde een uitermate belangrijke hoedanigheid die christelijke ouderlingen moeten aankweken?
12 Behalve nederigheid kweken christelijke ouderlingen liefde aan. De apostel Johannes liet uitkomen hoe belangrijk liefde is toen hij zei: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde” (1 Johannes 4:8). Mensen die niet liefdevol handelen, zijn niet theocratisch. Zij kennen Jehovah niet. Over de Zoon van God zegt de bijbel: ’Jezus, die de zijnen die in de wereld waren had liefgehad, had hen tot het einde toe lief’ (Johannes 13:1). Toen Jezus tot elf mannen sprak die deel zouden uitmaken van het besturende lichaam in de christelijke gemeente, zei hij: „Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad” (Johannes 15:12). Liefde is het identificerende kenmerk van het ware christendom. De gebrokenen van hart, de treurenden en de naar vrijheid hunkerende geestelijke gevangenen worden erdoor aangetrokken (Jesaja 61:1, 2; Johannes 13:35). Ouderlingen moeten voorbeeldig zijn in het aan de dag leggen van deze eigenschap.
13. Hoe kan een ouderling, ook al zijn problemen in deze tijd misschien moeilijk, in alle situaties een kracht ten goede zijn?
13 In deze tijd wordt vaak de hulp van ouderlingen ingeroepen bij het oplossen van ingewikkelde problemen. Huwelijksmoeilijkheden kunnen diepgeworteld en hardnekkig zijn. Jonge mensen hebben problemen waarvan volwassenen zich misschien niet gemakkelijk een beeld kunnen vormen. Emotionele ziekten zijn vaak moeilijk te begrijpen. Een ouderling die met zulke dingen wordt geconfronteerd, kan zich onzeker voelen met betrekking tot wat hij moet doen. Maar hij kan ervan overtuigd zijn dat als hij zich gebedsvol op Jehovah’s wijsheid verlaat, de bijbel en de door de getrouwe en beleidvolle slaaf gepubliceerde inlichtingen erop naslaat en de schapen nederig en met liefde bejegent, hij zelfs in de moeilijkste situatie een kracht ten goede zal zijn.
14, 15. Wat zijn enkele opmerkingen waaruit blijkt dat Jehovah zijn volk met vele fijne ouderlingen heeft gezegend?
14 Jehovah heeft zijn organisatie rijkelijk met „gaven in mensen” gezegend (Efeziërs 4:8). Van tijd tot tijd ontvangt het Wachttorengenootschap hartverwarmende brieven die getuigen van de liefde die wordt betoond door nederige ouderlingen die Gods schapen met mededogen weiden. Een gemeenteouderling schrijft bijvoorbeeld: „Ik kan mij niet heugen ooit een bezoek van een kringopziener te hebben meegemaakt dat mij meer getroffen heeft of waarover in de gemeente nog steeds gesproken wordt. De kringopziener heeft mij geholpen in te zien hoe belangrijk het is om in de omgang met de broeders en zusters een positieve instelling te hebben, met de nadruk op het uiten van prijzende woorden.”
15 Een zuster die een behandeling in een verafgelegen ziekenhuis moest ondergaan, schrijft: „Wat was het geruststellend om die eerste bange nacht in een ziekenhuis zo ver van huis een ouderling te kunnen ontmoeten! Hij en andere broeders brachten veel tijd bij mij door. Zelfs mensen in de wereld, die wisten wat ik doormaakte, waren van mening dat ik nooit in leven zou zijn gebleven zonder de troost, zorg en gebeden van die liefdevolle en toegewijde broeders.” Een andere zuster schrijft: „Ik ben er nog omdat het lichaam van ouderlingen mij geduldig door mijn worsteling met zware depressiviteit heen heeft geleid. . . . Eén broeder en zijn vrouw wisten niet wat zij tegen mij moesten zeggen. . . . Maar wat mij het meest heeft geroerd, is dat hoewel zij niet volledig begrepen wat ik allemaal doormaakte, zij zich liefdevol om mij bekommerden.”
16. Welke vermaning geeft Petrus aan ouderlingen?
16 Ja, veel ouderlingen passen de vermaning van de apostel Petrus toe: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als personen die heersen over hen die Gods erfdeel zijn, maar door u voorbeelden voor de kudde te betonen” (1 Petrus 5:1-3). Wat een zegen zijn zulke theocratische ouderlingen!
Schapen in de theocratie
17. Noem enkele hoedanigheden die alle leden van de gemeente dienen aan te kweken.
17 Een theocratie bestaat echter niet alleen uit ouderlingen. Als de herders theocratisch moeten zijn, geldt dat ook voor de schapen. In welke opzichten? Welnu, de schapen moeten zich door dezelfde beginselen laten leiden als de herders. Alle christenen, niet alleen ouderlingen, moeten nederig zijn willen zij Jehovah’s zegen ontvangen (Jakobus 4:6). Allen moeten liefde aankweken omdat zonder liefde onze slachtoffers voor Jehovah hem niet welgevallig zijn (1 Korinthiërs 13:1-3). En wij allen, niet alleen de ouderlingen, dienen „vervuld [te] worden met de nauwkeurige kennis van [Jehovah’s] wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht”. — Kolossenzen 1:9.
18. (a) Waarom is louter oppervlakkige kennis van de waarheid niet voldoende? (b) Hoe kunnen wij allen met nauwkeurige kennis vervuld zijn?
18 Zonder onderscheid komen zowel jonge als oude mensen die proberen getrouw te blijven ondanks het feit dat zij in Satans wereld leven, voortdurend voor moeilijke beslissingen te staan. Wereldse tendensen op het gebied van kleding, muziek, films en lectuur stellen de geestelijke gezindheid van sommigen op de proef. Een oppervlakkige kennis van de waarheid is niet voldoende om ons te helpen ons evenwicht te bewaren. Om er verzekerd van te zijn dat wij getrouw blijven, moeten wij vervuld zijn met nauwkeurige kennis. Wij hebben het onderscheidingsvermogen en de wijsheid nodig die alleen Gods Woord ons kan geven (Spreuken 2:1-5). Dit betekent dat wij goede studiegewoonten moeten aankweken, moeten mediteren over wat wij leren en het geleerde in praktijk moeten brengen (Psalm 1:1-3; Openbaring 1:3). Paulus schreef aan alle christenen, niet alleen aan ouderlingen, toen hij zei: „Vast voedsel behoort . . . bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden.” — Hebreeën 5:14.
Herders en schapen werken samen
19, 20. Welke vermaningen worden aan allen gegeven om met de ouderlingen samen te werken, en waarom?
19 Tot slot moet gezegd worden dat degenen die met de ouderlingen samenwerken, van een werkelijk theocratische geest blijk geven. Paulus schreef aan Timotheüs: „De oudere mannen die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben, moet dubbele eer waardig worden geacht, vooral degenen die hard werken wat spreken en onderwijzen betreft” (1 Timotheüs 5:17; 1 Petrus 5:5, 6). Het ouderlingschap is een schitterend voorrecht, maar de meeste ouderlingen zijn huisvaders die elke dag naar hun werelds werk gaan en die voor een vrouw en kinderen moeten zorgen. Hoewel zij graag dienen, wordt hun dienst gemakkelijker en lonender wanneer de gemeente hen ondersteunt en niet overkritisch en veeleisend is. — Hebreeën 13:17.
20 De apostel Paulus zei: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel” (Hebreeën 13:7). Nee, Paulus moedigde de broeders niet aan de ouderlingen te volgen (1 Korinthiërs 1:12). Een mens volgen, is niet theocratisch. Maar het is beslist verstandig om het beproefde geloof na te volgen van een theocratische ouderling die actief is in het evangelisatiewerk, die de vergaderingen geregeld bezoekt en die nederig en liefdevol met de gemeente omgaat.
Een tastbaar bewijs van geloof
21. Hoe geven christenen van net zo’n sterk geloof als dat van Mozes blijk?
21 Dat er in deze meest ontaarde tijd van de menselijke geschiedenis een theocratische organisatie bestaat, is werkelijk een getuigenis van de macht van de Grote Theocraat (Jesaja 2:2-5). Het is ook een getuigenis van het geloof van bijna vijf miljoen christelijke mannen, vrouwen en kinderen, die worstelen met de problemen van het dagelijkse leven maar nooit vergeten dat Jehovah hun Regeerder is. Net zoals de getrouwe Mozes „standvastig [bleef] als zag hij de Onzichtbare”, hebben christenen in deze tijd een soortgelijk sterk geloof (Hebreeën 11:27). Zij hebben het voorrecht in een theocratie te leven, en zij danken Jehovah daar elke dag voor (Psalm 100:4, 5). Terwijl zij de reddende macht van Jehovah ervaren, stemt het hun gelukkig te kunnen uitroepen: „Jehovah is onze Rechter, Jehovah is onze Wetgever, Jehovah is onze Koning; hijzelf zal ons redden.” — Jesaja 33:22.
[Voetnoten]
a Een zo’n publikatie is „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde”, een boek waarin schriftuurlijke richtlijnen staan en dat verschaft is ten behoeve van aangestelde gemeenteopzieners of ouderlingen.
Wat toont de bijbel aan?
◻ Op welke wijze onderwerpen christenen zich aan theocratie?
◻ Hoe is de theocratie in deze tijd georganiseerd?
◻ Op welke manieren dienen ouderlingen zich voor te bereiden opdat zij zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten?
◻ Welke christelijke hoedanigheden moeten ouderlingen aankweken en tentoonspreiden?
◻ Welke verhouding dient er in de theocratie tussen de schapen en de herders te bestaan?
[Illustratie op blz. 16]
Adam en Eva verloren het paradijs omdat zij ten aanzien van goed en kwaad hun eigen beslissingen wilden nemen
[Illustratie op blz. 18]
Als een ouderling de schapen nederig en liefdevol bejegent, zal hij altijd een kracht ten goede zijn