Lichtflitsen — Grote en kleine (Deel 2)
„Door licht van u kunnen wij licht zien.” — PSALM 36:9.
1. Welke vroege poging werd er gedaan om de symbolische betekenis van het boek Openbaring te begrijpen?
HET bijbelboek Openbaring heeft christenen vanaf de vroegste tijden geïntrigeerd. Het verschaft een voortreffelijk voorbeeld van de wijze waarop het waarheidslicht steeds helderder wordt. In 1917 publiceerde Jehovah’s volk een uitleg van de Openbaring in het boek The Finished Mystery. Daarin werden de religieuze en politieke leiders van de christenheid onbevreesd ontmaskerd, maar veel van de erin gegeven uitleg was overgenomen uit verscheidene bronnen. Toch vormde The Finished Mystery voor de Bijbelonderzoekers een toets op hun loyaliteit aan het zichtbare kanaal dat door Jehovah werd gebruikt.
2. Welk licht wierp het artikel „De geboorte van de natie” op het boek Openbaring?
2 Een treffende lichtflits bescheen het boek Openbaring toen in The Watch Tower van 1 maart 1925 het artikel „De geboorte van de natie” werd gepubliceerd. Tot op die tijd dacht men dat in Openbaring hoofdstuk 12 een oorlog tussen het heidense Rome en het pauselijke Rome werd beschreven en dat het mannelijke kind het pausdom symboliseerde. In dat artikel werd echter aangetoond dat Openbaring 11:15-18 van invloed was op de betekenis van hoofdstuk 12, hetgeen erop duidde dat hoofdstuk 12 betrekking had op de geboorte van Gods koninkrijk.
3. Welke publikaties wierpen meer licht op de Openbaring?
3 Dit alles leidde in 1930 tot een veel duidelijker begrip van de Openbaring toen de publikatie Light (Licht), in twee delen, verscheen. Nog meer verbeteringen in inzicht verschenen in „Babylon de Grote is gevallen!” Gods koninkrijk heerst! (Engels: 1963; Nederlands: 1971) en ’Dan is Gods mysterie voleindigd’ (Engels: 1969; Nederlands: 1970). Er viel echter nog meer te leren over het profetische boek Openbaring. Ja, er werd nog helderder licht op geworpen in 1988, toen De Openbaring — Haar grootse climax is nabij! werd gepubliceerd. De sleutel tot deze progressieve geestelijke verlichting, zo zou gezegd kunnen worden, was gelegen in het feit dat de profetie van de Openbaring betrekking heeft op „de dag des Heren”, die in 1914 was begonnen (Openbaring 1:10). Het boek Openbaring zou derhalve duidelijker begrepen worden naarmate die dag voortschreed.
Duidelijker begrip van ’de gestelde machten’
4, 5. (a) Hoe bezagen de Bijbelonderzoekers Romeinen 13:1? (b) Wat bleek later het schriftuurlijke standpunt inzake ’de gestelde machten’ te zijn?
4 Een heldere lichtflits werd in 1962 gezien in verband met Romeinen 13:1, waar staat: „Alle ziel zij de machten, over haar gesteld [de „superieure autoriteiten”, Nieuwe-Wereldvertaling], onderworpen” (SV). De vroege Bijbelonderzoekers dachten dat de daar genoemde ’gestelde machten’ betrekking hadden op de wereldse autoriteiten. Naar zij aannamen, betekende deze schriftplaats dat als een christen in oorlogstijd werd opgeroepen, hij verplicht was een uniform aan te trekken, een geweer te dragen en naar het front, naar de loopgraven, te gaan. Men meende dat aangezien een christen een medemens niet mocht doden, hij in het ergste geval in de lucht zou moeten schieten.a
5 In The Watchtower van 15 november en 1 december 1962 (Nederlandse uitgave van 1 en 15 februari 1963) werd dit onderwerp duidelijk belicht in een bespreking van Jezus’ woorden in Mattheüs 22:21: „Betaalt caesar . . . terug wat van caesar, maar God wat van God is.” De woorden van de apostelen in Handelingen 5:29 kwamen in het beeld: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” Christenen zijn alleen onderworpen aan caesar — ’de gestelde machten’ — zolang er niet van hen wordt verlangd dat zij in strijd handelen met Gods wet. Er werd ingezien dat onderworpenheid aan caesar relatief was, niet absoluut. Christenen betalen alleen aan caesar terug wat niet in conflict is met Gods vereisten. Wat schonk het een voldoening dat onderwerp in een duidelijk licht te zien!
Lichtflitsen op organisatorische kwesties
6. (a) Van welk principe werd uitgegaan teneinde de in de christenheid bestaande hiërarchische structuur te vermijden? (b) Wat werd uiteindelijk als de juiste manier beschouwd waarop personen gekozen dienen te worden die met opzicht over de gemeente belast zouden worden?
6 Dan was er de vraag wie als ouderlingen en diakenen in de gemeenten moesten dienen. Teneinde de in de christenheid bestaande hiërarchische structuur te vermijden, werd geconcludeerd dat zulke personen democratisch bij stemming door de leden van elke gemeente gekozen dienden te worden. Maar doordat er in De Wachttoren van november 1932 meer licht op dit onderwerp werd geworpen, bleek dat er schriftuurlijk gesproken niet zoiets als gekozen ouderlingen konden bestaan. Zij werden dus vervangen door een dienstcomité, terwijl er door het Genootschap een dienstleider werd gekozen.
7. Tot welke verbeteringen in de manier waarop dienaren in de gemeente werden aangesteld, hebben lichtflitsen geleid?
7 De Wachttoren van augustus en september 1938 bevatte lichtflitsen die onthulden dat de dienaren in de gemeente niet gekozen, maar aangesteld moesten worden, en wel op theocratische wijze. In 1971 onthulde nog een lichtflits dat elke gemeente niet door slechts één gemeentedienaar geleid behoorde te worden. Elke gemeente moest veeleer een lichaam van ouderlingen, of opzieners, hebben die door het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen werden aangesteld. Door het toenemende licht in de loop van ongeveer veertig jaar werd dus duidelijk dat zowel ouderlingen als diakenen, nu bekend als dienaren in de bediening, aangesteld dienden te worden door „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, via diens Besturende Lichaam (Mattheüs 24:45-47). Dit was in overeenstemming met wat er in apostolische tijden gebeurde. Mannen als Timotheüs en Titus werden door het eerste-eeuwse besturende lichaam als opzieners aangesteld (1 Timotheüs 3:1-7; 5:22; Titus 1:5-9). Dit alles vormt een treffende vervulling van Jesaja 60:17: „In plaats van het koper zal ik goud brengen, en in plaats van het ijzer zal ik zilver brengen, en in plaats van het hout, koper, en in plaats van de stenen, ijzer; en ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taaktoewijzers.”
8. (a) Welke verbeteringen in de manier waarop het Genootschap functioneerde, zijn er als gevolg van toegenomen waarheid aangebracht? (b) Welke comités van het Besturende Lichaam zijn er, en wat zijn hun respectieve terreinen van activiteit of opzicht?
8 Ook was er de kwestie van de manier waarop het Wachttorengenootschap functioneerde. Jarenlang is het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen identiek geweest met de bestuursraad van de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania, terwijl de leiding zich voornamelijk in handen van de president van het Genootschap bevond. Zoals in het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1977 (blz. 257-259) werd uiteengezet, is het Besturende Lichaam in 1976 gaan functioneren met zes comités, die elk de verantwoordelijkheid kregen om voor bepaalde aspecten van het wereldomvattende werk zorg te dragen. Het Personeelcomité behartigt personeelsaangelegenheden, met inbegrip van de belangen van allen die in de wereldwijde Bethelfamilie dienst verrichten. Het Uitgeverscomité gaat over alle wereldlijke en wettelijke aangelegenheden die verband houden met bezittingen en drukkerijwerkzaamheden. Het Dienstcomité houdt zich bezig met het getuigeniswerk en houdt toezicht op reizende opzieners, pioniers en de activiteiten van gemeenteverkondigers. Het Onderwijscomité is verantwoordelijk voor gemeentevergaderingen, speciale dagvergaderingen, kringvergaderingen en districts- en internationale congressen, alsook de verschillende scholen voor het geestelijke onderwijs van Gods volk. Het Schrijverscomité ziet toe op de voorbereiding en vertaling van alles wat wordt gepubliceerd en vergewist zich ervan dat alles in overeenstemming is met de Schrift. Het Voorzitterscomité behartigt noodsituaties en andere dringende aangelegenheden. Ook kwamen in de jaren zeventig de bijkantoren van het Wachttorengenootschap onder leiding te staan van een comité in plaats van een opziener.b
Licht met betrekking tot christelijk gedrag
9. Hoe is het licht der waarheid van invloed geweest op de verhouding waarin christenen tot de regeringen van de wereld staan?
9 Veel lichtflitsen hadden betrekking op christelijk gedrag. Beschouw bijvoorbeeld eens de kwestie inzake neutraliteit. Een bijzonder heldere lichtflits scheen op dit onderwerp in het artikel „Neutraliteit” in De Wachttoren van 1 januari 1940. Wat kwam dit te rechter tijd, vlak na het begin van de Tweede Wereldoorlog! Het artikel definieerde neutraliteit en toonde aan dat christenen niet betrokken mogen raken bij politieke aangelegenheden of confrontaties tussen de natiën (Micha 4:3, 5; Johannes 17:14, 16). Deze factor draagt ertoe bij dat zij door alle natiën worden gehaat (Mattheüs 24:9). De oorlogen van het oude Israël verschaffen geen precedent voor christenen, zoals Jezus duidelijk maakt in Mattheüs 26:52. Bovendien is geen enkele politieke natie in deze tijd een theocratie, geregeerd door God, zoals dit met het Israël uit de oudheid het geval was.
10. Wat werd door lichtflitsen onthuld over de manier waarop christenen bloed dienen te bezien?
10 Ook scheen er licht op de heiligheid van bloed. Sommige Bijbelonderzoekers meenden dat het in Handelingen 15:28, 29 uitgevaardigde verbod op het eten van bloed alleen voor joodse christenen gold. Maar uit Handelingen 21:25 blijkt dat dit gebod in apostolische tijden ook betrekking had op mensen uit de natiën die gelovigen waren geworden. De heiligheid van bloed heeft dus betrekking op alle christenen, zoals werd aangetoond in The Watchtower van 1 juli 1945. Dit betekent niet slechts te weigeren dierebloed te eten, zoals in bloedworst, maar ook zich te onthouden van mensenbloed, zoals in het geval van bloedtransfusies.
11. Wat werd begrepen met betrekking tot de wijze waarop een christen het gebruik van tabak dient te bezien?
11 Tengevolge van toegenomen licht werden gewoonten die aanvankelijk alleen maar met afkeuring werden bezien, later als een ernstige overtreding beschouwd. Een voorbeeld hiervan hield verband met het gebruik van tabak. In Zion’s Watch Tower van 1 augustus 1895 vestigde broeder Russell de aandacht op 1 Korinthiërs 10:31 en 2 Korinthiërs 7:1 en schreef: „Ik kan niet inzien hoe het gebruik van tabak door een christen, in welke vorm ook, tot Gods heerlijkheid of tot voordeel van de christen zelf zou strekken.” Sinds 1973 wordt duidelijk begrepen dat geen enkele tabaksgebruiker een van Jehovah’s Getuigen kan zijn. In 1976 werd duidelijk gemaakt dat een Getuige die in een gokgelegenheid werkzaam zou zijn, niet in de gemeente gehandhaafd zou kunnen blijven.
Andere verbeteringen
12. (a) Wat werd door een lichtflits onthuld over het aantal sleutels van het Koninkrijk die aan Petrus werden toevertrouwd? (b) Wat waren de omstandigheden toen Petrus elke sleutel gebruikte?
12 Er kwam ook meer licht op het aantal symbolische sleutels die Jezus aan Petrus had gegeven. De Bijbelonderzoekers waren van mening dat Petrus twee sleutels had ontvangen die voor mensen de weg openden om Koninkrijkserfgenamen te worden — een voor de joden, die met Pinksteren 33 G.T. werd gebruikt, en de andere voor de heidenen, die voor het eerst in 36 G.T. werd gebruikt toen Petrus tot Cornelius predikte (Handelingen 2:14-41; 10:34-48). Mettertijd werd begrepen dat er een derde groep bij betrokken was — de Samaritanen. Petrus gebruikte de tweede sleutel toen hij de Koninkrijksgelegenheid voor hen ontsloot (Handelingen 8:14-17). De derde sleutel werd derhalve gebruikt toen Petrus tot Cornelius predikte. — De Wachttoren van 1 januari 1980, blz. 16-23, 26.
13. Wat werd door lichtflitsen onthuld over de in Johannes hoofdstuk 10 genoemde schaapskooien?
13 Als gevolg van nog een lichtflits werd begrepen dat Jezus het niet slechts over twee maar over drie schaapskooien had (Johannes hfdst. 10). Deze waren (1) de joodse schaapskooi, waarvan Johannes de Doper de deurwachter was, (2) de kooi van de gezalfde Koninkrijkserfgenamen en (3) de kooi van de „andere schapen”, die een aardse hoop hebben. — Johannes 10:2, 3, 15, 16; De Wachttoren van 15 mei 1984, blz. 10-21.
14. Hoe heeft toegenomen licht kwesties met betrekking tot het begin van het tegenbeeldige Jubeljaar verduidelijkt?
14 Het begrip van het tegenbeeldige Jubeljaar werd ook wat verduidelijkt. Onder de Wet was elk vijftigste jaar een groots jubeljaar, waarin dingen aan hun oorspronkelijke eigenaars werden teruggegeven (Leviticus 25:10). Er is lange tijd gedacht dat dit een afschaduwing vormde van Christus’ duizendjarige regering. In recentere tijd werd echter begrepen dat het tegenbeeldige Jubeljaar in werkelijkheid met Pinksteren 33 G.T. begon, toen degenen op wie de heilige geest werd uitgestort, bevrijd werden van slavernij aan het Mozaïsche wetsverbond. — De Wachttoren van 1 januari 1987, blz. 18-28.
Toegenomen licht op terminologie
15. Welk licht werd er geworpen op het gebruik van het woord „plan”?
15 „De bijeenbrenger zocht de verrukkelijke woorden te vinden en het schrijven van juiste woorden van waarheid” (Prediker 12:10). Deze woorden zouden heel goed op ons onderwerp van bespreking kunnen slaan, want er heeft niet alleen licht geschenen op belangrijke zaken als de leer en gedrag, maar ook op de christelijke terminologie en de nauwkeurige betekenis ervan. Zo was onder de Bijbelonderzoekers Deel I van Studies in the Scriptures (Schriftstudiën), getiteld Het Goddelijk Plan der Eeuwen, een van de meest geliefde publikaties. Mettertijd gingen zij echter beseffen dat Gods Woord alleen van mensen zegt dat zij plannen maken (Spreuken 19:21). De Schrift zegt nooit over Jehovah dat hij plannen maakt. Hij hoeft geen plannen te maken. Wat hij zich voorneemt, zal beslist gebeuren wegens zijn oneindige wijsheid en macht, zoals wij lezen in Efeziërs 1:9, 10: „Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij bij zichzelf had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben.” Zo werd dus geleidelijk ingezien dat met betrekking tot Jehovah de term „voornemen” passender is.
16. Wat werd geleidelijk aan als het juiste begrip van Lukas 2:14 gezien?
16 Dan was er de kwestie van het verkrijgen van een duidelijker begrip van Lukas 2:14. Volgens de King James Version staat daar: „Glorie aan God in de hoogste, en op aarde vrede, goede wil jegens de mensen.” Er werd begrepen dat dit niet de juiste gedachte weergaf, want Gods goede wil wordt niet jegens de goddelozen tot uitdrukking gebracht. De Getuigen meenden derhalve dat het hier ging om vrede voor mensen die van goede wil waren jegens God. Daarom bleven zij degenen die belangstelling voor de bijbel toonden, mensen van goede wil noemen. Toen werd echter begrepen dat het niet ging om goede wil van de zijde van mensen, maar van de zijde van God. Daarom staat in de voetnoot van de Nieuwe-Wereldvertaling, Studiebijbel, bij Lukas 2:14: „mensen die hij [God] goedkeurt”. Alle christenen die overeenkomstig hun opdrachtsgelofte leven, genieten Gods goede wil.
17, 18. Wat zal Jehovah rechtvaardigen, en wat zal hij heiligen?
17 Zo hebben de Getuigen ook lange tijd over de rechtvaardiging van Jehovah’s naam gesproken. Maar had Satan twijfel geopperd ten aanzien van Jehovah’s naam? En, wat dat betreft, had wie maar ook van Satans werktuigen dit gedaan, alsof Jehovah geen recht op die naam had? Nee, beslist niet. Het was niet Jehovah’s naam die betwist werd en gerechtvaardigd moest worden. Daarom staat in de recente publikaties van het Wachttorengenootschap niet dat Jehovah’s naam gerechtvaardigd zal worden, maar dat Jehovah’s soevereiniteit gerechtvaardigd en zijn naam geheiligd zal worden. Dit is in harmonie met wat Jezus ons leerde bidden: „Uw naam worde geheiligd” (Mattheüs 6:9). Jehovah zei herhaaldelijk dat hij zijn naam — die de Israëlieten niet betwist maar ontheiligd hadden — zou heiligen. — Ezechiël 20:9, 14, 22; 36:23.
18 Interessant is dat het boek „De natiën zullen weten dat ik Jehovah ben” — Hoe? in 1971 (Engels; Nederlands: 1972) het volgende onderscheid maakte: „Jezus Christus [strijdt] . . . voor de rechtvaardiging van Jehovah’s universele Soevereiniteit en voor de verheerlijking van Jehovah’s naam” (blz. 363). In 1973 werd in Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen (Engels; Nederlands: 1974) gezegd: „In de komende ’grote verdrukking’ is voor de Almachtige God Jehovah de tijd aangebroken zijn universele soevereiniteit te rechtvaardigen en zijn waardige naam te heiligen” (blz. 409). Daarna, in 1975 (Engels; Nederlands: 1976), werd in ’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij! verklaard: „Dan zullen de rechtvaardiging van Jehovah’s universele soevereiniteit en de heiliging van zijn heilige naam — de grootste gebeurtenis in de universele geschiedenis — een voldongen feit zijn.” — Blz. 280.
19, 20. Hoe kunnen wij onze waardering voor flitsen van geestelijk licht tonen?
19 Wat zijn Jehovah’s dienstknechten gezegend dat zij in al dit geestelijke licht baden! In scherpe tegenstelling hiermee en als bewijs van de geestelijke duisternis waarin de leiders van de christenheid zich bevinden, verklaarde een geestelijke: „Waarom is er zonde? Waarom lijden? Waarom de duivel? Dit zijn vragen die ik de Heer wil stellen wanneer ik in de hemel kom.” Jehovah’s Getuigen kunnen hem echter vertellen waarom: Wegens de strijdvraag inzake de rechtmatigheid van Jehovah’s soevereiniteit en de vraag of menselijke schepselen ondanks de tegenstand van de Duivel hun rechtschapenheid jegens God kunnen bewaren.
20 In de loop der jaren hebben zowel grote als kleine lichtflitsen het pad van Jehovah’s opgedragen dienstknechten verlicht. Hierdoor zijn schriftplaatsen als Psalm 97:11 en Spreuken 4:18 in vervulling gegaan. Maar laten wij nooit vergeten dat in het licht wandelen, betekent waardering te hebben voor het toegenomen licht en er in overeenstemming mee te leven. Zoals wij hebben gezien, omvat dit toegenomen licht zowel ons gedrag als onze predikingsopdracht.
[Voetnoten]
a Als reactie op deze zienswijze werd in De Wachttoren van augustus 1929 uitgelegd dat ’de gestelde machten’ Jehovah God en Jezus Christus waren. Het was voornamelijk dit standpunt dat in 1962 werd herzien.
b In De Wachttoren van 15 april 1992 werd bekendgemaakt dat geselecteerde broeders, in hoofdzaak afkomstig uit de klasse van de „andere schapen” — overeenkomend met de Nethinim in Ezra’s dagen — de toewijzing hadden ontvangen de comités van het Besturende Lichaam te assisteren. — Johannes 10:16; Ezra 2:58.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Welk licht is er geworpen op onderworpenheid aan ’de gestelde machten’?
◻ Tot welke organisatorische ontwikkelingen hebben lichtflitsen geleid?
◻ Hoe is toegenomen licht van invloed geweest op christelijk gedrag?
◻ Welke verbeteringen in ons begrip van bepaalde schriftuurlijke punten zijn er als gevolg van geestelijk licht tot stand gekomen?
[Illustratieverantwoording op blz. 25]
Sleutels op blz. 24: Tekening gebaseerd op een foto genomen in Cooper-Hewitt, National Design Museum, Smithsonian Institution