Hebt u zich dit ooit afgevraagd?
Gelooft u dat de mens een onsterfelijke ziel heeft die na de dood van het lichaam verder leeft? Miljoenen, misschien wel miljarden, geloven dat de mens begiftigd is met een ziel die bij de dood naar een andere wereld of een andere vorm van bestaan overgaat, of gereïncarneerd wordt als een ander schepsel. Wat zegt de bijbel over de ziel? U zult de volgende vragen intrigerend en verhelderend vinden. Wij stellen voor dat u de antwoorden in de aangehaalde schriftplaatsen opzoekt of bladzijde 21 raadpleegt.
1. Werd Adam in de hemel of op aarde geschapen? — Genesis 1:26-28.
2. Werd Adam als sterfelijk of als onsterfelijk wezen geschapen? — Genesis 2:15-17.
3. Als Adam niet ongehoorzaam was geweest en had gezondigd, zou hij dan gestorven zijn? — Romeinen 6:23.
4. Bleek uit Adams levensloop dat hij sterfelijk of onsterfelijk was? — Genesis 3:19; 5:5.
5. Verloor Adam door zijn zonde een aards of een hemels tehuis? — Genesis 1:26-28.
6. Indien Jezus is gekomen om te herstellen wat door Adams zondeval verloren was gegaan, wat zal er dan hersteld worden? — Psalm 37:29; Romeinen 5:18, 19; Openbaring 21:1-4.
7. Bestond Adam uit twee afzonderlijke delen, de ziel en het lichaam? — Genesis 2:7; 1 Korinthiërs 15:45.
8. Indien u gelooft dat Adam uit een ziel en een lichaam bestond, welk deel zondigde dan, de ziel of het lichaam? — Psalm 51:1-4.
9. Als u antwoordt: „De ziel”, waarom moet het lichaam dan lijden?
10. Als u antwoordt: „Het lichaam”, waarom moet de ziel dan worden gered?
11. Als de mens wanneer hij sterft naar de hemel gaat, bewijst dat dan niet dat zonde en de dood een zegen zijn in plaats van, zoals de bijbel zegt, een vloek? — Romeinen 5:12; 6:21-23.
12. Welke straf werd Adam voor zijn zonde opgelegd — de dood, of een voortgezet bestaan ergens anders? — Genesis 2:16, 17; 3:19.
13. Was er voor het lichaam een andere straf dan voor de ziel? — Prediker 9:5, 10; Ezechiël 18:4.
14. Is de gedachte aan eeuwige pijniging in een hellevuur zelfs maar bij God opgekomen? — Jeremia 7:31.
15. Wat is volgens Paulus het loon van de zonde? — Romeinen 6:23.
16. Maakt Paulus melding van eeuwige pijniging in een hellevuur? — Romeinen 6:7.
17. Waarom zou iemand, als er werkelijk een hellevuur bestaat, voor eeuwig moeten lijden om te betalen voor slechts een kort leven van zonde? Is God minder rechtvaardig dan de mens? — Romeinen 9:14.
18. Geloofden de getrouwe mannen uit de oudheid dat zij een ziel hadden die hetzij naar de hemel of naar een vurige hel ging? — Genesis 37:35; Psalm 89:48; Handelingen 2:34.
19. Wat is de werkelijke hoop voor de doden? — Johannes 5:28, 29; 11:23-26; Handelingen 24:15.
20. Als er geen onsterfelijke ziel bestaat, hoe kunnen sommigen (144.000) dan met Christus in de hemel regeren? — 1 Korinthiërs 15:42-49, 53, 54; Openbaring 14:1, 4; 20:4.a
Hebt u zich dit ooit afgevraagd? De bijbelse antwoorden
Hier volgen enkele van de teksten die bij de vragen op bladzijde 13 zijn aangehaald:
1. „God ging ertoe over de mens te scheppen naar zijn beeld, . . . als man en als vrouw schiep hij hen. . . . God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar.’” — Genesis 1:27, 28.
2. „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.” — Genesis 2:16, 17.
3. „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood, maar de gave die God schenkt, is eeuwig leven door Christus Jezus, onze Heer.” — Romeinen 6:23.
4. „In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — Genesis 3:19.
5. Zie nr. 1.
6. „Zie! De tent van God is bij de mensen . . . En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openbaring 21:3, 4.
7. „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel” (Genesis 2:7). Het woord „ziel” is een vertaling van het Hebreeuwse neʹfesj: „dat wat ademt”. „Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel.” Merk op dat er „werd” staat, niet „kreeg”. — 1 Korinthiërs 15:45, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
8. „Mijn zonde is voortdurend vóór mij. Tegen u, u alleen, heb ik gezondigd, en wat kwaad is in uw ogen heb ik gedaan.” — Psalm 51:3, 4.
9, 10. Geen teksten nodig.
11. „Door één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” — Romeinen 5:12.
12. Zie nr. 4.
13. „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust . . . Er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool, de plaats waarheen gij gaat” (Prediker 9:5, 10). „Zoals de ziel van de vader zo eveneens de ziel van de zoon — mij behoren ze toe. De ziel die zondigt, díe zal sterven.” — Ezechiël 18:4.
14. „Zij hebben de hoge plaatsen van Tofeth gebouwd . . . om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden, iets wat ik niet geboden had en wat in mijn hart niet was opgekomen.” — Jeremia 7:31.
15. Zie nr. 3.
16. „Wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken.” — Romeinen 6:7.
17. „Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Moge dat nooit waar worden!” — Romeinen 9:14.
18. „David immers is niet naar de hemelen opgestegen.” — Handelingen 2:34.
19. „Op God heb ik mijn hoop gesteld, welke hoop ook deze mannen zelf koesteren, dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.” — Handelingen 24:15.
20. „Dit wat verderfelijk is, moet onverderfelijkheid aandoen, en dit wat sterfelijk is, moet onsterfelijkheid aandoen.” Als onsterfelijkheid ’aangedaan’ wordt, dan is ze niet inherent (1 Korinthiërs 15:53). „Ik zag, en zie! het Lam stond op de berg Sion, en met hem honderd vierenveertig duizend . . . Dezen werden uit het midden van de mensen gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam.” — Openbaring 14:1, 4.
[Voetnoot]
a De uitdrukking „onsterfelijke ziel” komt nergens in de bijbel voor. Het woord „onsterfelijkheid” (Grieks: a·tha·naʹsi·a) komt slechts driemaal in de bijbel voor, en wordt nooit in verband met de ziel gebruikt (1 Korinthiërs 15:53, 54; 1 Timotheüs 6:16). Zie voor een gedetailleerder bespreking van wat er bij de dood gebeurt en de werkelijke hoop voor de doden, de publikatie Redeneren aan de hand van de Schrift, blz. 156-160 (Geest), 188-195 (Hel), 326-333 (Opstanding) en 430-438 (Ziel), uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.