HILKIA
(Hilki̱a) [Jehovah is het deel].
De hogepriester in de dagen van koning Josia; de zoon van Sallum en de vader van Azarja; klaarblijkelijk een voorvader van de afschrijver Ezra (2 Kon. 22:3, 4; 1 Kron. 6:13; Ezra 7:1, 2, 6). Hilkia speelde als hogepriester een belangrijke rol bij het herstel van de ware aanbidding dat onder leiding van Josia plaatsvond. Tijdens de herstelwerkzaamheden aan de tempel vond Hilkia het „boek van Jehovah’s wet van de hand van Mozes”. Wat deze vondst van bijzonder belang maakte, was dat het daarbij hoogstwaarschijnlijk om het door Mozes vervaardigde originele handschrift ging. Hilkia gaf het boek aan Safan, de secretaris, die het vervolgens naar de koning bracht. Nadat Safan het aan koning Josia had voorgelezen, zond deze een delegatie onder leiding van de hogepriester Hilkia naar de profetes Hulda om haar te vragen ten behoeve van hem en ten behoeve van het volk Jehovah te raadplegen. — 2 Kon. 22:3-14; 2 Kron. 34:14.