Troost putten uit de Schrift
„Ik heb gedacht aan uw rechterlijke beslissingen die sedert onbepaalde tijd zijn, o Jehovah, en ik voel mij getroost.” — Ps. 119:52, NW.
1, 2. (a) Welke uitwerking kan muziek hebben? (b) Hoe is muziek in de Schrift met Jehovah God in verband gebracht?
IN HET oude Midden-Oosten droeg de eenzame herder die zijn kudden op het open veld hoedde, vaak een muziekinstrument, misschien een fluit, bij zich. Hiermee verbrak hij dan de stilte van de nacht en hield hij zich aangenaam bezig. Ook al was hij eenzaam, toch kon hij troost putten uit de muziek. Ze kan het gemoed ontroeren of een kalmerende uitwerking hebben, hetgeen tot een gevoel van vrede en tevredenheid leidt.
2 De psalmist merkte dan ook zeer terecht over Jehovah Gods rechtvaardige rechterlijke beslissingen op: „Uw voorschriften zijn melodieën voor mij geworden in het huis van mijn inwonende vreemdelingschap. ’s Nachts heb ik uw naam gedacht, o Jehovah, opdat ik uw wet moge onderhouden” (Ps. 119:54, 55, NW). Wanneer een harp door een bekwaam musicus werd bespeeld, konden er schitterende melodieën uit voortkomen, misschien wel ter begeleiding van lofliederen voor God. „Heft een vreugdegeroep aan, o gij rechtvaardigen, vanwege Jehovah”, riep de psalmist uit, terwijl hij eraan toevoegde: „Van de zijde der oprechten is lofzang passend. Brengt Jehovah dank op de harp; speelt op een tiensnarig instrument melodieën voor hem. Zingt hem een nieuw lied; doet uw best bij het spelen op de snaren onder gejuich. Want het woord van Jehovah is oprecht, en al zijn werk is in getrouwheid” (Ps. 33:1-4, NW). David vergat de melodieën en lyrische woorden van dergelijke muzikale composities niet, want hij zei: „Ik wil in de nacht aan mijn snarenspel denken; met mijn hart wil ik bezorgdheid tonen, en mijn geest zal grondig onderzoeken.” — Ps. 77:6 (7), NW.
3. Welke uitwerking heeft de bijbel op degenen die zich er voor geestelijke hulp toe wenden?
3 Evenals muziek iemand kan kalmeren en een gevoel van tevredenheid kan teweegbrengen, heeft het Woord van Jehovah God, de bijbel, een heilzame en vertroostende uitwerking op degenen die zich er voor geestelijke hulp toe wenden. Het is niet ongewoon wanneer onvolmaakte mensen die met moeilijkheden worden geconfronteerd, zich neerslachtig, verdrietig of angstig voelen. Toch werden woorden die eeuwen geleden onder goddelijke inspiratie werden geschreven, tot onderricht van christenen opgetekend, opdat zij door te volharden en „door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben”. — Rom. 15:4.
NEERSLACHTIGHEID OVERWINNEN
4. Zijn neerslachtige gevoelens van de zijde van christenen in deze tijd zonder bijbelse voorbeelden uit de oudheid? Bewijs uw antwoord.
4 „Het is hopeloos. Het lijkt wel alsof alles wat ik doe verkeerd is. Ik ben een mislukkeling!” Dergelijke opmerkingen zijn niet ongewoon. Velen brengen zulke gevoelens tot uitdrukking. Zelfs getrouwe christenen zijn soms het slachtoffer van ontmoediging. In de Schrift wordt echter aangetoond dat sommigen van Jehovah’s getrouwe dienstknechten uit de oudheid eveneens met dergelijke gevoelens hadden te kampen. Toen Esau bijvoorbeeld Hethitische meisjes tot vrouw nam, „waren [zij] een kwelling des geestes voor Isaäk en voor Rebekka”. En de ongelukkige Rebekka werd ertoe bewogen te zeggen: „Ik walg van mijn leven om die Hethitische vrouwen; indien Jakob zich nu ook zo’n Hethitische vrouw neemt uit de dochters des lands, waarvoor leef ik dan nog?” (Gen. 26:34, 35; 27:46). Gedurende zijn zware beproeving sprak Job als een man die dacht dat God hem had verlaten (Job 29:2-5). Nehemía, die zich zorgen maakte over de vervallen toestand waarin Jeruzalem en zijn muren verkeerden, was treurig toen hij voor koning Arthahsasta verscheen (Neh. 2:1-3). De apostel Petrus was zo neerslachtig en verdrietig over zijn verloochening van Jezus Christus, dat hij ’bitter weende’ (Luk. 22:62). De apostel Paulus zei over zijn beproevingen en gevoelens: „Wij worden in elk opzicht bestookt, maar toch niet zo in het nauw gedreven dat wij ons niet meer kunnen bewegen; wij worden in verlegenheid gebracht, maar niet totaal zonder uitweg; wij worden vervolgd, maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeworpen, maar niet vernietigd” (2 Kor. 4:8, 9). Paulus spoorde de gelovigen in Thessaloníka ertoe aan — klaarblijkelijk omdat sommige christenen aldaar door neerslachtigheid werden bedreigd — „bemoedigend tot de terneergeslagen zielen” te spreken (1 Thess. 5:14). Gevoelens van neerslachtigheid van de zijde van christenen in deze tijd zijn dus niet zonder voorbeelden uit de oudheid. Wat kan er echter worden gedaan om aan neerslachtigheid het hoofd te bieden?
5. Welk standpunt kan het beste worden ingenomen wanneer men met problemen te maken heeft? Illustreer dit.
5 Soms ontwikkelt zich een neerslachtige geestesgesteldheid omdat iemand met verscheidene ernstige problemen heeft te kampen. Het leven wordt triest omdat deze problemen zich tot één berg ellende schijnen op te hopen. Waarom zou u ze, in plaats van ze in dit licht te bezien, echter niet zoveel mogelijk één voor één aanpakken? Het is beslist beter passende pogingen te doen om één probleem per keer op te lossen dan al deze problemen in de geest aaneen te rijgen en frustratie te ondervinden. Zo zou een christelijke vrouw bijvoorbeeld een huwelijkspartner kunnen hebben die haar religie tegenstaat. Dit is één probleem en zij zou er met succes het hoofd aan kunnen bieden door zulke geïnspireerde raadgevingen toe te passen als in 1 Petrus 3:1-6 worden aangetroffen. Wellicht hebben echter ook de kinderen zich op school misdragen. Dit is nog een probleem. Misschien hoeft zij dit alleen maar aan haar man te rapporteren, zodat hij maatregelen ter verbetering kan treffen. Of misschien zou aan de kinderen Gods vereisten uitgelegd moeten worden, bijvoorbeeld die welke in Spreuken 6:16-19 staan. Misschien is er tussen deze vrouw en een andere christen een geschil gerezen. Dit is een afzonderlijk probleem en christenen dienen in zulke aangelegenheden te werk te gaan op de wijze die door Christus is uiteengezet (Matth. 18:15-17). In plaats van in de put te geraken door verscheidene weinig met elkaar te maken hebbende problemen te bezien alsof ze één groot dilemma vormen, dienen deze aangelegenheden dus afzonderlijk en doeltreffend te worden afgehandeld door Gods Woord in het leven toe te passen.
6. Hoe staan activiteit en rust met neerslachtigheid in verband?
6 Voldoende rust en slaap zijn eveneens noodzakelijk. Zo zou iemand in gebreke kunnen blijven zijn activiteiten op juiste wijze in te delen. Misschien blijft hij wel laat op om naar de televisie te kijken of aan de een of andere vorm van ontspanning deel te nemen, met het enige resultaat dat de goede uitwerking die hij hierdoor had willen bewerkstelligen, wordt teniet gedaan door de ontmoediging waardoor iemand die vermoeid is vaak wordt gekweld. Wil men ontmoediging vermijden of bestrijden, dan dient men beslist voor een evenwichtige activiteit en voor voldoende rust te zorgen.
7. Als iemand ontmoedigd is omdat hij niet veel materiële bezittingen heeft, welke schriftuurlijke punten kan hij dan tot zijn welzijn beschouwen?
7 Sommige christenen hebben weinig stoffelijke bezittingen; zij zijn niet materieel rijk. Dit zou aanleiding kunnen geven tot ontevredenheid of ontmoediging. Laten wij echter aan Jezus Christus denken. Hij heeft eens gezegd: „De vossen hebben holen en de vogels des hemels slaapplaatsen, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen” (Luk. 9:58). Was Jezus desondanks gelukkig? Inderdaad, het schonk hem blijdschap de wil van zijn hemelse Vader te doen (Hebr. 10:5-9; Ps. 40:7-9 6-8). Hij had niet veel stoffelijke bezittingen nodig om tevreden te zijn. Hij zei ronduit: „Let op en wacht u voor elke soort van hebzucht, want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit.” Jezus bewees dit door middel van een illustratie waardoor werd aangetoond dat iemand niet in leven blijft omdat hij nu eenmaal „vele goede dingen [heeft] opgelegd voor vele jaren”. Het leven is alleen mogelijk wanneer men rijk is ten opzichte van God (Luk. 12:13-21). Christus raadde zijn discipelen aan zich geen zorgen te maken over zulke dingen als voedsel en kleding en hij zette uiteen dat God van zulke behoeften op de hoogte is en erop toeziet dat ze aan degenen die ’voortdurend zijn koninkrijk zoeken’ worden verschaft. — Luk. 12:22-31.
8. (a) Welke voorbeelden treffen wij in Jezus en zijn apostelen aan wat materiële rijkdommen betreft? (b) Waarom is het er thans niet de tijd voor ontmoedigd te geraken over schaarste of gebrek aan materiële bezittingen?
8 Gedurende zijn voormenselijke bestaan in de hemel verheugde Christus zich over geestelijke dingen die van veel grotere waarde waren dan welke stoffelijke bezitting maar ook (Joh. 1:1-3; Kol. 1:15-17). Toch deed hij hier afstand van om een mens te worden (Fil. 2:5-8). Als een volmaakt mens op aarde stelde Jezus het zonder stoffelijke rijkdommen en wereldse pracht, en in hem hebben ware christenen die misschien niet rijk zijn een voortreffelijk voorbeeld van godvruchtige tevredenheid. Petrus en de andere apostelen hebben vele stoffelijke dingen opgegeven om Jezus te volgen, want Petrus heeft zelf eens gezegd: „Zie! Wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd” (Mark. 10:28). Werden zij echter niet rijk beloond? In het verleden hebben zij met Jezus Christus gewandeld en hem als een mens op aarde horen spreken. In deze tijd verheugen zij zich in wonderbaarlijke zegeningen met hem in de hemel, aangezien zij wegens hun getrouwheid tot de dood tot geestelijk leven in de hemel zijn opgewekt (Openb. 2:10; 11:18; 1 Kor. 15:20-23, 50-52). Het spreekt vanzelf dat niet alle christenen een hemelse hoop hebben. Christenen met aardse vooruitzichten beseffen echter dat er voor getrouwen hier op aarde wonderbaarlijke zegeningen zijn weggelegd en dat het niet lang meer zal duren dat zij de volledige vervulling zullen meemaken van de woorden: „De HERE der heerscharen zal op dezen berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen” (Jes. 25:6). Nu reeds voorziet Jehovah voor degenen die hem liefhebben in rijk geestelijk voedsel, en hij zal degenen die zijn gunst genieten in nog veel overvloediger mate van geestelijke en stoffelijke dingen voorzien. De psalmist heeft terecht over hem gezegd: „Gij doet uw hand open en verzadigt met welbehagen al wat leeft” (Ps. 145:16). Het is er nu niet de tijd voor erg ontevreden te zijn of zich geheel aan neerslachtigheid over te geven wegens schaarste of gebrek aan stoffelijke goederen. Het is er de tijd voor om troost te putten uit schriftuurlijke beloften van grootse dingen die in de toekomst liggen en Jehovah loyaal en vreugdevol te dienen.
9. (a) Wat dienen christenen Jehovah in gebed te vragen? (b) Wat hebben Jezus, Paulus en Petrus over bezorgdheid gezegd?
9 Christenen die om verschillende redenen door neerslachtigheid worden gekweld, doen er goed aan tot Jehovah in gebed te gaan en hem te vragen zijn heilige geest te zenden en hen erbij te helpen vreugde, een vrucht van de geest, te ontwikkelen en ten toon te spreiden (Luk. 11:13; Gal. 5:22, 23). Jezus gaf de raad: „Weest . . . nooit bezorgd voor de volgende dag, want de volgende dag zal zijn eigen zorgen hebben. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad” (Matth. 6:34). Toen de apostel Paulus de Filippenzen schreef, gaf hij de raad te bidden en geen angstige bezorgdheid te koesteren: „Weest over niets bezorgd, maar laat in alles door gebed en smeking te zamen met dankzegging uw smeekbeden bij God bekend worden, en de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden door bemiddeling van Christus Jezus” (Fil. 4:6, 7). Petrus zei in dit verband: „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen, terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u” (1 Petr. 5:6, 7). Ja, Jehovah zorgt werkelijk voor degenen die op hem vertrouwen. Het is vanzelfsprekend niet verkeerd om over een probleem na te denken en praktische en passende stappen te doen om het, indien mogelijk, op te lossen. Nadat wij echter alles hebben gedaan wat wij met betrekking tot de kwestie kunnen doen, zal gepieker niets meer uitrichten en kan het nooit de plaats van gebed innemen. David zei dan ook terecht: „Wentel uw weg op Jehovah, en verlaat u op hem, en hijzelf zal handelen.” — Ps. 37:5, NW.
HET ONDER VERDRIET UITHOUDEN
10. Welke reactie bracht de dood van een geliefde of goede vriend teweeg in het geval van David, Abraham en Jezus?
10 Toen koning David hoorde dat Absalom was gestorven, was hij diepbedroefd; hij weende bitter en riep uit: „Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik in uw plaats gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!” (2 Sam. 18:33). Eeuwen voordien, toen Abraham zijn geliefde vrouw Sara door de dood verloor, weeklaagde en weende hij over haar (Gen. 23:2). Jezus Christus was ook diepbedroefd toen zijn vriend Lazarus was gestorven, want voordat hij naar het graf ging om hem uit de dood op te wekken, ’begon Jezus te wenen’ (Joh. 11:35). Hoewel er verschillende redenen voor verdriet kunnen bestaan, is de dood van een familielid of een goede vriend stellig een reden voor groot en soms bijna overweldigend verdriet.
11. Welke troost kunnen christenen uit de Schrift putten wanneer een dierbare kennis sterft?
11 Wanneer de dood een goede en dierbare kennis van ons wegneemt, is het alleen maar natuurlijk om bedroefd te zijn. Evenals de apostel Paulus beseffen christenen evenwel vol vertrouwen dat er „een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Hand. 24:15). Vandaar dat zij niet treuren „gelijk de overigen, die geen hoop hebben” (1 Thess. 4:13). Hoewel Jehovah God bepaalt wie voor een opstanding in aanmerking komen, zullen er miljarden menselijke doden worden opgewekt, en de schriftuurlijke verzekeringen daarvan schenken troost. Men kan vooral troost uit de bijbel putten wanneer de overleden geliefde een getrouwe christen was. Indien die persoon bijvoorbeeld de hoop op een aardse opstanding had, zal hij betrekkelijk spoedig gedurende Christus’ duizendjarige regering hier op aarde uit de doodsslaap ontwaken (Openb. 20:11-13). Men is gewoonlijk niet lang bedroefd wanneer een geliefde vriend een lange reis maakt, want men verwacht hem bij zijn terugkeer weer te zien. Door de dood van een getrouwe medechristen op net zo’n manier te bezien, zal het verdriet gemakkelijker gedragen kunnen worden.
12. (a) Wanneer blijken de woorden van Prediker 7:1 waar te zijn? (b) Waarop kan de diepbedroefde christen zijn gedachten het beste concentreren, en waaruit kunnen vaderlozen en weduwen troost putten?
12 Salomo heeft eens opgemerkt: „Een goede naam is beter dan goede olie en de dag des doods is beter dan de dag van iemands geboorte” (Pred. 7:1). Hoe waar is dit wanneer iemand als hij sterft bij God een goede naam heeft die ten gevolge van godvruchtige werken is opgebouwd, want dan komt hij voor een opstanding in aanmerking. Vaak wordt het verdriet dat door de dood van een geliefde christen wordt teweeggebracht, nog vermeerderd wanneer men over vroegere ervaringen die men met de overledene heeft gedeeld, mijmert. Hoeveel beter is het echter niet om meer aandacht te schenken aan de prachtige vooruitzichten van de toekomst, zoals deze ons door Gods Woord worden verzekerd. De diepbedroefde christen dient in gebed de hulp te zoeken van Jehovah, „de God van alle vertroosting” (2 Kor. 1:3). Hij dient zijn best te doen zijn gedachten op de schitterende beloften te concentreren die Jehovah in de Schrift heeft laten optekenen en daar troost uit te putten. De bijbelse verzekering dat Jehovah teder zal omgaan met vaderlozen en weduwen die hem liefhebben, schenkt ook veel troost. In een geïnspireerd lied riep David uit: „Zingt Gode, psalmzingt zijn naam, baant den weg voor Hem die door de vlakten rijdt; HERE is zijn naam, juicht dan voor zijn aangezicht. Hij is de vader der wezen en de rechter der weduwen, God in zijn heilige woning; God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed.” — Ps. 68:5-7 4-6.
HET HOOFD BIEDEN AAN VREES
13. Welke uitwerking kan vrees op iemand hebben?
13 De mensheid staat in deze tijd tegenover vele gevaren en vrees is overal op aarde aanwezig. Deze uiterst schadelijke emotie maakt zich soms in zekere mate ook meester van personen die zich aan God hebben opgedragen. Er is over vrees opgemerkt: „Bij vele personen is de invloed van vrees veel ernstiger wat de uitwerking ervan betreft dan de ergste vorm van een gevreesde ziekte. Bij epidemische ziekten is de angst die erdoor wordt verwekt vaak even fataal als de infectie — angst verlamt het lichaamsgestel, ontneemt het lichaam de natuurlijke elasticiteit van het weerstandsvermogen van het zenuwstelsel en berooft de geest van de veerkracht der hoop, waardoor degenen die qua leeftijd en kracht de meeste kansen hadden eraan te ontkomen, er het slachtoffer van worden. Vrees is een mentaal vergif en de krachtigste van alle vijanden van gezondheid en geneeskunde; ze is vaak noodlottig actief in de ziekelijke ontwikkelingen die tot verscheidene vormen van krankzinnigheid leiden; en evenals geloof meer ziekten heeft genezen dan artsen ooit behandeld hebben, is vrees verwoestender dan de ergste fysieke kwaal.” — The Encyclopedia Americana, uitgave van 1956, Deel XI, blz. 74.
14. Waaruit kunnen degenen die in Jehovah geloven ondanks de vreesaanjagende toestanden overal op aarde, troost putten?
14 Er bestaat derhalve een goede reden voor, zulk een vrees te vermijden of te overwinnen. Personen die geloof stellen in Jehovah, kunnen de toekomst zonder bezorgdheid tegemoet zien, want ondanks de verslechterende en vreeswekkende toestanden overal op aarde, kunnen zij troost putten uit de woorden van Jezus Christus. Nadat hij had onthuld dat deze laatste dagen door beangstigende gebeurtenissen zouden worden gekenmerkt, zei hij: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt” (Luk. 21:25-28). Verder heeft ook Petrus de geïnspireerde raad gegeven de in de wereld bestaande vrees te vermijden door te zeggen: „Vreest echter niet het voorwerp van hun vrees en wordt ook niet verontrust.” — 1 Petr. 3:14.
15. Wat dient men te doen in plaats dat men toelaat dat zijn geest zich bezighoudt met aangelegenheden die vrees veroorzaken?
15 Als iemand toelaat dat zijn geest zich met aangelegenheden bezighoudt die vrees veroorzaken, is het niet erg aannemelijk dat hij er veel vooruitgang in zal maken deze emotie te overwinnen. Er dienen dus pogingen te worden gedaan om zulke gedachten te vervangen door gedachten die andere gevoelens teweegbrengen. Het is altijd verstandig en heilzaam de geest met geestelijk opbouwende gedachten te vullen. De apostel Paulus schreef: „Tenslotte, broeders, al wat waar is, al wat van ernstig belang is, al wat rechtvaardig is, al wat eerbaar is, al wat liefelijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken, welke deugd er ook is en al wat lof verdient, blijft deze dingen bedenken.” — Fil. 4:8.
16. (a) Welke vrees wordt in de bijbel aanbevolen? (b) Hoe vinden degenen die deze vrees bezitten, hier baat bij?
16 Toch bestaat er een vrees die in de Schrift wordt aanbevolen. Het is geen ziekelijke angst, maar de juiste en heilzame vrees Jehovah God te mishagen. Zo wordt ons in de laatste woorden van het boek Prediker gezegd: „Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad” (Pred. 12:13, 14). Jehovah heeft degenen die een juiste vrees voor hem hadden altijd zijn steun gegeven. De patriarch Abraham was zo iemand, en in Genesis 15:1 wordt over hem gezegd: „Hierna kwam het woord des HEREN tot Abram in een gezicht: Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild; uw loon zal zeer groot zijn.” David zei: „Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij” (Ps. 23:4). Degenen die Jehovah vrezen, zullen staande kunnen blijven, ook al worden ze door beangstigende gebeurtenissen omringd, en zij kunnen de gevoelens delen die in Psalm 46:2-4 1-3 worden beschreven: „God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden. Daarom zullen wij niet vrezen, al verplaatste zich de aarde, al wankelden de bergen in het hart van de zee. Laat bruisen, laat schuimen haar wateren, laat de bergen beven door haar onstuimigheid.”
17. Waarom dienen wij mensen noch demonen te vrezen?
17 Sommige personen zijn bang voor mensen, maar Jezus heeft gezegd: „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem die én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehenna” (Matth. 10:28). De mens kan op zijn hoogst iemands huidige leven wegnemen. God kan iemand echter in Gehenna vernietigen, waaruit men niet kan worden opgewekt, zodat toekomstig leven als een menselijke ziel onmogelijk is. Zelfs de demonen kunnen iemands opstanding niet verhinderen. Christenen dienen hen derhalve niet te vrezen. Deze goddeloze geestelijke schepselen kunnen bovendien geen macht over de dienstknecht van God uitoefenen zolang hij volledig van Jehovah’s geestelijke voorzieningen voordeel trekt door de bijbel en christelijke publikaties te bestuderen, christelijke vergaderingen te bezoeken, tot God te bidden en getrouw aan de christelijke bediening deel te nemen. Iemand die dit alles doet, is met de beschermende geestelijke wapenrusting van God uitgerust (Ef. 6:11-18). Wordt een christen niettemin toch door vrees bevangen, laat hij dan tot Jehovah bidden om hulp, zoals David heeft gedaan, die zei: „Ik zocht den HERE, en Hij antwoordde mij, Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen.” — Ps. 34:5 4.
18. Als iemand terneergeslagen, verdrietig of angstig is, welke activiteit zal hem dan kunnen helpen?
18 Als u zich soms in zeker opzicht neerslachtig, verdrietig of angstig voelt, zult u het wellicht bijzonder heilzaam vinden uw krachtsinspanningen om anderen te helpen te vermeerderen, door bijvoorbeeld een grotere activiteit in de bediening te ontplooien. Hierdoor zullen uw gedachten waarschijnlijk worden afgeleid van zaken die u persoonlijk veel zorgen baren. Jehovah vertroost ons opdat „wij hen die in enigerlei verdrukking zijn, kunnen vertroosten door middel van de vertroosting waarmee wijzelf door God worden vertroost” (2 Kor. 1:4). Anderen helpen, is op zichzelf reeds een lonend werk. — Hand. 20:35.
19. (a) Welke belangrijke factor heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat Gods dienstknechten onder de smartelijkste omstandigheden staande konden blijven? (b) Waardoor zullen uiterst schadelijke emoties stellig van de leden van Christus’ geestelijke lichaam en de „grote schare” worden weggenomen?
19 Houd eveneens in gedachten dat de tegenwoordige beproevingen en verdrukkingen slechts van korte duur zijn, vooral nu wij op de drempel van Jehovah’s beloofde nieuwe ordening staan (2 Kor. 4:16-18; 2 Petr. 3:11-13). Een belangrijke factor die er ongetwijfeld toe heeft bijgedragen dat Gods dienstknechten onder de smartelijkste omstandigheden staande konden blijven, zoals wanneer zij onmenselijk werden vervolgd of gevangen werden gezet, is ongetwijfeld het feit dat zij de schitterende hoop die voor hen is weggelegd, in gedachten houden. Paulus vermaande: „Verheugt u in de hoop die voor u ligt” (Rom. 12:12). „Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft [Christus] een martelpaal verduurd, schande verachtend.” Wanneer christenen zijn voorbeeld volgen, zullen zij het kunnen vermijden moe te worden en in hun ziel te bezwijken (Hebr. 12:2, 3). Jehovah helpt de getrouwen in tijden van verdriet of moeilijkheden, zoals in Psalm 37:39, 40 (NW) wordt aangetoond, waar staat: „De redding der rechtvaardigen is van Jehovah afkomstig; hij is hun vesting in tijd van nood. En Jehovah zal hen helpen en hun ontkoming verschaffen. Hij zal hun ontkoming verschaffen van de goddelozen en hen redden, omdat zij tot hem hun toevlucht hebben genomen.” De leden van het geestelijke lichaam van Christus die in getrouwheid zijn gestorven, hebben een opstanding tot hemels leven ontvangen, waardoor de onvolmaakte menselijke emoties die zij eens hebben gehad en die hun wellicht verdriet hebben bezorgd, reeds zijn weggenomen. De „grote schare” getrouwe christenen die thans een aardse hoop bezitten, hebben het vooruitzicht uiteindelijk menselijke volmaaktheid te bereiken, die stellig niet met buitengewoon schadelijke emoties gepaard zal gaan. — Openb. 7:9, 10.
20. Hoe kunt u zich getroost voelen?
20 Houd altijd Jehovah’s rechterlijke beslissingen in gedachten, want dan zult u zich getroost voelen (Ps. 119:52, NW). Put troost uit de Schrift en laat u erdoor helpen. Laat de bijbel u opmonteren, net als schitterende, kalmerende muziek. Zorg ervoor dat u geregeld tot degenen op de gehele aarde behoort die gelukkig blijven door Jehovah lof te zingen. „Looft Jah, want het is goed onze God te bezingen met melodieën; want het is aangenaam — lofzang is passend.” — Ps. 147:1, NW.