Maakt de gave van tongen deel uit van het ware christendom?
„TOEN ik hem in tongen hoorde bidden, had ik het gevoel dat er een elektriserende lading in de lucht hing”, zei Bill nadat hij en zes anderen vóór de predikant, vlak bij het kerkaltaar, waren samengekomen. Zijn zulke ervaringen een herhaling van de werking van de heilige geest in de eerste eeuw? Vormen ze een identificerend kenmerk van de religie van de bijbel? Wij kunnen bevredigende antwoorden vinden door de Schrift zorgvuldig te onderzoeken.
Het bijbelse verslag onthult dat er, als er wonderbaarlijke gaven van de geest werden doorgegeven, ten minste een van de twaalf apostelen of de apostel Paulus bij aanwezig was. Het eerste van de drie opgetekende gevallen waarbij in tongen of talen werd gesproken, deed zich voor onder 120 discipelen van Jezus die met Pinksteren 33 G.T. in Jeruzalem bijeenwaren (Handelingen 2:1-4). Drie en een half jaar later ontving een groep onbesneden Italianen, terwijl zij naar Petrus’ toespraak luisterden, de geest en gingen zij „in talen spreken en God grootmaken” (Handelingen 10:44-48). En negentien jaar na Pinksteren, rond het jaar 52 G.T., sprak Paulus tot een groep in Efeze en legde hij twaalf discipelen de handen op. Ook zij „gingen in talen spreken en profeteren”. — Handelingen 19:6.
Waarom de gave van tongen of talen?
Vlak voordat hij naar de hemel opsteeg, zei Jezus tot zijn volgelingen: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als . . . tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8). Merk op dat hij hiermee een aanwijzing gaf omtrent de manier waarop dit gigantische getuigeniswerk volbracht zou worden — met de hulp van de heilige geest.
De moderne communicatietechnieken waardoor wij boodschappen in vele talen over de hele wereld kunnen sturen, bestonden in die tijd nog niet. Het goede nieuws moest hoofdzakelijk door het gesproken woord verbreid worden, en hierbij zou de wonderbaarlijke gave van het spreken in vreemde talen zeer nuttig blijken te zijn. Dat was het geval toen de eerste-eeuwse christenen met Pinksteren 33 G.T. tot joden en proselieten in Jeruzalem predikten. Parthen, Meden, Elamieten, Kretenzers, Arabieren, bewoners van Mesopotamië, Judea, Kappadocië, Pontus en het district Asia, alsook de daar tijdelijk verblijvende mensen uit Rome, hoorden in hun eigen taal „over de grote daden van God” spreken en begrepen wat er gezegd werd. In korte tijd werden 3000 mensen gelovigen. — Handelingen 2:5-11, 41.
Iets wat vaak over het hoofd gezien wordt, is het feit dat het spreken in talen slechts een van de negen werkingen van de heilige geest was die de apostel Paulus in zijn brief aan de christenen in Korinthe vermeldde. Hoewel Paulus het spreken in talen als een minder belangrijke gave bezag, was het voor de vroege gemeente waardevol bij de verbreiding van het goede nieuws omtrent Gods hemelse koninkrijk. Het was een van de „gaven” die bijdroegen tot de numerieke groei en de opbouw van de jonge gemeente van christenen. — 1 Korinthiërs 12:7-11; 14:24-26.
De verschillende werkingen van de heilige geest in de eerste eeuw, met inbegrip van het spreken in talen, vormden ook een zichtbaar bewijs dat God niet langer de 1500 jaar oude gemeente Israël als zijn speciale volk gebruikte. Zijn goedkeuring rustte nu ontegenzeglijk op de nieuwe christelijke gemeente, die door zijn eniggeboren Zoon was opgericht. — Vergelijk Hebreeën 2:2-4.
Deze manifestaties van de geest waren de belangrijkste bouwstenen om de jonge christelijke gemeente stevig te bevestigen en te helpen tot volwassenheid te groeien. Paulus legde uit dat deze wonderbaarlijke gaven, nadat ze hun doel hadden gediend, zouden ophouden: „Hetzij er gaven van profeteren zijn, ze zullen worden weggedaan; hetzij er talen zijn, ze zullen ophouden.” — 1 Korinthiërs 13:8.
Ja, uit de bijbel blijkt duidelijk dat de gave van talen zou ophouden. Maar wanneer? In Handelingen 8:18 wordt onthuld dat de gaven van de geest „door middel van de handoplegging van de apostelen” werden ontvangen. Kennelijk zou het doorgeven van de gaven van de geest — met inbegrip van het spreken in talen — dus met de dood van de laatste apostel ophouden. Bijgevolg zou de wonderbaarlijke gave verdwijnen wanneer ook zij die deze gaven van de apostelen hadden ontvangen, van het aardse toneel verdwenen. Dan zou de christelijke gemeente tijd gehad hebben om vaste voet te krijgen en zou ze zich tot veel landen hebben uitgebreid.
„Onbekende talen” en de uitleg ervan
De huidige herleving van het spreken in tongen of talen is „door sommigen beschouwd als de emotionele uitspatting van onevenwichtige mensen die graag de aandacht op zichzelf willen vestigen, terwijl anderen het als identiek beschouwen met het verschijnsel van het spreken in talen in apostolische tijden”. Bij hedendaagse kerkelijke bijeenkomsten waar het spreken in „onbekende talen” plaatsvindt, gaat dat gewoonlijk gepaard met een extatische uitbarsting van onverstaanbare klanken. Daarom bekende één persoon: „Ik gebruik mijn gave van het spreken in tongen meestal als ik alleen ben, om zelf te mediteren. . . . Ik voel me wat beschaamd in de aanwezigheid van anderen.” Iemand anders vertelde: „Ik hoor mijn eigen woorden, ik begrijp ze niet, maar ik voel voortdurend dat mijn tong ertoe gedwongen wordt te spreken.”
Wat voor informatie van werkelijke waarde wordt door zulke onbekende talen overgebracht, en hoe staat het met een eventuele uitleg ervan? Zij die deze woorden beweren uit te leggen, hebben verschillende verklaringen voor dezelfde onverstaanbare uitingen gegeven. Vanwaar dat verschil? Zij redeneren die ongelijkheid weg door te zeggen dat „God aan de ene persoon de ene uitleg van de woorden heeft gegeven en aan de andere persoon een andere uitleg”. Iemand erkende: „Ik heb gevallen opgemerkt waarin de uitleg niet zo nauwkeurig was.” D. A. Hayes maakte in zijn boek The Gift of Tongues melding van een geval waarbij een man weigerde de woorden van een vrouw die in een onbekende taal sprak, uit te leggen omdat „zij de meest walglijke taal bezigde”. Wat een verschil met het spreken in talen dat in de eerste eeuw bestond en dat werkelijk tot opbouw van de gemeente was! — 1 Korinthiërs 14:4-6, 12, 18.
Sommigen beweren in deze tijd toch schitterende uitleggingen te hebben gehoord, en zij geloven wellicht oprecht dat God van deze gave gebruik maakt wanneer hij „de mensen een rechtstreekse boodschap wil brengen”. Maar welke boodschap van God hebben wij in deze tijd nodig die ons niet reeds door Jezus Christus en de apostelen is verschaft? Paulus, die zelf gaven van de heilige geest bezat, zei: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust voor ieder goed werk.” — 2 Timotheüs 3:16, 17.
De realiteit is dat de christelijke gemeente niet langer in de kinderschoenen staat, en goddelijke openbaringen of wonderbaarlijke gaven van de geest zijn dus niet langer nodig als bevestiging van haar rol. De bijbel waarschuwt: „Ook al zouden wij of een engel uit de hemel u iets als goed nieuws bekendmaken buiten [„afwijkend van”, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap] hetgeen wij u als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt.” — Galaten 1:8.
Het op wonderbaarlijke wijze in talen spreken is niet langer nodig, en er is geen bijbelse grond om te geloven dat het deel uitmaakt van het ware christendom in deze tijd. Nu de bijbel compleet is en wijd en zijd verkrijgbaar, staat alles wat wij nodig hebben in het Woord van God. Het stelt ons in staat nauwkeurige kennis van Jehovah en van zijn Zoon te verkrijgen, welke kennis tot eeuwig leven leidt. — Johannes 17:3; Openbaring 22:18, 19.
Zelfs in de eerste eeuw was de apostel Paulus genoodzaakt de gemeente in Korinthe te schrijven om hun kijk op de reden waarom de gave van talen aan de vroege christenen gegeven was, te corrigeren. Sommigen waren blijkbaar gefascineerd geraakt door de gave van talen, en zij gedroegen zich als kleine kinderen, in geestelijk opzicht onvolwassen. Er werd te veel belangrijkheid toegekend aan „talen” (1 Korinthiërs 14:1-39). Paulus beklemtoonde dat niet alle christenen in de eerste eeuw op wonderbaarlijke wijze in talen spraken. Het was niet noodzakelijk voor hun redding. Zelfs in de tijd dat de gave van talen bestond, was die ondergeschikt aan het op wonderbaarlijke wijze profeteren. Het spreken in talen was en is geen vereiste voor christenen om eeuwig leven te verwerven. — 1 Korinthiërs 12:29, 30; 14:4, 5.
De kracht achter onbekende talen in deze tijd
Sommigen geloven dat de aandrijvende kracht achter degenen die in deze tijd in tongen spreken, gevormd wordt door charismatische kerkleiders die de leden van hun kudde ertoe opwekken dit vermogen te verkrijgen. In sommige gevallen wordt het veroorzaakt door emotionaliteit en onevenwichtigheid. Cyril G. Williams zegt in Tongues of the Spirit dat het „in veel gevallen een kenmerk van elitisme binnen de groep” is geworden, en dat het iemand „in de ogen van de groep en ook in zijn eigen ogen status en autoriteit” verleent. De beweegreden zou dus het verlangen kunnen zijn om bij de hogere groep te horen die in onbekende talen spreekt.
Donald P. Merrifield, voormalig president van de Loyola University, merkte op dat „het spreken in tongen een hysterische, of, volgens sommigen, een duivelse ervaring kan zijn”. De geestelijke Todd H. Fast zei: „Het spreken in talen is aanvechtbaar. De duivel heeft vele wegen om op ons in te werken.” De bijbel zelf waarschuwt dat Satan en zijn demonen in staat zijn mensen te beïnvloeden en hun spraak te beheersen (Handelingen 16:17, 18). Jezus trad op tegen een demonische geest die een man ertoe had gebracht te schreeuwen en die hem op de grond had doen vallen (Lukas 4:33-35). Paulus waarschuwde dat ’Satan zich zou veranderen in een engel des lichts’ (2 Korinthiërs 11:14). Zij die in deze tijd de gave van tongen nastreven, een gave die God zijn volk niet langer verleent, stellen zich in werkelijkheid open voor misleiding door Satan, die, zo worden wij gewaarschuwd, „elk krachtig werk en leugenachtige tekenen en wonderen” zou gebruiken. — 2 Thessalonicenzen 2:9, 10.
Talen — en het ware christendom
De eerste-eeuwse christenen die de gave van het spreken in tongen of talen ontvingen, gebruikten die om de grote daden van God te verklaren. De nadruk werd gelegd op de noodzaak om de boodschap die in een taal werd overgebracht, duidelijk uit te leggen zodat ze door iedereen begrepen kon worden en tot opbouw van velen zou zijn (1 Korinthiërs 14:26-33). Paulus waarschuwde: „Indien gij door middel van de tong geen gemakkelijk te begrijpen woorden spreekt, hoe zal men dan weten wat er wordt gesproken? Gij zult feitelijk in de lucht spreken.” — 1 Korinthiërs 14:9.
Hoewel de geest van God de vroege christenen de gave van talen verleende, gingen zij daardoor geen onverstaanbaar of onvertaalbaar gebrabbel uiten. In overeenstemming met de raad die Paulus gaf, verschafte de heilige geest spraak waardoor het goede nieuws sneller „in heel de schepping die onder de hemel is, werd gepredikt”. — Kolossenzen 1:23.
Jezus Christus gaf in verband met deze laatste dagen van het huidige samenstel het gebod: „Eerst [moet] in alle natiën het goede nieuws [van het opgerichte Koninkrijk] worden gepredikt” (Markus 13:10). Net als in de eerste eeuw moet heel de schepping de boodschap van het Koninkrijk horen. Dit is mogelijk doordat de bijbel nu in zijn geheel of in gedeelten in bijna 2000 talen is vertaald. Dezelfde geest waarmee de vroege christenen vervuld werden zodat zij vrijmoedig en onverschrokken spraken, steunt nu het grote en wonderbaarlijke predikingswerk van de huidige gemeente van Jehovah’s Getuigen. Door het gesproken woord en door gebruik te maken van moderne druktechnieken om de schriftuurlijke waarheid in gedrukte vorm beschikbaar te stellen, spreken zij de „zuivere taal”. Deze boodschap gaat uit naar meer dan 200 landen en eilanden. Jehovah’s Getuigen vormen het enige volk dat er door Gods geest toe bewogen wordt bekendheid te geven aan al de grote daden van God. — Zefanja 3:9; 2 Timotheüs 1:13.
[Illustraties op blz. 7]
Getuigenis geven van huis tot huis in Japan
Getuigenis geven van schip tot schip in Colombia
Hieronder: Bijbelstudie in Guatemala
Onderaan: Getuigenis geven op het platteland in Nederland