8 Nu geschiedde het dat terwijl zij neersloegen en ik overbleef, ik voorts op mijn aangezicht viel+ en het uitschreeuwde en zei: „Ach,+ o Soevereine Heer Jehovah! Stort gij alle overgeblevenen van I̱sraël in het verderf terwijl gij uw woede over Jeru̱zalem uitstort?”+