7 Geef haar net zo veel pijn en rouw als zij eer en schaamteloze weelde heeft gehad. Want ze blijft in haar hart zeggen: “Ik zit als koningin, ik ben geen weduwe en ik zal nooit rouw kennen.”+
7 In de mate dat ze zichzelf verheerlijkt en in schaamteloze weelde geleefd heeft, geeft haar in die mate pijniging en rouw.+ Want in haar hart blijft ze zeggen: ’Ik zit als koningin,+ en ik ben geen weduwe,+ en ik zal nooit rouw zien.’+