Neem de uitnodiging voor het feestmaal aan
1, 2. (a) In welke stad regeerde David als koning over geheel Israël, en op wiens troon zat hij? (b) Waar is de regeerder die door koning David werd voorschaduwd gezeten, en wat zal er dus van mensen op aarde worden verlangd, willen zij van het feestmaal mogen genieten?
IN VERVULLING van de profetie in Jesaja 25:6 (NW) bereidt Jehovah der legerscharen het feestmaal voor alle volken der aarde op „deze berg”, de verheven plaats van zijn hemelse koninkrijk. Op de aardse berg Sion van drieduizend jaar geleden en in de toenmalige stad Jeruzalem regeerde koning David in Jehovah’s naam. Hij vertegenwoordigde Jehovah der legerscharen, die in feite Koning over de natie was, en daarom werd er van koning David op de berg Sion gezegd dat hij op „Jehovah’s troon” zat. Davids wijze zoon Salomo volgde hem op deze troon op (1 Kron. 11:4-9; 29:23 NW). Op de hemelse berg Sion zit de Zoon van God, Jezus Christus, die door koning David werd voorschaduwd, sedert het jaar 1914 van de christelijke jaartelling op de troon, ja, hij zit op Jehovah’s troon, dat wil zeggen, aan Gods rechterhand (Ps. 110:1, 2; Hand. 2:29-36; Openb. 3:21, NW). Door bemiddeling van hem recht God het feestmaal aan.
2 Om die reden moeten de volken op dit aardse grondgebied van Gods koninkrijk indien zij van het feestmaal willen genieten, hun loyaliteit, toewijding en gehoorzaamheid aan dit hemelse koninkrijk van Gods geliefde Zoon schenken. Daarvoor behoeven zij de aarde niet te verlaten en naar de hemel te gaan.
3. Voor wie heeft God dit feestmaal mogelijk gemaakt, en waarom hebben zij het nodig?
3 Jehovah der legerscharen heeft dit feestmaal voor alle volken mogelijk gemaakt door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus. Hoe dan wel? Als volgt: Reeds bijna zesduizend jaar sterven alle mensen en wanneer de dood zijn intrede heeft gedaan, eten en drinken zij niet langer. Om te kunnen eten en drinken, moeten wij in leven zijn en een goede gezondheid houden. Omgekeerd moeten wij om in leven te blijven, eten en drinken. De gehele mensheid heeft zonde en dood geërfd van de eerste mens op aarde, die tegen God, de Schepper, zondigde en nog voordat hij vader was geworden Gods doodsoordeel over zich bracht (Rom. 5:12-14, NW). Omdat de eerste mens opstandig tegen zijn Schepper zondigde, werden hij en zijn vrouw uit hun volmaakte paradijstehuis in de hof van Eden verdreven, om erbuiten te sterven. Het verderven van de aarde, hongersnoden, droogte, honger en gebrek zijn derhalve een uitvloeisel van ’s mensen zondigheid. De christelijke apostel Paulus zegt dan ook: „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood, maar de gave die God schenkt, is eeuwig leven door Christus Jezus, onze Heer.” — Rom. 6:23, NW.
4. Hoe heeft God het feestmaal mogelijk gemaakt door zijn Zoon, en met welke woorden vergeleek de Zoon zichzelf met voedsel?
4 Om de mensheid van de veroordeling der zonde te bevrijden en de straf erop, de dood, weg te nemen, heeft Jehovah God zijn Zoon op aarde een offerandelijke dood laten sterven als de volmaakte man Jezus Christus. Hij stierf kinderloos, waardoor hij zelfs zijn recht om de vader van een volmaakt mensenras op aarde te worden, opofferde. Lang geleden, toen zijn aardse natie Israël door een wildernis trok, werd het leven van de Israëlieten veertig jaar lang in stand gehouden met wonderbaarlijk voedsel. Daarom vergeleek Jezus zijn volmaakte offer met zulk voedsel. Hij zei: „Ik ben het brood des levens. . . . Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid; en werkelijk, het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld.” — Joh. 6:48-51, NW.
5. Waar is het „brood des levens” nu, en wat moeten de volken van de aarde doen, willen zij voor eeuwig eten en leven?
5 Nu is deze Zoon van God, Jezus Christus, in de hemel terug en regeert hij in het hemelse koninkrijk van zijn Vader, in het volledige bezit van de waarde van zijn menselijk offer, het „brood des levens”. Is het dan te verwonderen dat de volken van deze aarde, willen zij voor eeuwig op aarde eten en leven, Gods koninkrijk op de hemelse berg Sion moeten erkennen? Zij moeten Gods regerende Zoon, Jezus Christus, als hun Koning aanvaarden en hem onwrikbare loyaliteit en gehoorzaamheid schenken. Zij moeten dit door geloof doen.
6. (a) Waarom zou het nuttigen van het „brood des levens” op zich zelf al een feestmaal zijn? (b) Welke kanten zijn er aan de vervulling van Jesaja’s profetie over een feestmaal?
6 Het nuttigen van het hemelse „brood des levens” door middel van geloof zou op zich zelf reeds een feest, een feestmaal, voor hen zijn indien het tot eeuwig leven leidt. Welk feestmaal dat thans op aarde wordt aangerecht, ongeacht uit hoeveel gangen het bestaat, schenkt de aanzittenden eeuwig leven? Zij die buigen voor Gods koninkrijk, waarover zijn Zoon regeert, zullen echter niet slechts door middel van geloof eten. Zij zullen zelfs in de letterlijke zin van het woord heerlijk aards voedsel eten om dat leven voor eeuwig in stand te houden, in vrede, gezondheid en geluk. Jesaja’s profetie over een feestmaal dient niet geheel en al in geestelijke zin opgevat te worden; ze heeft ook een letterlijke kant. De loyale en gehoorzame volken zullen letterlijk schotels eten die rijk aan olie zijn, als het ware „vol merg”, om het hart te versterken en het gezicht te doen glanzen. Zij zullen wijn drinken die op de droesem oud geworden is en geklaard is, om hun hart blij te maken (Ps. 104:14, 15). Dit zal geen nadelige gevolgen hebben.
7. Hoe voorzegt Psalm 72 de welvarende toestanden die er onder het koninkrijk van Gods geliefde Zoon op aarde zullen heersen?
7 De profetieën spreken over de welvarende toestanden die er onder de koninklijke regering van Gods geliefde Zoon op aarde zullen heersen. In de profetische psalm betreffende koning Salomo staat geschreven: „Hij zal neerdalen als de regen op het gemaaide gras, als overvloedige regenbuien die de aarde natmaken. In zijn dagen zal de rechtvaardige uitspruiten, en overvloedige vrede totdat de maan niet meer is. En hij zal onderdanen hebben van zee tot zee en van de Rivier tot de einden der aarde. Er zal volop graan op aarde komen; op de top van de bergen zal er een overvloedige hoeveelheid zijn. Zijn vrucht zal zijn als op de Libanon, en zij die uit de stad afkomstig zijn, zullen bloeien als de plantengroei van de aarde” (Ps. 72:6-8, 16, NW). De regering van koning Salomo werd door een dergelijke periode van overvloed gekenmerkt, maar Jezus Christus, die door Salomo werd voorschaduwd, is groter dan Salomo (Matth. 12:42, NW). Daarom zal er op aarde onder Christus’ koninkrijk een overvloed worden voortgebracht welke die van koning Salomo’s tijd ver overtreft.
PARADIJS HERSTELD, ZAL ZICH OVER DE GEHELE AARDE UITSTREKKEN
8. Welke verandering zal er, in overeenstemming met Jezus’ woorden tot de welwillende boosdoener die aan de paal stierf, op aarde onder het Koninkrijk plaatsvinden?
8 Voor deze overvloed, die ruimschoots toereikend zal zijn om de honger van de gehele mensheid te stillen en in haar overige lichamelijke behoeften te voorzien, zullen er, vergeleken bij de huidige toestanden, radicale veranderingen op aarde nodig zijn. In het aardse Paradijs, waarin God de eerste man en vrouw in hun volmaakte, zondeloze toestand een plaats gaf, heerste geen gebrek aan voedsel. Dit Paradijs zal onder Christus’ koninkrijk, dat op de hemelse berg Sion regeert, worden hersteld en tot de uiteinden der aarde worden uitgebreid. Daardoor zal het niet te klein zijn om de gehele mensheid te herbergen. De woorden die de stervende Jezus Christus op die sombere 14de Nisan van het jaar 33 n. Chr. tot de welwillende man richtte die aan een paal naast hem was gehangen, hadden dus een wonderbaarlijke betekenis. Jezus zei namelijk: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” — Luk. 23:43, NW; Ro.
9. Welke profetische beschrijving geeft Psalm 65 van dit paradijs, dat zich over de gehele aarde zal uitstrekken?
9 De schoonheid en overvloed die onder Gods koninkrijk in dit paradijs, dat zich over de gehele aarde zal uitstrekken, zullen heersen, gaan onze verbeelding te boven. Een profetische beschrijving ervan wordt in de vijfenzestigste psalm gegeven, welke tot God in Sion is gericht. Een gedeelte ervan luidt: „Gij bezoekt het land en verleent het overvloed, Gij maakt het zeer rijk. De beek Gods is vol water, Gij bereidt hun koren. Ja, zo bereidt Gij alles [de aarde, NW]. Gij drenkt zijn voren, Gij doorvochtigt zijn kluiten, door regenstromen maakt Gij het week; Gij zegent zijn gewas. Gij kroont het jaar van uw goedheid, uw sporen druipen van vet; de dreven der steppe druipen, de heuvelen omgorden zich met gejuich; de landouwen zijn bekleed met kudden, de dalen tooien zich met koren: zij jubelen elkander toe, ook zingen zij.” — Ps. 65:2, 10-14 1, 9-13.
10. Wat zal de aarde volgens Psalm 67 dan geven, en hoe komt dit?
10 Aan deze beschrijving voegt Psalm 67:6, 7 (NW) nog toe: „Ja, de aarde zal stellig haar gewas geven; God, onze God, zal ons zegenen. God zal ons zegenen, en alle einden der aarde zullen hem vrezen.”
11. In welke zin zal Micha 4:3, 4 als profetie worden verwezenlijkt?
11 In die vreedzame wereld zonder oorlogen zal de profetie in Micha 4:3, 4 ook in letterlijke zin verwezenlijkt worden: „Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen den oorlog niet meer leren. Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van den HERE der heerscharen heeft het gesproken.”
MEER DAN STOFFELIJK VOEDSEL
12. Zal het voor de mensheid onder Gods koninkrijk voldoende zijn als er in stoffelijk voedsel wordt voorzien, en wat zei Jezus over de levensbehoeften?
12 Voor alle volken die door zijn Zoon Jezus Christus met leven onder Gods koninkrijk worden begunstigd, zal in meer dan louter stoffelijk voedsel en stoffelijke drank worden voorzien. In deze tijd kan zelfs de mens die op het gebied van voedsel en drank alles heeft wat zijn hartje begeert, met inbegrip van dat wat zijn geneesheren hem voor zijn gezondheid voorschrijven, zich niet voor eeuwig in leven houden. Nu is er meer nodig dan stoffelijk voedsel en ook dan, onder Gods koninkrijk, zal er meer nodig zijn dan letterlijk voedsel. Zelfs nadat Jezus Christus veertig dagen had gevast, haalde hij nog Gods eigen woorden aan en zei hij: „Er staat geschreven: ’De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt’” (Matth. 4:4, NW; Deut. 8:3). Nog harder dan stoffelijk voedsel hebben wij geestelijk voedsel nodig, en dit geestelijke voedsel is het Woord van God. Zijn Woord bestaat uit zijn instructies en geboden, die ons ervan in kennis stellen wat wij moeten doen. In harmonie met zijn Woord leven en zijn wil doen, dát is het ware leven-onderhoudende voedsel en de ware leven-onderhoudende drank voor de mensheid.
13. Wat zei Jezus over zijn eigen voedsel en over de ontoereikendheid van stoffelijke overvloed met betrekking tot het leven?
13 De grootste man die ooit op aarde heeft geleefd, namelijk Jezus Christus, heeft hierop gewezen. Een andere keer dat hij honger had, zei hij, voordat hij het stoffelijke voedsel at dat hem werd aangeboden: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Joh. 4:34, NW). Toen Jezus waarschuwde voor het gevaar, aan het materialisme ten prooi te vallen, zei hij: „Wacht u voor elke soort van hebzucht, want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit.” „Want de ziel is meer waard dan voedsel en het lichaam dan kleding” (Luk. 12:15, 23, NW). Het gevaar bestaat, vooral bij hen die honger lijden, dat stoffelijk aards voedsel tot een god wordt gemaakt en zij hun buik als god aanbidden.
14. In welke vorm willen hongerige bewoners van India God aan zich zien verschijnen, maar wie nog meer kunnen hun buik tot hun god maken?
14 Jaren geleden wees de Indiase heilige Mahatma Gandhi op de onweerstaanbare neiging bij India’s ondervoede mensenmassa’s, die ten hoogste één maaltijd per dag krijgen, juist dit te doen. In een verklaring die voor publikatie bestemd was, zei hij: „Voor de miljoenen die het zonder twee maaltijden per dag moeten stellen, is de enige aanvaardbare vorm waarin God mag verschijnen, voedsel.” Toch kunnen niet alleen de verhongerende mensenmassa’s maar ook degenen die overvloedig van alles voorzien zijn, stoffelijk voedsel tot een van hun valse goden maken, hun buik als een god behandelen en de ware God en zijn voorzieningen voor eeuwig leven negeren. — Fil. 3:19, NW; New York Times Magazine, 20 december 1959, blz. 28.
15. (a) Waarvoor waarschuwde Mozes de Israëlieten met betrekking tot de tijd na hun komst in het land van melk en honing? (b) Hoe zou Jezus, nu hij in de hemel regeert, over het voor de mensheid onontbeerlijke voedsel denken?
15 De profeet Mozes waarschuwde de Israëlieten voor de waarschijnlijkheid dat zij Jehovah God zouden vergeten wanneer zij het „land vloeiende van melk en honing” in bezit zouden krijgen en van de daar heersende overvloed van goede dingen zouden genieten. Het gevolg zou zijn dat zij tot de aanbidding van andere goden zouden overgaan en zich de vernietiging op de hals zouden halen (Deut. 8:10-20). Dienovereenkomstig heeft Jezus Christus toen hij op aarde was en op het punt stond naar de hemel op te stijgen, zijn getrouwe volgelingen het gebod gegeven naar de verste uithoeken van de bewoonde aarde te gaan en mensen uit alle naties tot discipelen te maken door hun geestelijk voedsel te brengen, namelijk dat wat hij hun had geboden (Matth. 28:18-20; Luk. 24:44-49; Hand. 1:6-11, NW). Als Jezus er zo over dacht toen hij nog als mens hier beneden op aarde was, hoeveel te meer moet hij er dan wel niet zo over denken nu hij als Koning op de hemelse berg Sion regeert?
16. Wat zegt Jesaja 11:1-9 over het geestelijke voedsel onder Christus’ koninkrijk, en wat zal, zoals Jezus zei, leven voor de mensheid betekenen?
16 In overeenstemming hiermee zei de profeet Jesaja betreffende de regering van Jezus als nakomeling van Isaï, de vader van koning David: „Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. . . . Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heiligen berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren den bodem der zee bedekken” (Jes. 11:1-9). Door in de kennis Gods te groeien en in overeenstemming met dit geestelijke voedsel te leven, zullen de bewoners van de aarde eeuwig leven verwerven, want Jezus zelf heeft in gebed tot God gezegd: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 17:3, NW.
DE DODEN ZULLEN AAN HET FEESTMAAL AANZITTEN
17. (a) Welke vrees die vooruitziende mensen thans koesteren, bezat God niet toen hij Adam en Eva in Eden zegende? (b) Het ligt dus in Gods voornemen dat ook wie aan het wereldomvattende feestmaal zullen aanzitten?
17 Vooruitziende deskundigen vrezen thans dat de aarde tegen het eind van deze eeuw of kort daarna door zoveel mensen bewoond zal worden dat de aarde geen bestaansmiddelen voor hen allen kan verschaffen. Zij zijn daarom van mening dat de bevolkingsaanwas geremd zal moeten worden en voor elke generatie tot een bepaald maximum zal moeten worden beperkt. Jehovah God, die een feestmaal voor alle volken heeft voorzegd, koestert een dergelijke vrees echter niet. Toen hij de eerste man en vrouw schiep en hen in de paradijshof van Eden plaatste, zei hij hun veel kinderen voort te brengen, de aarde te vullen en terzelfder tijd te onderwerpen (niet ze te verderven) en heerschappij te voeren over alle lagere vormen van dierlijk leven (Gen. 1:20-28). Nog nooit is de aarde met zoveel schepselen bevolkt geweest als in Jehovah Gods bedoeling lag toen hij tot Adam en Eva sprak. Het koninkrijk van zijn Zoon Jezus Christus zal er echter op toezien dat de aarde wordt gevuld met menselijke schepselen naar Gods beeld en gelijkenis en dat de aarde overal wordt onderworpen ten behoeve van mens en dier. Daarom ligt het in het voornemen van de Almachtige God dat zelfs de doden die nu nog in de graven zijn, aan het wereldomvattende feestmaal zullen aanzitten.
18, 19. Hoe is er, als het ware, een omwindsel over alle volken en een vlechtwerk over alle naties?
18 Onmiddellijk nadat God het feestmaal had aangekondigd, inspireerde hij zijn profeet Jesaja ertoe hieraan toe te voegen: „Op deze berg zal hij stellig het aangezicht van het omwindsel dat alle volken omwindt en het vlechtwerk dat over alle naties gevlochten is, verzwelgen. Hij zal in feite de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen.” — Jes. 25:7, 8, NW.
19 Is het, opdat er onbeperkte, ongemengde vreugde bij Gods feestmaal voor alle volken kan heersen, niet noodzakelijk dat God dit doet? Is er niet iets wat alle volken omwindt als een duisternis waaruit zij onmogelijk kunnen ontsnappen naar gelukkiger omstandigheden waaronder zij zich vrijer en lichter zouden kunnen bewegen? Bestaat er niet een vlechtwerk, een web, dat over alle naties is gevlochten en dat het hun onmogelijk maakt duidelijk te zien, dat hun heldere, ongehinderde kijk op God belemmert, dat verhindert dat zij zijn algehele gunst genieten en dat zich als een veroordeling, als een doodskleed, over hen uitspreidt? De onrustige, ongelukkige en hopeloze toestand van verwarring en verbijstering waarin alle volken en naties thans verkeren, vormt een bevestigend antwoord op deze vraag.
20. Hoe zal God die dingen „op deze berg” verzwelgen?
20 De Almachtige God ziet van boven af neer op het aangezicht van dit omwindsel over alle volken. Hij heeft zich voorgenomen het te verwijderen overeenkomstig zijn belofte alle geslachten der aarde te zegenen. „Op deze berg”, dat wil zeggen, door middel van zijn koninkrijk op de hemelse berg Sion, zal hij deze verduistering, deze stoornis waardoor het licht van zijn heerlijke waarheid niet kan doorschijnen en mensen niet vrij kan maken, verzwelgen (Joh. 8:32; 2 Kor. 6:14-16; 4:4-6, NW). Hij zal dit netwerk der veroordeling dat zich over alle naties heeft uitgebreid wegens aangeboren zonden, geërfd van onze ongehoorzame eerste ouders, verzwelgen. Hij heeft ruimschoots voorzieningen voor het opheffen van deze veroordeling getroffen door het zonden wegnemende offer van het Lam Gods, Jezus Christus, die nu Koning is (Joh. 1:29, 36, NW). Wat een verademing zal dit zijn voor allen die het zullen meemaken!
21. Wie zullen de voordelen van dit alles genieten, en wat moet God doen, wil hij zijn profetische belofte in Jesaja 25:8 verwezenlijken?
21 Niet alleen de levenden zullen echter hiervan de voordelen genieten, ook de miljarden reeds gestorven mensen. Hoe zou God ’de dood voor eeuwig kunnen verzwelgen’ indien hij de dood die wij van de zondaar Adam hebben geërfd, over al zijn slachtoffers zou laten regeren? Hoe zou God ’de tranen van alle aangezichten kunnen wissen’ indien hij voor mensen die door die grote vijand, de Dood, van hun bloedverwanten en andere geliefden zijn beroofd, dit niet ongedaan zou maken? Wil God zijn profetische belofte verwezenlijken, dan moet hij de doden een opstanding geven, zonder vrees een toestand van overbevolking op aarde te veroorzaken. Gezien zijn wijsheid en macht zal de aarde door de opstanding van de doden niet overvol worden.
22, 23. (a) Is de belofte in Jesaja 25:8 met het oog op Paulus’ aanhaling uit deze profetie alleen op de 144.000 van toepassing? (b) Waar nog meer wordt een deel van deze profetie geciteerd, in welke verband en als waarborg waarvoor?
22 Het voor eeuwig verzwelgen van de dood zal niet beperkt blijven tot de 144.000 medeërfgenamen die met Jezus Christus het hemelse koninkrijk beërven en op wie de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 15:54 (NW) deze glorierijke profetie eerst van toepassing bracht. Deze 144.000 personen die van de aarde zijn verlost, zijn niet de enigen die gestorven zijn of nog zullen sterven. Wil de dood voor eeuwig verzwolgen worden, dan moet ze met betrekking tot alle overige leden van de mensheid worden weggewist, en dat zal ook gebeuren. In het op één na laatste hoofdstuk van het allerlaatste bijbelboek, Openbaring 21:4, wordt een deel van Jesaja’s profetie aangehaald. Waarom? Om ons een laatste waarborg voor de opstanding van de doden te geven. In de Openbaring ziet de apostel Johannes dat Gods hemelse koninkrijk algehele macht over de aarde ontvangt en aardse toestanden hervormt, waardoor er een „nieuwe aarde” ontstaat.
23 Vervolgens hoort Johannes hoe een van Gods troon afkomstige stem Jesaja’s profetie aanhaalt en zegt: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan” (Openb. 21:1-4, Jes. 25:8, NW). Op basis hiervan zullen de doden Gods uitnodiging voor het overvloedige feestmaal kunnen ontvangen en aannemen.
24. Welke bejegening die de leden van Jehovah’s volk nu van de zijde van hun vijanden ondervinden, zal dan van hen worden weggenomen? En waarom?
24 Welke houding zullen de volken dan tegenover God aannemen? Hoe zal hun houding dan tegenover Gods volk zijn? Thans hebben de gelovigen die hun leven door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus aan Jehovah God hebben opgedragen, overal op aarde vele vijanden, door wie zij gesmaad worden. In de registers van rechtbanken en andere openbare instellingen zijn talloze verslagen terug te vinden van gevallen waaruit blijkt hoe Jehovah’s getuigen vervolgd worden. Jezus Christus zelf heeft voorzegd dat het zo zou gaan; als Jehovah’s voornaamste getuige werd hij zelf door de religieuze leiders van zijn tijd gesmaad en wreed ter dood gebracht (Matth. 24:9; 10:22, 23, 34-36, NW). Wanneer voor alle volken, de levenden en de doden, het feestmaal wordt aangerecht, zal er een verandering plaatsvinden. Jesaja 25:8 (NW) laat zien wat het resultaat is wanneer Jehovah al deze liefdevolle dingen voor de mensheid doet, door eraan toe te voegen: „En de smaad van zijn volk zal hij van de gehele aarde wegnemen, want Jehovah zelf heeft het gesproken.” Jehovah zal zijn getuigen stellig rechtvaardigen en bewijzen dat hij de ware God is.
25, 26. Over wie zullen de mensen, in overeenstemming met Jesaja 25:9, dan tevreden zijn, en waarin zullen wij ons in de toekomst verheugen?
25 Allen die zich aan hem hebben opgedragen om zijn volk, zijn getuigen te zijn, zullen dan gelukkig en volkomen tevreden zijn. Dit wordt ons in het volgende vers van de profetie verzekerd met de woorden: „In die dag zal men stellig zeggen: ’Zie! Dit is onze God. Wij hebben op hem gehoopt en hij zal ons redden. Dit is Jehovah. Wij hebben op hem gehoopt. Laten wij blij zijn en ons verheugen in de door hem bewerkte redding.’” — Jes. 25:9, NW.
26 Is dit niet de soort van God die alle rechtgeaarde mensen die waardering bezitten, wensen? Is dit niet de soort van God op wie wij onze hoop kunnen vestigen? Hij zal onze hoop nooit beschamen en wij zullen nooit in onze hoop worden teleurgesteld als wij wachten totdat hij zijn Woord in vervulling laat gaan. Wij kunnen ons reeds in zijn voorzieningen voor onze eeuwige redding verheugen. Daar wij de huidige voordelen ervan niet voor ons zelf kunnen houden, laten wij anderen geestdriftig in onze vreugde delen. En in de toekomst zullen wij ons verheugen in onze eeuwige, algehele redding, die door bemiddeling van zijn regerende koning Jezus Christus door hem bewerkt zal worden.
ALLEN DIE EEN HINDERPAAL VORMEN VOOR EEUWIG VERWIJDERD
27, 28. (a) Wat is de grote hinderpaal waarvan wij nog gered moeten worden? (b) Als symbool waarvan wordt de natie Moab hier gebruikt, en wat zegt Jesaja 25:10-12 erover?
27 Op het ogenblik staat de volledige verwezenlijking van dit feestmaal voor alle volken een grote hinderpaal in de weg. Deze hinderpaal moet weggenomen worden; wij moeten er nog van gered worden. Beseffen wij wat deze hinderpaal is? Het is de onderdrukkende, goddeloze organisatie van de grootste levende vijand van de mens, Satan de Duivel. Deze organisatie moet nog vernietigd worden. Het zichtbare deel ervan moet met geweld van de aarde worden verwijderd, want de aarde behoort God, de Schepper, toe en vormt het grondgebied van zijn koninkrijk. De algehele verwijdering van die zichtbare organisatie wordt in het vijfentwintigste hoofdstuk van Jesaja symbolisch voorzegd. In de dagen van de profeet Jesaja was de natie Moab een onderdeel van Satans zichtbare organisatie en volgde ze een duivelse gedragslijn. Bij tijd en wijle had het volk van de profeet zelf van Moab te lijden gehad en deze natie werd een van de samenzweerders tegen Jehovah’s volk (Ps. 83:3-9 2-8). Jesaja 25:10-12 (NW) vermeldt vervolgens, terwijl Moab als een symbool van de aardse politieke organisatie van de Duivel wordt gebruikt:
28 „Jehovah’s hand zal op deze berg komen te rusten, en Moab moet op zijn plaats worden vertreden zoals wanneer een hoop stro wordt vertreden op een mestvaalt. En Hij moet zijn handen in het midden ervan uitslaan zoals een zwemmer ze uitslaat om te zwemmen, en Hij moet zijn hoogmoed vernederen met de slinkse bewegingen van zijn handen. En de versterkte stad, met uw hoge, veilige muren, moet hij slechten; hij moet ze vernederen, ze in aanraking brengen met de aarde, tot het stof.”
29. (a) Waar zal Jehovah’s hand komen te rusten, en met welk doel? (b) Als wie zal Jehovah zijn handen uitslaan, door middel waarvan, en met welke uitwerking?
29 In vervulling van deze profetie zal de hand van Jehovah der legerscharen op „deze berg”, dat wil zeggen op de hemelse berg Sion, komen te rusten en macht uitoefenen, om af te rekenen met degenen op aarde die zijn aangekondigde feestmaal willen verhinderen. In zijn hoedanigheid van „Here Zebaoth” of „Jehovah der legerscharen” heeft Jehovah machtige vernietigingslegers tot zijn beschikking die onder het bevel staan van zijn Zoon Jezus Christus, de Koning. Onder hen zal de zichtbare politieke organisatie van Satan de Duivel, symbolisch voorgesteld als de natie Moab, worden vertreden, verpletterd, precies zoals een „hoop stro wordt vertreden op een mestvaalt”. Met dergelijke vernietigingslegers zal Jehovah der legerscharen de zichtbare politieke organisatie van de Duivel verwoestende slagen toebrengen, zoals een zwemmer in oude tijden het water sloeg met opeenvolgende slagen. Haar versterkte toevluchtsoorden met (als het ware) „hoge, veilige muren” zullen worden geslecht en in het stof worden geworpen, om nooit weer te worden herbouwd.
30, 31. (a) Wat moet echter eerst op aarde worden vernietigd, en hoe werd het in de oudheid symbolisch voorgesteld? (b) Wat is daarom de „stad” waarover in Jesaja 25:1-5 profetisch wordt gesproken?
30 Zo zal de zichtbare politieke organisatie van de Duivel van haar trotse hoogte worden geslagen, maar eerst zal Babylon de Grote, het wereldrijk van valse Babylonische religie, voor eeuwig worden vernietigd (Openb. 17:1-18, NW). Het religieuze rijk van Babylon de Grote werd voorschaduwd door de oude stad Babylon op de oevers van de rivier de Eufraat. Deze stad was de vijandige stad bij uitnemendheid in de geschiedenis van het oude Israël. Ze was de grote onderdrukker van Jehovah’s volk. In het jaar 607 v. Chr. verwoestte ze de stad Jeruzalem en haar aan Jehovah opgedragen tempel en deporteerde ze de overlevenden van de Israëlieten naar het verre Babylonische gebied. Daar hield ze hen in slavernij totdat de Perzische veroveraar Kores de Grote hun in 537 v. Chr. de vrijheid gaf nadat hij eerst Babylon als wereldmacht had omvergeworpen. Geen enkele stad komt dus beter overeen met de naamloze stad waarover in de eerste verzen van hoofdstuk vijfentwintig van Jesaja wordt gesproken, dan Babylon de Grote, het onderdrukkende, tirannieke wereldrijk van valse religie. Jehovah vernietigt dit Babylon de Grote. Daarom zegt Jesaja:
31 „O Jehovah, gij zijt mijn God. Ik verhoog u, ik prijs uw naam, want gij hebt wonderbaarlijke dingen gedaan, raadslagen [van Jehovah] uit vroeger tijden, in getrouwheid, in betrouwbaarheid. Want gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte stad tot een afbrokkelende puinhoop, een woontoren van vreemden tot wat geen stad meer is, ja, die tot onbepaalde tijd niet herbouwd zal worden. Daarom zullen zij die een sterk volk zijn u verheerlijken; de stad van de tirannieke naties, zij zullen u vrezen. [Waarom?] Want gij zijt een vesting voor de ootmoedige geworden, een vesting voor de arme in de benauwdheid waarin hij verkeert, een toevlucht voor de stortbui, een schaduw tegen de hitte, wanneer het geblaas van de tirannieken als een stortbui tegen een muur is. Als de hitte in een dor land dempt gij het gedruis van vreemden [de invallende veroveraars], de hitte met de schaduw van een wolk. Ja, de melodie van de tirannieken wordt onderdrukt.” — Jes. 25:1-5, NW.
32. Wat zullen de in leven gebleven ooggetuigen van de vervulling van die profetie doen, en hoe zal Jehovah God dan heersen?
32 Wanneer deze religieuze en politieke onderdrukkers van Jehovah’s volk vernietigd zijn, zullen de ooggetuigen op aarde Jehovah nog geestdriftiger als hun God verhogen. Zij zullen zijn naam prijzen omdat hij hun hoop heeft vervuld en hen heeft gered (Jes. 25:1, 9, NW). Dan zullen er op aarde geen mensen meer zijn die zijn voornemen om voor alle volken een feestmaal van voedzame schotels en kostelijke dranken aan te rechten, dwarsbomen. Jehovah der legerscharen zal als zegevierende Koning in het hemelse Jeruzalem op de hemelse berg Sion regeren, zonder één mededinger op aarde. Hij zal alle vijanden van zijn gezalfde Jezus Christus als een voetbank voor zijn voeten hebben gelegd door hen volkomen te vernietigen. — Ps. 110:1-6; Jes. 24:23, NW.
33. (a) Wat zal Jehovah dan „op deze berg” aanrechten, en wie zullen aanzitten? (b) Hoe kunnen wij derhalve thans gelukkig zijn?
33 Dan zal Jehovah door bemiddeling van zijn regerende Zoon, Jezus Christus, die het „Brood des Levens” is, op de berg van Zijn koninkrijk dit lang geleden beloofde feestmaal voor alle volken aanrechten. De overlevenden van de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon zullen aan dit feestmaal aanzitten, alsook de miljarden menselijke doden die een opstanding zullen krijgen. Zij die waardering hebben, zullen Gods goedgunstige uitnodiging voor het feestmaal dan stellig aannemen en eten en drinken tot eeuwig leven. Hoe gelukkig zijn wij thans indien wij dit goede nieuws overal verbreiden!