De vernietigende kracht van jaloezie
JALOEZIE in bijbelse zin kan de betekenis hebben van een juiste ijver voor wat juist is. Jehovah God is bijvoorbeeld jaloers met betrekking tot zijn goede naam, en hetzelfde kan van zijn toegewijde dienstknechten gezegd worden (Ex. 34:14; 1 Kon. 19:10, 14; Ezech. 39:25). Maar al te vaak is jaloezie echter verkeerd gemotiveerd of in verkeerde banen geleid. Iemand die jaloers is, kan anderen zonder reden wantrouwen of ontstemd zijn over de aandacht die anderen ontvangen, in de mening verkerend dat alleen hij hier recht op heeft.
Een onjuiste jaloezie heeft een vernietigende kracht. Ze kan iemand van zijn tevredenheid beroven en kan toorn en haat kweken. Doktoren hebben bemerkt dat jaloezie een bijzonder schadelijke emotie kan zijn. Een jaloers persoon kan zelfs last krijgen van slapeloze nachten, braken, maagklachten of allerlei andere kwalen. Het is precies zoals de bijbelse spreuk zegt: „Jaloezie is verrotting voor de beenderen.” — Spr. 14:30.
Zulk een jaloezie kan ook de beste verhoudingen verbreken. Dit wordt goed geïllustreerd in het geval van koning Saul van Israël en zijn loyale onderdaan David.
Davids moed om het tegen de Filistijnse reus Goliath op te nemen en hem met een herdersslinger te verslaan, maakte een grote indruk op Saul. Hij gaf David derhalve het bevel over de krijgslieden. In deze hoedanigheid ondersteunde David loyaal Sauls koningschap en behaalde hij talloze overwinningen op de Filistijnen. Ten slotte zwaaide men David in liederen nog meer lof toe dan koning Saul. De Israëlitische vrouwen die de terugkerende zegevierende krijgslieden begroetten, dansten en zongen: „Saul heeft zijn duizenden verslagen, en David zijn tienduizenden.” Saul was hier heel erg gebelgd over en verkeerde in de mening dat de eer die hem als koning toekwam, naar David ging. Dit leidde ertoe dat Saul David met achterdocht ging bezien — als een mededinger naar de troon. — 1 Sam. 17:57, 58; 18:5-9.
Aan de goede verhouding die eens tussen Saul en David had bestaan, kwam een eind. Hoewel er geen reden voor verdenking bestond, vertrouwde Saul David niet langer. Hij geraakte bezeten van de gedachte dat David een bedreiging vormde voor zijn koningschap. Saul nam het vaste besluit hem te doden. David werd er derhalve toe gedwongen als een vluchteling te leven die voor Saul moest vluchten om zijn leven in veiligheid te stellen. — 1 Sam. 18:10-25; 19:9-12.
De soort van jaloezie die koning Saul jegens David ten toon spreidde, kan vermeden worden. Hoe? Door er zorgvuldig op toe te zien dat wij niet al te gevoelig zijn met betrekking tot onze positie, bekwaamheden of reputatie. Als mensen anderen in onze aanwezigheid prijzen, moeten wij niet meteen de conclusie trekken dat zij opzettelijk trachten onze prestaties te kleineren. Ook al schrijven zij anderen ogenschijnlijk grotere prestaties toe, zoals het geval was met wat de vrouwen over David zeiden, dienen wij niet het feit uit het oog te verliezen dat veel dingen in onschuld worden gezegd, zonder de bedoeling vergelijkingen te trekken. Vooral uitspraken die door de emotionele kracht van het ogenblik worden ingegeven, moeten in het licht van de omstandigheden begrepen worden en kunnen niet als een kritische beoordeling van personen worden bezien. Het is derhalve inderdaad verdrietig wanneer zulke verklaringen de basis gaan vormen waarom iemand gebelgd raakt op een ander.
De bijbel toont aan dat liefde de belangrijkste factor vormt om jaloezie te overwinnen. In de Schrift lezen wij: „De liefde is niet jaloers” (1 Kor. 13:4). Indien iemand geneigd is anderen te wantrouwen of gebelgd op hen te zijn wegens de erkenning die hun geschonken wordt, zou hij er goed aan doen degenen op wie hij jaloers is, beter te leren kennen. Hij zou er moeite voor moeten doen hun voortreffelijke eigenschappen te zien en waardering te hebben voor wat zij doen. In plaats van zich op het standpunt te plaatsen dat anderen zijn prestaties in de schaduw stellen, dient hij bereid te zijn te erkennen dat eer moet worden geschonken aan wie deze toekomt. Het is duidelijk dat één persoon niet alles kan doen. Zowel bescheidenheid als het gezonde verstand dienen ons te leren dat het een zegen is wanneer er veel bekwame mensen zijn die zich van verantwoordelijke taken kunnen kwijten.
De man Mozes had in dit opzicht beslist de juiste houding. Toen Eldad en Medad Gods geest ontvingen zonder dat Mozes hierbij aanwezig was, en in het kamp van Israël begonnen te profeteren, werd Jozua, Mozes’ dienaar, jaloers voor zijn „heer”. Jozua was de gedachte toegedaan dat hun profeteren afbreuk deed aan Mozes’ autoriteit en dat hun derhalve het zwijgen opgelegd moest worden. Mozes was echter niet jaloers met betrekking tot het feit dat hij niet langer de enige was ten aanzien van wie Gods geest op een speciale wijze werkzaam was. Hij corrigeerde Jozua met de woorden: „Ik wenste wel dat allen van Jehovah’s volk profeten waren, want Jehovah zou zijn geest op hen leggen!” — Num. 11:10-29.
Maar hoe staat het ermee als de persoon die hooglijk wordt geprezen, deze lof niet werkelijk verdient? Hoe staat het ermee als hij wordt overschat? Dat kan natuurlijk gebeuren. De scherp waarnemende schrijver van Prediker verklaarde: „Dwaasheid is gezet in veel hoge posities, maar de rijken zelf blijven slechts in een lage staat verkeren. Ik heb knechten te paard gezien maar vorsten die net als knechten op de aarde liepen.” — Pred. 10:5-7.
Ten gevolge van menselijke onvolmaaktheid kan het voorkomen dat hoge functionarissen, werkgevers en anderen die autoriteit bekleden, ernstige beoordelingsfouten maken. Misschien bejegenen zij degenen die hard gewerkt hebben en ’vorstelijk’ of edel zijn in hun houding en handelwijze met weinig respect en behandelen zij hen als louter knechten, terwijl zij terzelfder tijd mannen begunstigen die lang niet zo bekwaam zijn. Dit kan erg storend zijn.
Toch wordt er weinig mee gewonnen wanneer men zich over zulke dingen al te druk maakt. Het zou iemand alleen maar van zijn vrede des geestes en des harten beroven. Het zou ook een slechte uitwerking op zijn fysieke gezondheid kunnen hebben. Men doet er daarom veel beter aan, geduldig te wachten. De geïnspireerde psalmist vermaande: „Wacht vol verlangen op [Jehovah]. Betoon u niet verhit over hem die zijn weg succesvol maakt” (Ps. 37:7). Na verloop van tijd zullen zelfs degenen die de fout maken, er wellicht toe gedwongen worden de dwaasheid in te zien.
Wij moeten er ook hard aan werken het te vermijden jaloezie bij anderen op te wekken. De Israëlitische vrouwen die Davids krijgsverrichtingen in hun lied bezongen, hadden er klaarblijkelijk geen idee van dat dit bij koning Saul gevoelens van intense jaloezie zou opwekken. Indien zij echter zorgvuldig over de kwestie hadden nagedacht, zouden zij er misschien voorzichtiger in zijn geweest de indruk te wekken dat zij een onderdaan van de koning meer lof toezwaaiden dan de koning zelf. In het besef dat mensen onvolmaakt zijn, doen wij er goed aan voorzichtig te zijn als wij iemand of zijn prestaties tegenover iemand anders bejubelen. Wij dienen ons ervan te vergewissen dat wat wij zeggen niet door de luisteraar zal worden opgevat als een aanduiding dat hij op een ongunstige wijze wordt vergeleken met degene die hooglijk wordt geprezen.
Gezien de schadelijke uitwerking van onjuiste jaloezie, zullen wij het willen vermijden er zelf voor te zwichten en zullen wij willen voorkomen dat wij de jaloezie van anderen opwekken. Met het oog hierop zullen wij ernaar streven een steeds grotere liefde voor alle soorten van mensen te ontwikkelen, waarbij wij waardering tonen voor hun voortreffelijke eigenschappen en prestaties. Wij dienen ook rekening te houden met de uitwerking die onze woorden en daden op anderen kunnen hebben. Dit zal er veel toe bijdragen ons gelukkig te maken en zal ons helpen in een goede verhouding tot onze medemensen te blijven staan.