Zegevieren in „het laatst der dagen”
„Er [bestaat] een God in de hemel die een Onthuller van geheimen is, en hij heeft . . . bekendgemaakt wat er in het laatst der dagen zal geschieden.” — DANIËL 2:28.
1. (a) In welk opzicht zijn de profetieën van Jeremia, Ezechiël en Daniël van levensbelang voor ons in deze tijd? (b) Waarom zijn die geïnspireerde geschriften bewaard gebleven?
JEREMIA, EZECHIËL, DANIËL — wat een opwindende profetieën brengen deze namen ons in herinnering! Bijna 2600 jaar geleden overleefden deze drie moedige dienstknechten van de Soevereine Heer Jehovah de laatste dagen van een afvallig Jeruzalem, hoewel zij op verschillende plaatsen en onder zeer uiteenlopende omstandigheden dienden. Maar elk van hen profeteerde vanuit zijn eigen positie omtrent gebeurtenissen die hun hoogtepunt zouden vinden in een toekomstig „laatst der dagen”. Die geïnspireerde geschriften zijn bewaard gebleven ter aanmoediging van allen die God en rechtvaardigheid liefhebben, en die de thans ophanden zijnde „grote verdrukking” willen overleven. — Matthéüs 24:3-22; Romeinen 15:4.
2. Waarom had Jeremia kracht van Jehovah nodig?
2 Jeremia profeteerde in Jeruzalem. Toen het onheil naderde, waren zowel regeerders als onderdanen tot wetteloosheid en corruptie vervallen. Daarom maakte Jehovah zijn profeet tot „een versterkte koperen muur” opdat hij pal kon staan te midden van hun verdorvenheid. — Jeremia 15:11, 20; 23:13, 14.
Vredesprofeten
3. Welke leugenachtige woorden spraken de profeten?
3 Bij monde van Jeremia verklaarde Jehovah met betrekking tot Jeruzalems afvallige religieuze leiders: „Luistert niet naar de woorden van de profeten die tot u profeteren. Zij maken dat gij tot ijdelheid wordt. Het visioen van hun eigen hart spreken zij — niet uit de mond van Jehovah. Zij zeggen steeds tot degenen die mij met minachting bejegenen: ’Jehovah heeft gesproken: „Vrede zult gij krijgen.”’” Die valse profeten zeiden: „Er is vrede! Er is vrede!” terwijl er geen vrede was. — Jeremia 23:16, 17; 6:14.
4. Aan welke hoop klampen velen in de christenheid zich vast?
4 Zo zijn er ook in de afvallige christenheid in deze tijd vredesprofeten. Velen van hen klampen zich vast aan dat wat door paus Paulus VI werd beschreven als „de laatste hoop op eendracht en vrede”, namelijk de Verenigde Naties. Binnenkort zal die organisatie 1986 uitroepen tot het Internationale Jaar van de Vrede. De Heilige Stoel heeft te kennen gegeven aan dat Jaar te zullen deelnemen en verklaarde „de hoop te koesteren dat dit Jaar de gewenste resultaten zal opleveren en een belangrijke stap zal betekenen in het tot stand brengen van vredige betrekkingen tussen volken en natiën”. Maar is het realistisch te verwachten dat de natiën ware vrede tot stand zullen brengen?
5. Wat voorzegt Jehovah, en hoe zal dit in „het laatst der dagen” in vervulling gaan?
5 God zelf beschrijft wat er zal gebeuren: „Ziet! De storm van Jehovah, louter woede, zal stellig losbarsten, ja, een wervelstorm. Op het hoofd van de goddelozen zal hij neerwervelen. De toorn van Jehovah zal zich niet afkeren, totdat hij volvoerd en totdat hij verwezenlijkt zal hebben de denkbeelden van zijn hart. In het laatst der dagen zult gij met verstand daarop letten [of: „zal dit u duidelijk worden”, WV]” (Jeremia 23:19, 20; zie ook 30:23, 24). Ja, het zal de leiders van de valse religie duidelijk worden wat „het laatst der dagen” voor hen betekent. Maar alle aandacht die zij er dan aan schenken, zal te laat zijn! — Vergelijk Openbaring 18:10, 16; 19:11-16; Matthéüs 24:30.
6. Welke gelukkige afloop zal er voor velen zijn?
6 Gelukkig echter zijn er veel voormalige gevangenen van valse religie die ’er wel op letten’. Zij geven gehoor aan de oproep: „Gaat uit van haar [de valse religie], mijn volk”, aangezien zij niet in haar zonden willen delen noch een deel van het oordeel willen ontvangen dat God aan haar voltrekt. Indien u tot deze personen behoort, blijf dan acht slaan op wat Gods Woord zegt over „het laatst der dagen” en het glorierijke tijdperk van vrede dat erop volgt. — Openbaring 18:2, 4, 5; 21:3, 4.
Aanval door Gog
7. Onder wat voor omstandigheden profeteerde Ezechiël?
7 Hoe vergaat het Gods eigen volk in „het laatst der dagen”? Laat de profeet Ezechiël het ons vertellen. Toen hij nog jong was, kende hij Jeremia ongetwijfeld, maar toen werd Ezechiël naar Babylonië weggevoerd. Daar, aan de rivier de Kebar, kreeg hij in 613 v.G.T. de opdracht om ten behoeve van de joden die zich in ballingschap bevonden, als Jehovah’s profeet en wachter op te treden — een taak waarvan hij zich op zijn minst 22 jaar lang getrouw heeft gekweten. Zijn profetieën handelen echter over een veel latere tijd dan die waarin hij zelf leefde. In de hoofdstukken 37 en 38 vertelt hij over ’Gog van Magog’.
8, 9. (a) Welke belangrijke strijdvraag moet worden beslecht, en wanneer? (b) Wie is Gog, wie volgen hem, en welke politiek streeft hij na? (c) Wat zal Jehovah met Gog doen?
8 Wie is deze ’Gog van Magog’? Welnu, wie is Jehovah’s aartsvijand met wie hij de belangrijkste strijdvraag waar het in „het laatst der dagen” om gaat, namelijk de strijdvraag met betrekking tot de universele soevereiniteit, moet beslechten? Dat is Satan de Duivel, die door de Herder-Koning Jezus Christus, nadat deze in 1914 op de troon was geplaatst, uit de hemel werd geworpen. De vernederde en vertoornde Gog moet zich nu beperken tot een klein geestenrijk, „het land Magog”, in de nabijheid van de aarde. Dit betekent ’wee voor de aarde’, omdat Gog weet dat hem nog weinig tijd rest om zijn schandelijke politiek van ’heers of vernietig’ te bedrijven. — Ezechiël 37:24-28; 38:1, 2; Openbaring 11:18; 12:9-17.
9 Ezechiël geeft de woorden van de Soevereine Heer Jehovah als volgt weer: „Zie, ik ben tegen u, o Gog, gij opperhoofd [wereldheerser] . . . En ik zal u stellig omwenden en haken in uw kaken slaan en u met heel uw krijgsmacht uitvoeren, . . . vele volken met u” (Ezechiël 38:3-6; Johannes 12:31). Ja, Gog heeft vele volken bij zich, want „de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Johannes 5:19). Toch kan Jehovah figuurlijke haken in Gogs kaken slaan om hem te manoeuvreren. Maar waarom doet hij dat, en hoe?
10. (a) Op wie stellen Jehovah’s Getuigen hun vertrouwen, in tegenstelling tot de natiën? (b) Waarom worden Gog en zijn menigte woedend? (c) Wat moeten wij doen om in leven te blijven?
10 Op aanstichting van Gog beweren de supermachten thans dat wereldvrede afhankelijk is van het opslaan van steeds meer afschuwelijke kernwapens. En andere natiën verlenen daaraan hun steun. Maar Gods volk, „dat uit de natiën vergaderd is”, wijst wapens van geweld af. Jehovah’s Getuigen vormen de enige „natie” op aarde die naar waarheid kan zeggen: „Op God vertrouwen wij” (Jesaja 2:4; 31:1; Spreuken 3:5). Deze vredelievende getuigen van Jehovah ’wonen in zekerheid, allen wonend zonder muur, en zij hebben zelfs geen grendels en deuren’. Zij ’wonen op het middelpunt der aarde’, want in alle natiën staan zij in het middelpunt van de belangstelling als het enige volk dat zich niet door Gog heeft laten inpalmen (Ezechiël 38:11, 12). Daarom voert de woedende Gog van Magog zijn gehele demonische organisatie naar het strijdtoneel. Als een brullende leeuw maakt de vernederde Satan zich op voor een groots opgezette aanval. Om in leven te blijven, moeten wij allen ’ons standpunt tegen hem innemen, vast in het geloof’. — 1 Petrus 5:8, 9.
11. Hoe zal Jehovah ’Gog tegen Zijn land brengen’, en met welk doel?
11 Jehovah geeft Ezechiël de opdracht: „Daarom, profeteer, o mensenzoon, en gij moet tot Gog zeggen: ’Dit heeft de Heer Jehovah gezegd: „Zal het niet zijn op die dag wanneer mijn volk [het geestelijke] Israël in zekerheid woont, dat gij het zult weten?”’” Gog en zijn menigte zijn afgunstig op de zekerheid en de voorspoed die zij in deze tijd onder Jehovah’s Getuigen zien. Zij zijn woedend dat de Getuigen zich ’niet tot een deel van Satans wereld’ maken. Aldus wordt Gog door Jehovah gehoond en ertoe aangezet de weerloze Getuigen aan te vallen. Jehovah zegt tot Gog: „Gij zult zeker optrekken tegen mijn volk Israël, gelijk wolken om het land te bedekken. In het laatst der dagen zal het geschieden, en ik zal u stellig tegen mijn land brengen, opdat de natiën mij kennen wanneer ik mijzelf voor hun ogen in u heilig, o Gog.” — Ezechiël 38:14, 16; Johannes 17:14, 16.
12. Waar loopt volgens Ezechiël 38:18-23 Gogs aanval op uit?
12 De woedende Gog trekt op om het welvarende „land” van Jehovah’s volk binnen te vallen. Is Gog echter de enige die woedend is? Hoe is het gesteld met de woede van de Soevereine Heer Jehovah tegen Gog en degenen die zich door hem laten misleiden? In Ezechiël 38:18-23 beschrijft Jehovah hoe hij ’zichzelf heiligt in de ogen van de natiën’ door Gog te verdelgen en Zijn loyale dienstknechten te redden. Tot besluit van het verslag van zijn overwinning op Gog en diens menigte verklaart de Soevereine Heer zelf: „Zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” Zijn glorierijke naam is gerechtvaardigd!
’Geheimen onthuld’
13. Hoe heeft Daniël jeugdige Getuigen een voortreffelijk voorbeeld gegeven?
13 Terwijl Ezechiël vlak bij Babylon te midden van de verbannen joden profeteerde, werd de jeugdige Daniël, die van vorstelijke joodse afkomst was, opgeleid aan het koninklijke hof van Nebukadnezar. Daar stelde hij als iemand die zijn rechtschapenheid bewaarde alle jonge dienstknechten van Jehovah in deze tijd een voortreffelijk voorbeeld. — Daniël 1:8, 9.
14. In welke kwestie gaf de jeugdige Daniël alle eer aan God?
14 In het tweede jaar na de val van Jeruzalem raakte Nebukadnezar verontrust door een droom. Toen hij wakker werd, kon hij zich de droom niet eens meer herinneren. Maar de godvrezende Daniël maakte de koning zowel de droom als de uitleg ervan bekend. Daarvoor gaf hij alle eer aan God, want hij zei tot de koning: „Er [bestaat] een God in de hemel die een Onthuller van geheimen is, en hij heeft koning Nebukadnezar bekendgemaakt wat er in het laatst der dagen zal geschieden” (Daniël 2:28). Wat leren wij van de droom en de toepassing ervan op „het laatst der dagen”?
15, 16. Wat is de uitleg van Nebukadnezars droom?
15 Hier zien wij een kolos, een reusachtig beeld, dat grotendeels uit verschillende opeenvolgende metalen bestaat. Daniël legt uit dat deze metalen een reeks koninkrijken vertegenwoordigen, en hij vertelt Nebukadnezar: „Gijzelf zijt het hoofd van goud”, waarmee hij klaarblijkelijk op de Babylonische dynastie doelde. Er volgen andere wereldmachten: de zilveren borst en armen stellen Medo-Perzië voor, de koperen buik en dijen Griekenland, de ijzeren benen Rome en, later, de Brits-Amerikaanse wereldmacht (Daniël 2:31-40). Tijdens de hele duur van de „bestemde tijden der natiën”, van 607 v.G.T. tot 1914 G.T., hebben deze machten de scepter gezwaaid in het koninkrijk van ’de god van deze wereld’. — Lukas 21:24; 4:5, 6; 2 Korinthiërs 4:4.
16 Maar „in het laatst der dagen” treedt „het nageslacht der mensen”, de gewone man, op de voorgrond. In veel landen moeten koningen, keizers en tsaren plaats maken voor revolutionaire en democratische heersers. Het menselijk wanbestuur van de aarde wordt een mengelmoes van hardvochtige dictaturen en plooibaarder democratische regeringsvormen. Net als ijzer en leem laten die zich niet mengen. Zelfs in de Verenigde Naties kleven ze niet aaneen maar putten ze zich veeleer uit in woedende debatten en bedreigingen. Werkelijk, ’het koninkrijk blijkt verdeeld te zijn’. — Daniël 2:41-43.
17. Hoe gaat deze profetie in „het laatst der dagen” in vervulling?
17 Aldus bereikt de strijdvraag inzake de wereldheerschappij in „het laatst der dagen” haar hoogtepunt. En wat is de oplossing? Kijk! Gods Messiaanse koninkrijk is in 1914 in beweging gezet en spoedt zich onweerstaanbaar voort. Het is de „steen” die uit de „berg” van Jehovah’s universele soevereiniteit is gehouwen. Geen enkele menselijke politicus heeft daar zitting in! Daar komt het, precies in de juiste baan, met stipte nauwkeurigheid. Op Gods bestemde tijd verbrijzelt het de voeten van het beeld en vermaalt het de gehele kolos tot poeder. Als kaf in de wind wordt de menselijke heerschappij weggevoerd, en er blijft geen spoor van over. Maar de „steen” — het koninkrijk van de grote God en zijn Christus — wordt een grote berg die de gehele aarde vult. Dat koninkrijk ’zal nooit te gronde worden gericht en nooit aan een ander volk worden overgedragen’. Het zal eeuwig blijven bestaan. Wat zijn wij Jehovah dankbaar voor zijn vroegtijdige ’onthulling’ van zulke geheimen! — Daniël 2:29, 44, 45.
Hedendaagse ’botsingen’
18. (a) Welk visioen kreeg Daniël later? (b) Wat is er opmerkelijk aan dit visioen?
18 Daniël had echter nog meer te zeggen over menselijke heerschappij en „het laatst der dagen”. Ongeveer zeventig jaar nadat hij Nebukadnezars droom had bekendgemaakt, was de bejaarde Daniël nog steeds in Babylon, maar nu diende hij onder Cyrus, de koning van Perzië. Toen hij zich aan de oever van de rivier de Hiddekel bevond, verscheen er een engel aan hem die zei: „Ik ben gekomen om u te doen onderscheiden wat uw volk in het laatst der dagen zal overkomen, want het visioen is nog voor de toekomende dagen” (Daniël 10:14). Vervolgens gaf de engel een zeer gedetailleerde beschrijving van regeerders en gebeurtenissen die een rol zouden spelen in de geschiedenis van de Perzische, Griekse, Egyptische, Romeinse, Germaanse, Anglo-Amerikaanse en socialistische regeringsvormen. Hoe opmerkelijk is het dat al die geschiedenis, die meer dan 2500 jaar beslaat, van tevoren opgetekend kon worden! Het geeft ons groot vertrouwen in het geïnspireerde profetische Woord van Jehovah God!a
19. Welke hedendaagse gebeurtenissen worden in de profetie voorzegd?
19 Deze profetie vertelt dat er mettertijd twee supermachten zouden verschijnen, „de koning van het zuiden” en „de koning van het noorden”. Uiteindelijk, zo zegt de engel, zal de noordelijke koning „zich grootmaken boven elke god; en tegen de God der goden zal hij wonderbaarlijke dingen spreken” — geen gunstige dingen, want ’heerlijkheid geeft hij aan de god der vestingen’. Tegenover deze pocherige „koning” staat „de koning van het zuiden”, die ook grote militaire macht bezit. Zoals voorzegd, komen deze twee koningen met elkaar ’in botsing’. De hedendaagse koude oorlog tussen de supermachten wordt hier goed door geïllustreerd. Soms ’botsen’ ze nogal hard wanneer ze over een of ander kernwapenakkoord debatteren, terwijl ze terzelfder tijd hun oorlogsvoorbereidingen tot het uiterste opvoeren. — Daniël 11:36-45.
20. Waardoor wordt de afloop bepaald, en hoe is „Michaël” hierbij betrokken?
20 Hoewel de profetie voorzegt dat „de koning van het noorden” als een vloedgolf vele landen zal overspoelen, zal dat niet bepalend zijn voor de afloop. De bepalende factor wordt in Daniël 12:1 genoemd: „En gedurende die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst die ten behoeve van de zonen van uw volk optreedt.” Deze Michaël is Jezus Christus, die in 1914 in zijn Koninkrijk ’opstond’ en er onmiddellijk toe overging Satan uit de hemel te werpen. En het is deze „Koning der koningen” die te Armageddon in actie komt om alle „koningen der aarde”, met inbegrip van „de koning van het noorden” en die van „het zuiden”, aan de vernietiging prijs te geven. — Openbaring 12:7-10; 19:11-19.
21. Wat is dus de afloop in „het laatst der dagen”?
21 Daar, op het hoogtepunt van „het laatst der dagen”, zal de afloop duidelijk worden: Gods koninkrijk zal zegevieren. De engel beschrijft dit verder met de woorden: „En er zal zich stellig een tijd van benauwdheid voordoen zoals er niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd.” — Daniël 12:1; vergelijk Jeremia 25:31-33; Markus 13:19.
22. Hoe moeten wij als Gods volk op deze profetieën reageren, en welk vooruitzicht hebben wij?
22 Dienen wij bevreesd te zijn voor die tijd van verdrukking en benauwdheid? Niet indien wij aan Jehovah’s kant staan, want de engel zegt vervolgens: „Gedurende die tijd zal uw volk ontkomen, een ieder die geschreven wordt bevonden in het boek” (Daniël 12:1). Laten wij allen ons daarom toeleggen op ijverige bijbelstudie en ons inspannen in Jehovah’s dienst. Moge aldus in „het laatst der dagen” onze naam geschreven blijken te staan in Gods „gedenkboek”, dat „voor zijn aangezicht [wordt] geschreven voor degenen die Jehovah vrezen en voor degenen die aan zijn naam denken” (Maleachi 3:16). Indien wij dat doen, zullen wij het voorrecht genieten om „in het laatst der dagen” in zijn overwinning te delen.
[Voetnoten]
a Zie voor details het boek „Uw wil geschiede op aarde”, in 1961 in het Nederlands uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., blz. 221-327.
Met betrekking tot „het laatst der dagen” —
◻ Welke afloop profeteerde Jeremia in verband met de wereldvrede?
◻ Tot de beslechting van welke strijdvraag leidt Gogs aanval, en hoe?
◻ Op welke grootse climax wijst Nebukadnezars droom?
◻ Hoe zal de machtsstrijd tussen de twee „koningen” eindigen?
[Kader op blz. 24]
HET EMBLEEM dat door de VN is goedgekeurd voor haar Internationale Jaar van de Vrede (1986) bestaat uit een olijftak, een duif en mensenhanden. Dit wordt als volgt uitgelegd: „De duif is het symbool van vrede, samen met het symbool van de Verenigde Naties: de olijftak. Mensenhanden die de duif ondersteunen die op het punt staat weg te vliegen, onderstrepen de rol die mensen spelen in het bewaren van de vrede.”
In dit nucleaire tijdperk is het inderdaad dringend noodzakelijk om vrede tot stand te brengen en te handhaven. Maar kunnen mensenhanden dat bewerkstelligen? Jeremia brengt ons in herinnering: „Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten.” En de profeet voegt er de volgende smeekbede aan toe: „O Jehovah, . . . stort uw woede uit over de natiën die u hebben genegeerd.” — Jeremia 10:23-25.
De duif en het olijfblad zijn ontleend aan het bijbelse verslag over Noachs tijd (Genesis 8:11). Hoe werd in die tijd de vrede hersteld? Door een daad van God, de wereldomvattende vloed die een verdorven mensengeneratie wegvaagde. Jezus zei dat „de dagen van Noach”, met hun geweld en verdorvenheid, een profetisch beeld waren van de tijd van zijn „tegenwoordigheid”, waarin wij thans leven. — Matthéüs 24:37-39; Genesis 6:5-12.
Opnieuw moet „de God die vrede geeft” een satanisch samenstel van dingen wegvagen, waarna de „Vredevorst”, Jezus Christus, eeuwige vrede zal inluiden. — Romeinen 16:20; Jesaja 9:6, 7; 33:7.
[Illustratie op blz. 24]
Jeremia wijst op de ware hoop voor vrede
[Illustratie op blz. 25]
Ezechiël maant ons tot voorbereiding op de aanval door Gog
[Illustratie op blz. 27]
Daniël onthult de afloop van „het laatst der dagen”