Wat de vrijlating betekent voor de gevangenen in onze tijd
1. Wat wordt door de joodse ervaring in de eerste eeuw geïllustreerd, en houdt vrijlating derhalve slechts een weggaan uit een stelsel van gevangenschap in?
DE RAMP die de joodse natie in onze eerste eeuw trof, was een historische illustratie op kleine schaal van wat de gevolgen zijn indien de vrijlating die door Jehovah’s gezalfden wordt gepredikt, niet wordt aanvaard. De vrijlating houdt niet slechts een weggaan uit een stelsel van gevangenschap in en het herstellen van het vrijheidslicht voor de ogen die door de religieuze duisternis van een gevangenisstelsel verblind zijn. Vrijlating houdt tevens in dat men eraan ontkomt mét het met een gevangenis te vergelijken stelsel van religieuze gevangenschap vernietigd te worden. Zulk een vernietiging staat de mensen van deze generatie binnenkort te wachten, en dat op wereldomvattende schaal.
2. Wat hield Petrus’ waarschuwing om uit dat kromme geslacht gered te worden, derhalve nog meer in dan slechts een vrijlating uit welk stelsel?
2 Negentien eeuwen geleden waarschuwde Petrus de joden en besneden proselieten dat zij ervoor moesten zorgen uit dat kromme joodse geslacht gered te worden. Hij waarschuwde hen voor hetgeen hun natie in het jaar 70 G.T. overkwam. Zijn prediking tot hen hield méér in dan slechts een vrijlating uit het in slavernij houdende stelsel van het traditionele judaïsme. — Hand. 2:40.
3. (a) Waaruit zei Petrus ongeveer drie en een half jaar later dat de heidenen te voorschijn moesten komen, en op welke wijze was zijn optreden in harmonie met Jezus’ afscheidsgebod? (b) Waarom moest de prediking van vrijlating na Jeruzalems verwoesting doorgaan?
3 Nog geen drie en een half jaar later werd Petrus uitgezonden om de boodschap van vrijlating te prediken tot de onbesneden heidenen, die niet in slavernij aan het traditionele judaïsme verkeerden (Hand. 10:1-48; 11:8). Voor de heidenen die van toen af aan gelovigen werden, betekende het een vrijlating uit het heidense stelsel van religie. Het betekende vrijlating uit het wereldrijk van valse Babylonische religie. De oproep tot die heidenen hield in, Babylon de Grote te verlaten, hetgeen betekende uit dat wereldrijk van valse religie weg te gaan. Om die reden zei de uit de doden opgewekte Jezus Christus tot zijn discipelen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hen onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20). Dat het aardse Jeruzalem in het jaar 70 G.T. werd vernietigd, was dus geen teken waardoor te kennen werd gegeven dat de prediking van vrijlating tot de gevangenen zou ophouden. Nadat Jeruzalem door de Romeinse legers was verwoest, bleef Babylon de Grote nog steeds bestaan.
4. Welk visioen van Babylon de Grote zag Johannes jaren later, en waarom bestaat er thans een dringende noodzaak uit haar bevrijd te worden?
4 Zesentwintig jaar nadat Jeruzalem aldus werd vernietigd, had de apostel Johannes een wonderbaarlijk visioen waarin hij Babylon de Grote nog steeds op onderdrukkende wijze op vele symbolische wateren zag zitten, namelijk op volken, scharen, naties en talen, over de gehele aardbol (Openb. 17:15). Babylon de Grote blijft nog steeds zwaar op de rug van de mensen zitten. Er bestaat thans een dringende noodzaak, uit dat religieuze stelsel, in al zijn religieuze vertakkingen, bevrijd te worden. Het Babylon uit de oudheid ontkwam niet aan vernietiging nadat het in het jaar 607 v.G.T. zelf het aardse Jeruzalem had verwoest. Moeten wij verwachten dat Babylon de Grote na de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. door Babylonische Romeinen aan de vernietiging zal ontkomen? Niet volgens de bijbelse profetieën.
5. (a) Welke dag werd door Jeruzalems verwoesting gekenmerkt? (b) Op welke wijze wordt door de openbaring aan Johannes aangetoond of dat de definitieve vervulling van Joëls profetie was, en welke oproep moet thans tot de mensen worden gericht?
5 De verwoesting van Jeruzalem en haar tempel in dat jaar kenmerkte een „grote en doorluchtige dag van Jehovah”, hetgeen de eerste-eeuwse christenen wel beseften. Maar het was niet de volledige vervulling van Joëls profetie (Joël 2:30-32). Nadat Jeruzalem en haar tempel reeds zesentwintig jaar lang in puin hadden gelegen, werd de apostel Johannes over een nog in de toekomst liggende dag van Jehovah verteld, „de grote dag van God de Almachtige”. Het was een dag die gekenmerkt zou worden door oorlog op een plaats welke in het Hebreeuws Har–mágedon, of Armageddon, wordt genoemd. Vandaar dat de oproep die Johannes hoorde, geen oproep was om uit het aardse Jeruzalem weg te gaan, want die stad bestond toen niet meer en de Romeinen bouwden daar niet eerder een nieuwe stad dan in de loop van de tweede eeuw. De oproep die Johannes hoorde, moet nu door de gehele mensenwereld worden gehoord, een oproep om uit Babylon de Grote weg te gaan (Openb. 16:14-16; 18:1-4). Geen gehoor te geven aan deze oproep, zal rampspoedige gevolgen hebben!
6. Waarom dienen de mensen van de christenheid thans niet te denken dat zij christelijke vrijheid genieten, en is het voor hen noodzakelijk aan de oproep gehoor te geven?
6 Na verloop van tijd stierven de apostel Johannes en al de andere apostelen van Jezus Christus en hun getrouwe intieme metgezellen, zoals Timótheüs en Titus. Daarna gingen de christenen compromissen aan met betrekking tot de vrijheid waarvoor Christus hen had vrijgemaakt. Ter wille van zelfzuchtige, materialistische en maatschappelijke voordelen lieten zij zich in slavernij voeren aan Babylon de Grote. De oprichting van de christenheid tijdens de regering van de Romeinse keizer Constantijn de Grote was slechts een fusie van het populaire soort van christendom uit die tijd met het heidendom van Babylon de Grote, waarvan Constantijn tot zijn dood in 337 G.T. pontifex maximus was. De mensen van de christenheid in deze tijd dienen dus niet te denken dat zij zich in christelijke vrijheid verheugen, „de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” (Rom. 8:21). Zij verkeren in slavernij aan hun religieuze geestelijken en aan hun kerkelijke religieuze stelsels. Zij verkeren in slavernij aan Babylon de Grote met haar verwarring van sektarische religies, waarvan er duizend of meer zijn die beweren christelijk te zijn. De oproep vanuit de hemel om uit Babylon de Grote weg te gaan, omvat dus ook dat men de christenheid verlaat.
DE HEDENDAAGSE VLUCHT UIT BABYLON DE GROTE
7. Wie deden in 1919 een stap om uit Babylon de Grote weg te gaan, en om welke reden?
7 In de lente van 1919, slechts enkele maanden na het einde van de Eerste Wereldoorlog, deed een betrekkelijk kleine groep opgedragen christenen een moedige stap om uit Babylon de Grote weg te gaan. In het jaar 1931 kwamen zij internationaal als Jehovah’s getuigen bekend te staan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren zij in slavernij geraakt aan Babylon de Grote en haar politieke minnaars, vooral in de christenheid.
8. Hoe werd hun vertrek uit Babylon de Grote in Openbaring 11:2-12 voorzegd, en wat zijn zij nu vastbesloten te doen?
8 Het laatste boek van de bijbel vertelt ons, in Openbaring 11:2-12, over Gods gezalfde getuigen, zijn twee symbolische olijfbomen. Er staat dat zij door het beestachtige politieke stelsel van de wereld gedood zouden worden; maar na een korte tijdsperiode, gelijk drie en een halve dag, zou Gods levensgeest in deze gezalfde getuigen varen en zouden zij tot leven komen en hemelhoog verheven worden in Gods dienst op aarde. Deze herleving van Gods gezalfde getuigen vond in de lente van 1919 plaats. Tóen gaven deze gezalfde getuigen zelf gehoor aan de hemelse oproep, uit Babylon de Grote weg te gaan. Met Gods hulp, door bemiddeling van zijn regerende koning Jezus Christus, verlieten zij Babylon de Grote. Met Gods hulp zijn zij vastbesloten eruit weg te blijven en zich vrij van haar te houden, totdat ze er niet meer is. — Zach. 4:11-14; 2:7.
9. Waarom was het vanaf en na 1919 voor de leden van het gezalfde overblijfsel noodzakelijk om de gevangenen vrijlating te prediken, en deden zij dit ook?
9 Degenen die in 1919 vrijkwamen, vormden een klein gezalfd overblijfsel van opgedragen, gedoopte christenen, die innerlijk joden zijn, geestelijke Israëlieten. Er waren er echter nog meer nodig om het bijbelse aantal van 144.000 geestelijke Israëlieten aan te vullen die met het Lam Jezus Christus op de hemelse berg Sion zullen staan en met hem vanuit het „hemelse Jeruzalem” zullen regeren, tot zegen van alle naties (Openb. 7:1-8; 14:1-5; Hebr. 12:22). Daarom moesten nog meer gevangenen in Babylon de Grote de boodschap van vrijlating horen en uit haar wegvluchten en deel gaan uitmaken van het vrije geestelijke „Israël Gods”, het christelijke Israël (Gal. 6:16). De leden van het gezalfde overblijfsel, dat in 1919 was bevrijd, beseften daarom dat zij met Gods heilige geest waren gezalfd om „de gevangenen vrijlating te prediken”, en zij gingen zowel van huis tot huis als in het openbaar prediken.
10. Hoe werd er op deze prediking van vrijlating gereageerd, en wat vloeide hieruit voort?
10 Duizenden gaven gehoor aan het goede nieuws van vrijlating of bevrijding uit Babylon de Grote, en zij droegen zich aan God op en werden gedoopt, zoals Jezus Christus had geboden. Nadien bleek uit hun christelijke levenswijze dat zij door God de Vader waren verwekt om zijn geestelijke kinderen te zijn, medeërfgenamen met de hemelse Jezus Christus. — Joh. 3:3, 5; 2 Kor. 1:12; 1 Joh. 2:20, 27; Rom. 8:16, 17.
11. Wat betekende deze daad van God met betrekking tot deze bevrijde personen, en welke profetie kreeg aldus een hedendaagse vervulling?
11 Beseft u ten volle wat dit betekende? Het betekende meer dan dat Jehovah God geestelijke kinderen verwekte voor een hemelse erfenis! Het betekende eveneens dat hij deze pasbevrijde personen zalfde, ja, hij stortte zijn geest uit op deze opgedragen, gedoopte gelovigen, die van alle soorten van vlees waren. Op deze wijze was er een hedendaagse vervulling van de profetie van Joël 2:28-32, die de apostel Petrus op de pinksterdag in 33 G.T. aanhaalde, toen de heilige geest voor de eerste maal op de gemeente van Christus’ discipelen werd uitgestort.
12. Welke activiteit zou volgens de voorzegging op het uitstorten van de geest op alle soorten van vlees volgen, en gebeurde dit ook?
12 Volgens Joëls profetie zou niet alleen de geest worden uitgestort, maar zou er ook door de gezalfden, zowel mannen als vrouwen, jong en oud, worden geprofeteerd. Welnu, indien de geest was uitgestort, had het voorzegde profeteren dan plaats? Ja, niet alleen in het openbaar maar, meer dan ooit tevoren, van huis tot huis. De opgedragen gelovigen waren met heilige geest gezalfd om te profeteren en te prediken! Hoe konden zij zich er dan van weerhouden de boodschap van het „besluit van het samenstel van dingen”, namelijk „dit goede nieuws van het koninkrijk”, over de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis voor alle naties te prediken voordat dit samenstel van dingen eindigt? — Matth. 24:14.
13. (a) Wat dient er, in vervulling van Joël 2:28-32, behalve het uitstorten van de geest en het profeteren, nog meer verwacht te worden? (b) Wat moeten wij, op grond van datgene wat wij sinds 1919 reeds hebben waargenomen, thans verwachten?
13 Hebben wij deze hedendaagse vervulling van de uitstorting van Gods geest op alle soorten van vlees als een vervulling van Joëls profetie (2:28, 29) waargenomen? Ja, en aangezien dit zo is, moeten wij nog meer verwachten. Zoals in het profetische patroon van negentien eeuwen geleden werd geïllustreerd, betekende de vervulling van Joël 2:28-32 (NW) in de dagen van Christus’ apostelen, vanaf Pinksteren in 33 G.T. tot aan de zomer van 70 G.T., méér dan de uitstorting van Gods geest op alle soorten van vlees. Het betekende eveneens dat Jehovah „wonderen [zou] geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zelf zal in duisternis worden veranderd, en de maan in bloed, voordat de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah komt. En het moet geschieden dat iedereen die de naam van Jehovah aanroept, veilig zal ontkomen, want op de berg Sion en te Jeruzalem zullen de ontkomenen blijken te zijn, zoals Jehovah heeft gezegd; en onder de overlevenden, die Jehovah roept”. Aangezien wij in deze tegenwoordige tijd de uitstorting van Gods geest op opgedragen, gedoopte christenen op overtuigende wijze hebben waargenomen, moeten wij nu de komst van de „grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” verwachten. Waar zal de plaats van overleving worden aangetroffen?
14. Waar zal de plaats van overleving worden aangetroffen?
14 Zoals negentien eeuwen geleden in apostolische tijden werd geïllustreerd, bevond de plaats van de overlevenden zich niet op de aardse berg Sion en in het aardse Jeruzalem, waarin de ongelovige joden woonden. Ze bevond zich op de hemelse berg Sion en in het „hemelse Jeruzalem”.
15. In verband met welke bijeenvergadering is er sinds 1919 geest uitgestort, en aan welke gebeurtenis zou dit voorafgaan?
15 Laten wij daarom de nuchtere betekenis der dingen die zich in de afgelopen vijftig jaar hebben voorgedaan, niet over het hoofd zien. Sinds 1919 zijn de uitverkoren, geroepen gezalfden over de gehele aarde in een verenigde organisatie bijeengebracht. Dit bijeenvergaderingswerk onder leiding van engelen duurde voort tot in de overgangsjaren van 1931-1935. Zij die na 1919 aan het bevrijde overblijfsel werden toegevoegd, werden eveneens met Gods uitgestorte geest gezalfd om te profeteren. Volgens het historische patroon van onze eerste eeuw, geschiedt dit uitstorten van geest vlak vóór de „grote en vrees inboezemende dag van Jehovah”, welke gepaard gaat met wonderen in de hemel en bloed, vuur en rookzuilen op de aarde. Dat is de dag van Jehovah God, waarop hij zijn wraak voltrekt aan allen die Zijn naam niet hebben aangeroepen en die het wereldse stelsel van slavernij niet zijn ontvlucht om zich aan de zijde van Gods koninkrijk te scharen, dat sinds 1914 in het „hemelse Jeruzalem” op de hemelse berg Sion regeert.
16. (a) In welk „jaar” leven wij nog steeds, en waarom dienen wij thans vrijlating te blijven prediken? (b) Wie neemt thans de leiding in dit werk?
16 Volgens Jesaja’s profetie (61:1, 2, NW) leven wij nog steeds in het „jaar van goede wil van de zijde van Jehovah”, maar dit symbolische „jaar” zal stellig eindigen en plaats maken voor de „dag der wraak van de zijde van onze God”. Voordat het „jaar” van Gods goede wil ten einde loopt, dienen wij onze prediking van vrijlating tot mensen die nog gevangen zijn, te intensiveren, omdat „de dag der wraak van de zijde van onze God” nu veel dichterbij is, ja, dichterbij dan toen er vanaf 1919 een uitstorting van Gods geest plaatsvond. Enkele duizenden van het gezalfde overblijfsel zijn nog steeds bij ons, en zij komen het doel van hun zalving na. Op welke wijze? Door de leiding te nemen in het werk dat God heeft opgedragen, namelijk „vrijheid uit te roepen voor hen die zijn gevangen genomen en de algehele opening der ogen zelfs voor de gevangenen” in Babylon de Grote.
17, 18. (a) Waarom is er nu alle reden voor uit Babylon de Grote weg te gaan? (b) Wat hoorde Johannes de stem uit de hemel zeggen?
17 Voor het Babylon uit de oudheid was er ook een ’dag van Jehovah’, en deze was „meedogenloos, met verbolgenheid en brandenden toorn” (Jes. 13:1, 9). Insgelijks is er voor het tegenwoordige Babylon de Grote een „dag der wraak”, ja, „de grote dag van God de Almachtige”. Er is nu alle reden voor uit Babylon de Grote weg te gaan, want luister maar eens wat de apostel Johannes de stem uit de hemel hoorde zeggen:
18 „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen. Want haar zonden hebben zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt, en God heeft zich haar ongerechtigheden herinnerd. . . . Daarom zullen op één dag haar plagen komen, dood en rouw en hongersnood, en ze zal geheel verbrand worden met vuur, want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk.” — Openb. 18:4-8.
19. (a) Waarom maakt dit het zeer dringend dat het gezalfde overblijfsel tot gevangenen vrijlating blijft prediken, en vooral tot wat voor soort van gevangenen in deze tijd? (b) Bij welke gelegenheid destijds in 1923 werd de aandacht gevestigd op zulke gevangenen?
19 Merk op dat de vernietiging als „op één dag” over Babylon de Grote komt. Dit maakt het zeer dringend dat het gezalfde overblijfsel zonder ophouden ’vrijlating tot de gevangenen’ predikt. Reeds enkele tientallen jaren heeft het gezalfde overblijfsel religieuze „gevangenen” in gedachten gehad die geen deel uitmaken van dit gezalfde overblijfsel met zijn hemelse hoop. Dit blijkt uit een gebeurtenis in het jaar 1923. Van 18-26 augustus werd te Los Angeles, in de Amerikaanse staat Californië, een vergadering van vele duizenden opgedragen, gedoopte bijbelonderzoekers gehouden. Op zaterdagmiddag, 25 augustus, sprak de toenmalige president van de Watch Tower Bible & Tract Society tot duizenden leden van het gezalfde overblijfsel over Jezus’ gelijkenis van de „schapen en bokken”. Hij legde uit dat de „schapen” degenen waren die het gezalfde overblijfsel van Christus’ geestelijke broeders gunstig gezind zijn. Als beloning zouden de leden van deze „schaaps”-klasse levend door de komende strijd van Armageddon heen worden gebracht en daarna Gods nieuwe ordening van dingen worden binnengeleid. Aan het einde van deze lezing las de spreker ter aanneming een resolutie voor die, met uitzondering van enkele vreemdelingen, unaniem werd aangenomen, hetgeen de aanwezigen te kennen gaven door van hun zitplaats op te staan. In de laatste drie paragrafen van deze resolutie werd gezegd:
20, 21. (a) Waar bevonden de gevangenen zich tot wie deze resolutie werd gericht, en welke oproep werd op hen van toepassing gebracht? (b) Wat voor beroep werd er op hen gedaan?
20 „. . . dat de scheidingslijn tussen de twee klassen van de christenheid scherp is getrokken en de tijd is aangebroken waarop degenen die de voorkeur geven aan het kwade, afgescheiden moeten worden van hen die rechtvaardigheid liefhebben en verlangend uitzien naar het koninkrijk van de Heer. Daarom laten wij in de geest van liefde de waarschuwing horen aan alle vrede- en ordelievende, godvrezende mensen die met de sektarische kerken verbonden zijn, en brengen hun onder de aandacht dat zij geen deel noch gemeenschap kunnen hebben met die klasse van zogenaamde christenen die het Woord van God verwerpen en de Heer Jezus Christus en zijn koninkrijk verloochenen; en wij sporen hen aan, acht te slaan op het Woord van God en zich van het onreine af te scheiden (2 Korinthiërs 6:17), zich uit de onrechtvaardige kerkelijke stelsels, die door de Heer als ’Babylon’ worden aangeduid, terug te trekken, en ’van haar uit te gaan, opdat zij geen gemeenschap hebben aan haar zonden en niet van haar plagen ontvangen’ (Openbaring 18:4); en
21 Wij doen een beroep op al zulke mensen, Jezus Christus als Koning der koningen en Heer der heren te erkennen, en de vaste overtuiging te hebben dat zijn koninkrijk, dat nu nabij is, de hoop en redding der volken is; en dat zij zich individueel en collectief vóór de Heer en diens zaak uitspreken, en gereed zijn de zegeningen van Gods koninkrijk, dat hij sinds de grondlegging der wereld voor hen heeft bereid, te ontvangen.” — The Watch Tower van 1 november 1923, blz. 327.
22. Hoe weerklonk deze oproep om uit Babylon de Grote weg te gaan, in 1927 vanuit Toronto?
22 Deze oproep om uit Babylon de Grote weg te gaan, en in het bijzonder uit dat deel ervan dat de christenheid wordt genoemd, weerklonk op zondag, 24 juli 1927, opnieuw krachtig in de toespraak getiteld „Vrijheid voor de volken”, welke werd uitgesproken voor een openbaar gehoor van 15.000 of meer personen die te Toronto, in Canada, waren bijeengekomen, alsmede voor een ontelbaar onzichtbaar gehoor dat door de destijds „grootste gelijktijdige radiouitzending ter wereld”, een net van 53 radiostations, was bijeengebracht. Deze dringende oproep, zoals die door de toenmalige president van de Watch Tower Bible & Tract Society ten gehore werd gebracht, werd later in de uitgave van 15 oktober 1927 van The Watch Tower (zie blz. 313, par. 56) gepubliceerd en tevens in miljoenen exemplaren van de brochure getiteld „Vrijheid voor de volken” verspreid.
23. Waardoor wordt aangetoond of mensen op de dag van Gods wraak gered zullen worden wanneer zij alleen maar uit de religieuze stelsels van de christenheid weggaan?
23 Uit Babylon de Grote weg te gaan en naar de plaats van veiligheid te vluchten, geschiedt niet door zich slechts uit de religieuze stelsels van de christenheid terug te trekken, of door niet meer naar een sektarische kerk te gaan. Dit hebben zelfs miljoenen mensen van de christenheid gedaan, vooral in landen waar een staatskerk is, of een verbintenis van kerk en staat waarbij één bepaalde kerkelijke groepering als de officiële Kerk van de natie wordt erkend. Hoewel zij zich uit de staatskerk hebben teruggetrokken en die niet langer financieel ondersteunen, worden zij nog steeds in slavernij gehouden aan de politieke minnaars van Babylon de Grote. Hoewel zij wellicht de vernietiging van Babylon de Grote in de „dag der wraak van de zijde van onze God” zullen zien, zullen zij spoedig daarna als symbolische „bokken” te zamen met de politieke minnaars van Babylon de Grote worden vernietigd. Deze politieke minnaars zijn, zoals altijd al het geval is geweest, de werktuigen van het religieuze Babylon de Grote, en te zamen met haar hebben zij zich tegen Gods Messiaanse koninkrijk gekant.
24. (a) Wat moet iemand doen om, in tegenstelling tot de „bokken”, een „schaap” te worden, en hoeveel van zulke „schapen” zullen er zijn tegen de tijd dat Babylon de Grote wordt vernietigd? (b) Uit welke religieuze gebieden moeten deze „schapen” komen, gezien datgene wat door Babylon de Grote wordt voorgesteld?
24 Met het oog hierop zei het officiële tijdschrift van Jehovah’s getuigen, The Watchtower, in de uitgave van 15 augustus 1934, op de bladzijden 249 en 250, dat een persoon die een lid van de „schaaps”-klasse wil worden, zich volledig en onvoorwaardelijk aan Jehovah God moest opdragen en in water gedoopt moest worden, precies zoals Jezus dit had gedaan. Het jaar daarop werd verder onthuld dat deze „schapen” uit „alle natiën en stammen en volken en talen” zouden komen en dat zij tegen de tijd dat Babylon de Grote vernietigd zou worden, „een grote schare” zouden vormen (Openb. 7:9, 10). Bijgevolg moeten de leden van die „grote schare” niet alleen uit de christenheid komen, maar ook uit het heidendom. Hoe passend was het daarom dat er in 1963 een boek (in het Engels) werd uitgegeven onder de titel „’Babylon the Great has fallen!’ God’s Kingdom Rules!”, en dat nu juist in dit boek wordt vastgesteld dat Babylon de Grote meer omvat dan de georganiseerde religie van de christenheid, dat het namelijk het wereldrijk van valse Babylonische religie is, met inbegrip van de christenheid.
HET UITSTORTEN VAN DE GEEST IS VOORBIJ NU VOLGT DE GROTE DAG!
25. (a) Voor welke gevangenis is de prediking van vrijlating, en waarom moet dit werk van bevrijding tot het einde doorgaan? (b) Wat moet, aangezien wij van het uitstorten van de geest getuige zijn geweest, vervolgens als een vervulling van Joël 2:28-32 komen?
25 Voor wie is derhalve de prediking van vrijlating? Voor de gevangenen van alle religieuze stelsels die deel uitmaken van Babylon de Grote. Zij allen moeten thans uit Babylon de Grote worden bevrijd, indien zij aan de vernietiging met haar willen ontkomen of gevrijwaard willen worden voor de verdelging met haar politieke minnaars in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, te Armageddon (Openb. 16:14-16). Wij moeten hen waarschuwen voor de eeuwige verdelging die snel op hen afkomt. Dit mensengeslacht is getuige geweest van de uitstorting van Gods geest op alle soorten van vlees, opdat het grote predikingswerk betreffende Gods Messiaanse koninkrijk ten uitvoer gebracht kan worden. Nu moet binnenkort de vervulling van de rest van Joëls profetie (2:28-32, NW) geschieden, hetgeen betekent dat de „grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” moet komen, waarop allen die niet door bemiddeling van Jezus Christus de naam van Jehovah aanroepen en die niet te zamen met Jehovah’s gezalfde overblijfsel toevlucht zoeken onder de bescherming van het „hemelse Jeruzalem”, verdelgd zullen worden. Daarom mag de prediking van vrijlating tot de gevangenen nu beslist niet ophouden. Dit werk van bevrijding, van redding, moet tot het einde doorgaan!
26. Hoe zal slavernij onder Babylon de Grote en haar politieke minnaars eindigen, en waarom moet een dergelijke slavernij volgens Gods wil eindigen?
26 Babylon de Grote en haar politieke consorten en begunstigers gaan ermee voort gezamenlijk religieuze vuiligheid te bedrijven, en zij houden de mensen in een slavernij die spoedig zal eindigen in vernietiging op de „dag der wraak van de zijde van onze God”. Een dergelijke slavernij moet verdwijnen! God heeft geen belang bij een slavenkamp dat hier op aarde door Babylon de Grote en haar politieke minnaars in stand wordt gehouden. Ja, Satan de Duivel heeft wel belang bij een dergelijk slavenkamp, maar Jehovah God niet. Hij gelooft niet in een eeuwige slavernij en schuld voor de gehele mensheid. Hij is de God van vrijheid, van bevrijding! Hij gelooft in de vrijheid van hen die zijn kinderen zijn.
27. (a) Hoe kwam het dat God de mensheid aldus in slavernij liet geraken, maar welk voornemen bracht hij onmiddellijk onder woorden? (b) Welke hoop wekte deze verklaring in het hart van menselijke schepselen, en van wie moet deze aarde thans derhalve worden gezuiverd?
27 Bij de schepping was het niet Gods wil dat de mensheid in slavernij zou geraken aan Satan de Duivel, aan zonde en aan de dood. Hij liet toe dat er een dergelijke slavernij ontstond, terwijl hij zijn aardse kinderen toestond over hun vrije wil te beschikken om God uit eigen beweging gehoorzaam lief te hebben of hem te verwerpen. Maar onmiddellijk maakte hij zijn onveranderlijke voornemen bekend, bevrijding te bewerkstelligen voor de ongelukkige slachtoffers van de overtreding die Adam en Eva, onze eerste menselijke ouders, hadden begaan. Door zijn bekendgemaakte en opgetekende verklaring omtrent zijn voornemen wekte God in het hart van menselijke schepselen de „hoop dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben” (Rom. 8:20, 21). Babylon de Grote en haar politieke minnaars zullen dit programma van Jehovah God om deze kostbare vrijheid voor de zuchtende menselijke schepping teweeg te brengen, niet kunnen dwarsbomen. De aarde moet van de dwarsdrijvers van de door God gegeven vrijheid worden gezuiverd. Zij die de vrijheid liefhebben, moeten thans geholpen worden, aan de verdelging met die dwarsdrijvers te ontkomen.
28. (a) Wat zullen het overblijfsel en de bevrijde, met schapen te vergelijken mensen thans doen? (b) Waartoe zal deze bevrijding en deze stap naar de christelijke vrijheid leiden?
28 Wat zullen het gezalfde overblijfsel en de met schapen te vergelijken personen die reeds door Jehovah God en zijn Zoon Jezus Christus zijn vrijgemaakt, daarom doen? Zij zullen naar mensen van alle naties en van alle religies blijven gaan en ’de gevangenen vrijlating prediken’ nu er nog gelegenheid is de bevrijding te verwerven en zich te verheugen in de vrijheid waarvoor Christus ons heeft vrijgemaakt. Deze bevrijding zal ertoe leiden dat wij door God worden beschermd en bewaard wanneer Babylon de Grote en de politieke minnaars die met haar zondigen, in vernietiging ten onder gaan, waarna er geen sprake meer zal zijn van slavernij aan hen. Wanneer wij aldus ons standpunt voor ware christelijke vrijheid innemen, zal dit ons een stap vooruit brengen en ertoe leiden dat wij de verwezenlijking mogen meemaken van Gods grootse voornemen om zonde, dood en de Duivel uit te bannen en de gehele aarde voor altijd te herscheppen in een paradijs van vrijheid voor volmaakte menselijke zonen van God.
29. Wat is thans als een hulp voor zulke toekomstige zonen van God gepubliceerd, en welke aanbeveling wordt in dit verband gedaan?
29 Ten einde zulke toekomstige zonen van God in deze kritieke tijd hulp te verschaffen, heeft de Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania thans een nieuw boek in het Engels gepubliceerd, getiteld „Everlasting Life — in Freedom of the Sons of God”. Wij kunnen u van harte aanbevelen dit boek te lezen, het met de bijbel te bestuderen en aldus uw onschatbare vrijheid, die een gift van God door bemiddeling van Christus is, te bewaren.