Schenk aandacht aan „de wonderbaarlijke werken van God”
„Leen hier toch het oor aan . . .; sta stil en toon dat gij aandacht schenkt aan de wonderbaarlijke werken van God.” — Job 37:14, NW.
1. Waarom zouden allen Jehovah eigenlijk wegens zijn scheppingen moeten loven?
ALLE natiën der mensheid zouden Jehovah, de grote God, eigenlijk wegens zijn wonderbaarlijke scheppingswerken moeten loven. Allen dienen hem als de Schepper van het majestueuze universum en wegens de menigte en harmonie van zijn voortbrengselen op deze aarde te verheffen (Ps. 104:24; 150:1-6). Is de schepping niet adembenemend in haar omvang en schoonheid? Van de machtige eilanduniversums der hemelen tot de teerste bloem en het kleinste aan de mens bekend zijnde organisme, ja, helemaal tot de ingewikkelde structuur van het atoom zelf, weerspiegelen al Jehovah’s werken een verbazingwekkende intelligentie en orde. Wat een rijke verscheidenheid! Wat een eenheid en harmonie! Jehovah heeft alles waarlijk „voortreffelijk gemaakt op zijn tijd”. — Pred. 3:11.
2. Hoe drukte de psalmist zich over Jehovah en zijn werken uit?
2 Door alle eeuwen heen hebben liefhebbers van God en rechtvaardigheid Jehovah wegens zijn onvergelijkelijke werken geloofd. Luister maar eens naar het jubelende lied van de psalmist: „Gezegend zij Jehovah God, Israëls God, de enige die wonderbaarlijke werken doet. Gezegend zij zijn glorierijke naam tot onbepaalde tijd en dat zijn heerlijkheid de gehele aarde vervulle” (Ps. 72:18, 19, NW). Op overeenkomstige wijze wordt Jehovah in Psalm 136 (NW) verheerlijkt als „de God der goden” en „de Heer der heren”, „Degene die door eigen kracht wonderbaarlijke, grote dingen doet”, „de Maker der hemelen met inzicht” en „Degene die de aarde uitbreidde boven de wateren”. Al zijn werken worden in liefderijke goedgunstigheid verricht en „zijn liefderijke goedgunstigheid is tot onbepaalde tijd” (Ps. 136:1-6, NW). Liefderijke goedgunstigheid, te zamen met wijsheid en onderscheidingsvermogen, spreekt uit al zijn scheppingswerken. — Spr. 3:19, NW.
3. Hoe zijn mannen der wetenschap ertoe gedwongen het werk van Jehovah’s handen te erkennen?
3 Hoewel vermaarde mannen der wetenschap Jehovah wellicht niet loven, zijn zij er vaak toe gedwongen het werk van Jehovah’s handen te erkennen. Zo zei sir Isaac Newton, degene die de wet der zwaartekracht heeft ontworpen, over ons zonnestelsel: „Dit buitengewoon mooie stelsel van de zon, de planeten en de kometen, kon alleen maar uit de raad en de heerschappij van een intelligent en krachtig Wezen voortspruiten.” Albert Einstein schreef „de wonderbaarlijke structuur van het universum” aan een oppermachtige „intelligentie” toe. Onlangs nog, namelijk op 11 februari 1961, maakten Engelse geleerden die met ’s werelds grootste radiotelescoop werken, als hun „conclusie” bekend „dat het universum een begin heeft gehad zoals in de bijbel wordt beschreven”.
4. Welke werken van God zijn op onvergelijkelijke wijze superieur aan die van geleerden van deze ruimtevaarteeuw?
4 De sowjets pochten luid over hun prestatie de eerste kosmonaut de ruimte ingestuurd te hebben, en zij verklaarden hem „onsterfelijk” — een god. Wie van de geleerden van deze ruimtevaarteeuw zou echter ooit een ruimteschip van de grootte van onze aarde kunnen bouwen of in een baan kunnen sturen, op het ruimteschip zelf het wonder van het leven kunnen scheppen en het met een schitterend plantaardig en dierlijk leven — waarbij elke soort zich millenniums lang kan handhaven — kunnen bekleden? Wie van hen zal er ook maar mee kunnen beginnen om zoiets wonderbaarlijks als de volmaakte mens te ontwerpen? (Ps. 100:3; 139:14) De wonderbaarlijke werken van onze Schepper God — die „de aarde aan een louter niets” hangt en voornemens is haar met miljarden volmaakte menselijke schepselen, die in een gelukkige omgeving van eeuwige vreugde leven, te vullen — zijn waarlijk ongemeen voortreffelijk. — Job 26:7, Lu; Jes. 45:18.
5, 6. (a) Tot op welke hoogte hebben wetenschapsmensen Gods werken kunnen onderzoeken? (b) Waar dienen liefhebbers van rechtvaardigheid thans acht op te slaan?
5 Godloze wetenschapsmensen kunnen hun atoom-strijdbijltjes wellicht tijdelijk begraven en zich in zulke onderzoekingen als tijdens het Geofysisch Jaar van enkele jaren geleden zijn verricht, verenigen, maar zij kunnen op zijn hoogst alleen een minutieus klein deel van de geheimen van het universum onthullen. Niemand weet precies hoe ’water in wolken gezameld te houden’ en hoe ervoor te zorgen dat de wolken verfrissende regens vervoeren en op de oppervlakte der aarde uitstorten. Niemand van hen kan Jehovah’s kracht doorgronden door middel waarvan ’Hij de zee in gisting brengt’ of de onstuimige wind veroorzaakt door middel waarvan hij ’de hemel helder’ maakt. Zij onderzoeken een oppervlakkig laagje van zijn schepping, terwijl zij de Schepper zelf negeren. Het is precies zoals Job, die rechtschapen bleef, uitriep: „Zie, dit zijn maar omtrekken van zijn werken; hoe zwak is het gefluister dat wij ervan merken.” — Job 26:8, 12-14, KB.
6 Alhoewel er onder de intellectuelen uit deze ruimtevaarteeuw nauwelijks een gefluister over God wordt gehoord, is hij zelfs in deze materialistische twintigste eeuw niet zonder getuigen van zijn macht en heerlijkheid. Job zelf was een profetisch voorbeeld van deze hedendaagse getuigen van Jehovah. Zij allen, ja, alle liefhebbers van rechtvaardigheid over de gehele aarde, doen er goed aan op het voorbeeld dat Job heeft gesteld door zijn rechtschapenheid in de vreze van Jehovah te handhaven, acht te slaan. — Job 28:28.
„LEEN HIER TOCH HET OOR AAN”
7. Welke uitdaging uitte Satan met betrekking tot de mens, en wie beeldde Job af in de wijze waarop hij de uitdaging de eerste maal het hoofd bood? Hoe?
7 Satan, de trotse en pocherige uitdager van Jehovah’s oppermacht, tartte God dat hij niet in staat was om een mens op deze aarde te plaatsen die onder beproeving aan zijn rechtschapenheid zou vasthouden. In de wijze waarop Job de in hoofdstuk één van het naar hem genoemde boek opgetekende bezoekingen het hoofd bood, was hij een voorstelling van de Zoon van God, die de ’mens Christus Jezus’ werd en ondanks elke beproeving en ramp die Satan over hem kon brengen, Gods wil op deze aarde deed. — Hebr. 5:7-9.
8, 9. (a) Hoe bood Job het hoofd aan verdere beproevingen, en wat wordt hierdoor afgebeeld? (b) Waarin schoot Job tekort, en wat werd hierdoor voorschaduwd?
8 Evenals Jehovah heeft toegestaan dat Job verder werd beproefd (hoofdstuk 2), heeft hij Satan toegestaan degenen die in Christus’ voetstappen treden, smaad en lijden aan te doen (1 Petr. 2:19-23). Ondanks bittere beproevingen, vervolgingen en veel tegenstand van de zijde van valse herders en „vertroosters” der christenheid, kunnen deze christelijke getuigen van Jehovah evenals Job verklaren: „Tot aan mijn laatste ademtocht zal ik mijn rechtschapenheid niet prijsgeven!” — Job 27:5, NW.
9 Job bewaarde zijn rechtschapenheid en vertrouwde hierbij vast op Jehovah. Daar hij evenwel geen volledige kennis had van het geschilpunt dat hierbij betrokken was, begon hij zichzelf te rechtvaardigen in plaats dat hij Jehovah alle eer schonk die zijn naam toekwam. In dit opzicht beeldde Job de hedendaagse getuigen van Jehovah af, die in 1918 n. Chr., welk jaar een beproevingstijd voor hen vormde, een korte periode hebben geaarzeld om moedig en zonder te schipperen getuigenis te geven ter rechtvaardiging van Jehovah’s grote naam. In beide gevallen heeft Jehovah een terechtwijzing toegediend.
10. (a) Wie vormde Jehovah’s kanaal om Job terecht te wijzen, en waarom deed hij dit in dringende bewoordingen? (b) Wat is de profetische vervulling?
10 Als kanaal om Job terecht te wijzen, gebruikte God de jongeman Elihu. In overeenstemming met de betekenis van zijn naam, namelijk „God is hij”, sprak hij in dringende bewoordingen ten gunste van de rechtvaardiging van God. „Zie, alstublieft! Ik moet mijn mond openen, mijn tong en mijn gehemelte moeten spreken. Mijn woorden zijn de oprechtheid van mijn hart en het is kennis wat mijn lippen oprecht spreken” (Job 32:6, 33:2, 3, NW). In de profetische vervulling vormt Elihu een afbeelding van het besturende lichaam in Jehovah’s zich thans op aarde bevindende Nieuwe-Wereldmaatschappij. Door bemiddeling van deze ijverige woordvoerder heeft Jehovah zijn getuigen op aarde terechtgewezen en aangemoedigd, waardoor hij hen opbouwde in de juiste leer, reinigde van schijnheilige religieuze gebruiken en duidelijk in kennis stelde van hun verantwoordelijkheid om zijn glorierijke, door Christus geregeerde koninkrijk, bekend te maken. — Job 36:1-6, 11, 12; Ps. 145:10-13.
11. Welke dringende raad wordt degenen die het leven liefhebben, thans gegeven?
11 In deze dag van zijn opgerichte koninkrijk dienen allen die het leven liefhebben, aandacht te schenken aan Jehovah’s vereisten om in leven te blijven. Naarmate de ruimtevaarteeuw-problemen en de dreiging van een algehele vernietiging door kernwapenen de mensheid steeds erger benauwen, geeft Gods woordvoerder dringend raad betreffende Jehovah’s wil voor deze tijd: „Bedenk dat gij zijn activiteit, welke mensen hebben bezongen, dient te verheerlijken. Zie! God is hoger verheven dan wij kunnen weten” (Job 36:24, 26, NW). Thans dient als nooit tevoren getuigenis te worden gegeven ten einde Jehovah’s naam en werken te verheerlijken. Sinds aloude tijden hebben mannen Gods de grote dag waarin Jehovah zich zal rechtvaardigen, profetisch bezongen. Wij leven thans in die dag! Sla derhalve acht op Elihu’s woorden tot Job: „Leen hier toch het oor aan . . .; sta stil en toon dat gij aandacht schenkt aan de wonderbaarlijke werken van God.” — Job 37:14, NW.
12. Welk wonderbaarlijke werk van God is nabij, en wat dienen wij derhalve te doen?
12 Onder deze wonderbaarlijke werken valt thans veel meer dan Gods scheppingswerken in het stoffelijke universum. Ze omvatten vooral Jehovah’s ’vreemde werk’ waardoor hij zich rechtvaardigt, de verdelging die hij te Armageddon over de goddelozen brengt, hetgeen in dit geslacht zal gebeuren (Jes. 28:21, 22; Openb. 16:14-16). Het is er thans niet de tijd voor om onafhankelijk van Gods Nieuwe-Wereldmaatschappij te handelen of naar persoonlijke eer of zelfrechtvaardiging te streven. Het is er de tijd voor om Jehovah’s ontzagwekkende werken te overdenken en ’hard te werken en ons in te spannen’, „omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God, die een Redder is van alle soorten van mensen, in het bijzonder van getrouwen”. — 1 Tim. 4:10, NW.
13. Waarom dienen de mensen God te vrezen, en met welk resultaat?
13 Aanschouw de luister van Jehovah’s heerlijkheid wanneer hij naar voren treedt om zijn rechtvaardigingswerk te verrichten! „Uit het noorden komt gouden pracht. De waardigheid waarmee God is getooid, is vreesinboezemend. Wat de Almachtige betreft, wij hebben hem niet doorgrond; hij is verheven in kracht, en gerechtigheid en een overvloed van rechtvaardigheid zal hij niet kleineren. Laten de mensen hem daarom vrezen. Hij slaat geen acht op mensen die wijs zijn in [hun eigen] hart” (Job 37:22-24, NW). Zij die God vrezen en zijn naam eren, zullen blijven leven om zich gedurende de gehele toekomstige eeuwigheid in zijn gunst te verheugen. — Ps. 84:12, 13.
ANDERE WERKEN VAN GOD
14. Door middel van welke schepping zal Jehovah het universum besturen, en wat zei Paulus toen hij hierover peinsde?
14 Jehovah is voornemens in zijn gehele uitgestrekte zichtbare en onzichtbare universum evenwicht en orde tot stand te brengen. Wanneer zijn naam is gerechtvaardigd, zal er een eeuwige harmonie bestaan die nimmer door een satanische uitdaging verstoord zal worden. Met het oog hierop heeft Jehovah een „nieuwe schepping” in eendracht met Christus Jezus voortgebracht, terwijl hij deze in een hemelse regering gestalte geeft om het universum rechtvaardig te besturen. Hoe wonderbaarlijk is het niet dat 144.000 leden van de mensheid, „de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen” van de aarde losgekocht moesten worden om te zamen met het Lam, Christus Jezus, dat bestuur uit te oefenen! (Ef. 2:10; Openb. 17:14; 14:1, 3) Hoe wonderbaarlijk is het dat Christus reeds sinds 1914 n. Chr. als Koning in deze regering heerst! Toen Paulus aandachtig over deze hemelse schepping peinsde, móest hij wel uitroepen: „O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!” — Rom. 11:33.
15. Welk verdere wonderbaarlijke werk is thans aan de gang, en met welk resultaat?
15 Hoewel er thans slechts een klein overblijfsel van deze aan haar rechtschapenheid vasthoudende geestelijke klasse op aarde is, heeft Jehovah door bemiddeling van hen een verder wonderbaarlijk werk tot rechtvaardiging van zijn naam verricht. Het is een wereldschokkend getuigeniswerk dat wordt verricht om mensen van alle natiën ertoe te brengen aan de wonderbaarlijke werken van God aandacht te schenken. „’En ik zal alle natiën schokken, en de gewenste dingen van alle natiën zullen binnenkomen; en ik zal dit huis met heerlijkheid vervullen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd” (Hag. 2:7, NW; vs. 8, NBG). Wanneer de zachtmoedigen der aarde de boodschap van Gods koninkrijk horen, worden zij losgeschokt van Satans ten ondergang gedoemde wereld, om vreugdevol de harmonie van Jehovah’s huis van aanbidding binnen te gaan. Daar zij God dag en nacht in zijn tempel dienen, zijn zij ertoe bestemd de aardse onderdanen van het hemelse Koninkrijk te worden, die in eeuwige eenheid en vrede wonen. — Jes. 2:2-4; Openb. 7:15-17.
16, 17. (a) Welke schoonheid brengen de „natiën” thans in Jehovah’s huis? (b) Op het zich ontdoen waarvan zien zij zorgvuldig toe? (c) Hoe geven zij er blijk van dat zij aandacht schenken?
16 Deze mensen, die in Jehovah’s ogen gewenst of begeerlijk zijn, staan nu te zamen met de Job-klasse in een organisatorische opstelling die evenals elk ander deel van Jehovah’s universele schepping evenwichtig en harmonieus is. Hun nationale achtergrond vertoonde een schitterende variatie en deze schoonheid brengen zij, wanneer zij in de Nieuwe-Wereldmaatschappij komen, met zich mee. Zij zien er echter ook zorgvuldig op toe dat zij zich reinigen en zich van de schadelijke gewoonten die zij er tijdens hun verblijf onder de natiën op nahielden, ontdoen. Evenals de gezalfde christenen, beseffen zij dat zij ’in het verleden voldoende de wil der natiën hebben volbracht, toen zij zich overgaven aan losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkgelagen en afgoderijen, zonder wettelijke beperking’. — 1 Petr. 4:3.
17 Jehovah’s gewensten uit de natiën mijden elke vorm van afgoderij, of dit nu in de gezinsaanbidding of in de aanbidding van de gemeenschap gebeurt, of in het verafgoden van menselijke dictators, superpatriottisme of het verhogen van een „vredes”-surrogaat zoals de VN, bestaat. Zij leggen de hebzuchtige, twistzieke geest van Satans wereld af en kweken de vrucht van Gods geest aan, welke „liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” is (Gal. 5:22, 23). Daar zij zich in de kennis van Jehovah verheugen, streven zij ernaar steeds meer met zijn verlichtende, bezielende geest vervuld te worden, dezelfde geest die de wonderbaarlijke harmonie en eenheid welke in al zijn scheppingen zichtbaar is, tot stand brengt en in stand houdt. Zij geven er blijk van dat zij aandacht schenken aan het voorrecht om tot de grote Eenmaker, Jehovah, te komen en zich aan hem op te dragen. — Hand. 10:34, 35.
SCHENK AANDACHT DOOR U GODVRUCHTIG OP TE DRAGEN
18, 19. (a) Hoe dient men de opdracht aan God te bezien? (b) Wat is wonderbaarlijk betreffende de wijze waarop Jehovah het universum bestuurt? (c) Op welke wijze is de mens van de gehele stoffelijke schepping het meest bevoorrecht?
18 Wat een voorrecht zich aan God te mogen opdragen! Het is een stap die vrijwillig moet worden gedaan en met een hart dat gevuld is met liefde en waardering voor Jehovah en al zijn goedheid (Ps. 34:9). Beschouw eens hoe Jehovah het universum waarin wij leven, bestuurt. De uitgestrekte hemelen bewegen zich overeenkomstig de wetten die Jehovah ten tijde dat ze werden geschapen, in hen heeft geplant, in volmaakte regelmaat en harmonie. Zo worden eveneens de jaargetijden en de levenscyclussen op deze aarde door goddelijke wetten bestuurd. Verder merken wij in het dierenrijk op dat er door God geschonken instinctieve vermogens bestaan, door middel waarvan redeloze dieren opmerkelijke voorzieningen kunnen treffen om zich tot het einde van hun levensduur in stand te houden. — Ps. 145:16; 147:9.
19 In de mens treffen wij echter een schepping aan die uniek is in het gehele stoffelijke universum. Alleen de mens is naar Gods beeld en gelijkenis geschapen (Gen. 1:26). Alleen de mens bezit het vermogen om te redeneren en is in staat om betreffende Jehovah en zijn wonderbaarlijke werken een nauwkeurige kennis te verkrijgen. Alleen de mens kan zich door bemiddeling van Christus aan Jehovah opdragen en aldus in de evenwichtigheid, harmonie en eenheid van Jehovah’s organisatie worden opgenomen. Door dat evenwicht te handhaven, zal hij wellicht het pad van eeuwig leven en eeuwige vreugde kunnen bewandelen. — Spr. 20:7; 28:26.
20. (a) Hoe zullen de wijzen de opdracht aan God bezien? (b) Hoe beloont Jehovah hen die zich aan hem opdragen? (c) In welk opzicht dienen wij nauwkeurig in Jezus’ voetspoor te treden?
20 Deze opdracht en het bewaren van onze plaats in Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij is zo belangrijk, dat het voor alle mensen die thans op de oppervlakte van deze aarde wonen, een kwestie van leven en dood is. Het getuigt van wijsheid wanneer men er blijk van geeft aandacht te schenken aan de geïnspireerde raad: „[Kiest] het leven . . . opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht, door Jehovah, uw God, lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en hem trouw te blijven, want hij is uw leven en de lengte uwer dagen” (Deut. 30:19, 20, NW). Wanneer wij liefde voor Jehovah tonen door ons aan hem op te dragen en hem te gehoorzamen, zal hij op zijn beurt van zijn grote liefde jegens ons blijk geven. Hij zal ons op dezelfde wijze als hij zijn uitgebreide universum door liefde bestuurt, in liefde leiden. Gods eigen Zoon, Jezus, schepte er behagen in zich aan Jehovah op te dragen en Zijn goddelijke wil getrouw te volbrengen. Hij is ons „model”, opdat wij „nauwkeurig in zijn voetspoor [zouden] treden”. — Ps. 40:8-10; 1 Petr. 2:21, NW.
SLA ACHT OP GODS ONDERRICHT
21. (a) Welke houding dienen wij ten opzichte van streng onderricht aan te nemen? (b) Hoe kan de christen valstrikken vermijden en geestelijk sterk blijven?
21 Op dezelfde wijze als een godvrezende vader zijn zonen streng onderricht, onderricht de hemelse Vader, Jehovah, degenen die hem getrouw aan hun opdracht dienen (Hebr. 12:5-11). Accepteer het door hem gegeven strenge onderricht dankbaar. „Luistert, o zonen, naar het strenge onderricht van een vader en schenkt aandacht ten einde inzicht te verkrijgen. Want ik zal u stellig goed onderricht geven. Verlaat mijn wet niet” (Spr. 4:1, 2, NW). Tot dit goede onderricht behoren eveneens de juiste beginselen van Jehovah’s Woord. Door op dit onderricht acht te slaan, kunnen christenen thans de valstrikken van deze onevenwichtige wereld vermijden en met het oog op het ontvangen van leven in Gods nieuwe wereld hun morele rechtschapenheid beschermen. „Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord” (Ps. 119:9). Ten einde geestelijk sterk te blijven, is het een eerste vereiste de bijbelse beginselen te bestuderen, deze voortdurend te herhalen en zich op de gemeentevergaderingen te uiten. — Hebr. 2:1-4; 10:23-25.
22, 23. (a) Welke onverdroten krachtsinspanningen zijn nodig, en waarom? (b) Welk standpunt dienen wij in te nemen met betrekking tot profetieën, en wat kan over de nauwkeurigheid ervan worden gezegd?
22 Petrus zegt ons dat wij „onverdroten krachtsinspanningen” in het werk dienen te stellen ten einde godvruchtige hoedanigheden te ontwikkelen, opdat wij vruchtbaar mogen zijn „ten aanzien van de nauwkeurige kennis van onze Here Jezus Christus” (2 Petr. 1:5-8, NW). „Daarom”, zo voegt hij hieraan toe, „zal het steeds mijn voornemen zijn u hieraan te herinneren, hoewel gij het weet en in de waarheid, die bij u is, versterkt zijt” (2 Petr. 1:12). Deze nauwkeurige kennis omvat niet alleen juiste beginselen en een juiste leer, maar ook kennis van het krachtige woord der profetie. Ten tijde van de transfiguratie op de berg, ontving Petrus een treffend visioen van de luister van de Here Jezus Christus ten dage van zijn tegenwoordigheid en macht in het koninkrijk Gods (Matth. 17:1-9). Vandaar dat hij met een diepe overtuiging kon zeggen: „Wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats.” — 2 Petr. 1:19.
23 Evenals de uitgebreide zichtbare schepping van God iets ordelijks en schitterends is, wordt Jehovah’s profetische Woord op een ordelijke, harmonieuze en opbouwende wijze aan degene die dat Woord bestudeert, ontvouwd. „Alles heeft zijn uur en ieder ding onder den hemel zijn tijd” (Pred. 3:1). Dit wordt door de vervulling van bijbelse profetieën overtuigend bewezen. Vele eeuwen van tevoren werd in Daniëls profetie op een uiterst nauwkeurige wijze voorzegd dat de eerste advent van Messias Christus in het jaar 29 (n. Chr.) zou vallen en zijn tweede advent in hemelse heerlijkheid in 1914 (n. Chr.), terwijl er tevens vele andere tijdskenmerken betreffende de periode rond deze belangrijke gebeurtenissen werden voorzegd. — Daniël, de hoofdstukken 4, 9, 11 en 12.
24, 25. (a) Welke krachtige profetie sprak Jezus uit, en welke uitwerking dient de vervulling ervan op ons te hebben? (b) Waar dienen wij met het oog op de tijd nog meer aandacht aan te schenken?
24 Christus’ eigen profetie betreffende het „teken” waardoor zijn tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht en het einde der wereld gekenmerkt zouden worden, neemt een bijzondere plaats in. Welk een krachtige vervulling hebben de bijbelse hoofdstukken Matthéüs 24 en 25, Markus 13 en Lukas 21 in onze twintigste eeuw gehad! In deze knappe ruimtevaarteeuw neemt de „radeloze angst onder de volken” toe, „terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen”. Zij die de profetie begrijpen, heffen hun hoofd echter op in de zekere hoop dat zij bevrijd zullen worden (Luk. 21:25-28). Jehovah’s wonderbaarlijke werk van rechtvaardiging en redding is nabij!
25 Wanneer wij er blijk van geven aandacht te schenken aan het profetische Woord, moeten wij ook voortdurend onze eigen handelwijze aan een onderzoek onderwerpen ten einde aan onze rechtschapenheid jegens Jehovah vast te houden. Na talrijke onderdelen van het „teken” waardoor het einde van deze satanische wereld wordt gekenmerkt, beschreven te hebben, voegt Jezus hier een waarschuwing aan toe: „Ziet toe op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard worde door roes en dronkenschap en zorgen voor levensonderhoud, en die dag niet plotseling over u kome, als een strik. Want hij zal komen over allen, die gezeten zijn op het oppervlak der ganse aarde. Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van den Zoon des mensen” (Luk. 21:34-36). Thans leven wij meer dan ooit in de tijd om waakzaam te blijven!
26. Hoe kunnen wij op het voorbeeld van Jehovah’s wachter achtslaan door aandacht te schenken?
26 Bewaar uw positie in de Nieuwe-Wereldmaatschappij naarmate de dag van Gods strijd — Armageddon — naderbijkomt! Schenk aandacht aan alle gelegenheden van studie, dienst voor God en omgang met Zijn volk. Wees standvastig. Volg oplettend de leiding van de zich thans op aarde bevindende getrouwe wachterklasse van Jehovah’s getuigen, wanneer ze vrijmoedig bekendmaakt wat ze in vervulling van Jehovah’s profetische Woord ziet geschieden: „En hij schonk nauwgezet aandacht, met een grote oplettendheid. En hij ging ertoe over als een leeuw uit te roepen: ’Op de wachttoren, o Jehovah, sta ik voortdurend elke dag, en op mijn wachtpost ben ik alle nachten gestationeerd.’” Jehovah beloont zijn waakzame wachter door hem van tevoren te tonen hoe de strijd zal verlopen en welke uitwerking deze op Satans Babylonische wereld zal hebben: „En hij begon te spreken en te zeggen: ’Ze is gevallen! Babylon is gevallen, en alle gebeitelde beelden van haar goden heeft hij in stukken ter aarde geworpen!’” — Jes. 21:7-9, NW.
27. Welk ontzagwekkende werk komt naderbij, en hoe dienen allen die hun rechtschapenheid bewaren, te handelen?
27 Vergis u niet! Het wonderbaarlijkste en ontzagwekkendste van al Jehovah’s werken zal dit geslacht der mensheid spoedig overvallen. Thans, voordat hij de wervelstorm der vernietiging loslaat, richt Jehovah zich tot de hun rechtschapenheid bewarende leden van zijn Nieuwe-Wereldmaatschappij, met de woorden: „Gord nu als een man uw lendenen.” Blijf onbevreesd getuigenis geven, tot eer van Jehovah’s naam! Wanneer Armageddon losbarst, zal God zelf „wonderbaar . . . met zijn stem [donderen]; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet”. Zijn hemelse krijgsmacht zal met een groot geraas handelend optreden en nauwkeuriger doel treffen dan welk aan de mens bekend zijnde projectiel ook. Wie weet welke kosmische of andere krachten Jehovah bij het vernietigen van de goddelozen zal gebruiken? „Zijt gij doorgedrongen tot de schatkamers van de sneeuw? En hebt gij de schatkamers van den hagel gezien, dien Ik heb opgespaard voor den tijd van benauwdheid, voor den dag van strijd en oorlog?” (Job 37:5; 38:1, 3, 22, 23) O, mogen wij toch allen onze opgedragen positie binnen Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij tot Armageddon, en helemaal door die wonderbaarlijke tijd van strijd heen, bewaren! — 1 Kor. 16:13; Ps. 46:1, 2.
28. (a) Wat wordt afgebeeld doordat God Job beloonde? (b) Wat zingen aandacht schenkende lovers van Jehovah thans?
28 Evenals Job een rijke beloning ontving omdat hij aan Gods wonderbaarlijke werken, en vooral aan Elihu’s boodschap betreffende Jehovah’s rechtvaardiging, aandacht had geschonken, is het geestelijke overblijfsel van Jehovah’s getuigen thans een wonderbaarlijke tijd van voorspoed ingegaan. Zij zijn met vele „kinderen” gezegend die de verwachting koesteren om eeuwig op deze aarde te leven en die in hun wereldomvattende dienst voor God werkelijk mooi zijn (Job 42:12-15). Allen loven Jehovah in één harmonieuze eenheid, terwijl zij zich te zamen verheugen in het vooruitzicht om te blijven leven en zijn nieuwe wereld binnen te gaan. Vol geluk zingen zij: „De HERE is groot en zeer te prijzen, zijn grootheid is ondoorgrondelijk. Geslacht aan geslacht zal uw werken roemen, zij zullen uw machtige daden verkondigen. Ik zal van den heerlijken luister uwer majesteit en van uw wonderdaden gewagen” (Ps. 145:3-5). Zij allen bewaren hun rechtschapenheid door aandacht te schenken aan de wonderbaarlijke werken van God.