Jehovah — een toevlucht voor miljoenen
IN DIT wetenschappelijke tijdperk hebben de natiën vreesinboezemende wapens tegen elkaar gebruikt — gifgas, napalmbommen en atoombommen die aan duizenden mensenlevens tegelijk een eind kunnen maken. Dit heeft aanleiding gegeven tot de grote vrees dat men nog duivelser wapens zal gaan gebruiken — zenuwgassen, biologische wapens, waterstofbommen en misschien zelfs nog verschrikkelijker oorlogstuig. Militaire experts zeggen dat een oorlog met zulke wapens geen overwinnaars zou achterlaten — hij zou voor allen een nederlaag tot gevolg hebben.
Toch zijn sommige mensen die voorstanders zijn van het opslaan van dergelijke wapens, de mening toegedaan dat God wreed is wanneer hij over het vernietigen van de natiën spreekt. In werkelijkheid blijft elke natie in strijd met Gods beginselen aan de bewapeningswedloop deelnemen ten einde te trachten het machtsevenwicht in haar eigen voordeel te verstoren. De enige oplossing hiervoor is de verwijdering van het huidige, door de mens gemaakte samenstel, opdat het vervangen kan worden, neen, niet door een andere vorm van menselijk bestuur, maar door Gods eigen heerschappij.
Als prijs voor vrede op aarde moeten de goddeloze, zelfzuchtige mensen, die persoonlijk voordeel of persoonlijke eer boven het geluk van de mensen in het algemeen stellen, van de aarde verwijderd worden. De bijbel zegt: „De goddeloze is een losprijs voor de rechtvaardige; en wie verraderlijk handelt neemt de plaats in van de oprechten.” — Spr. 21:18.
BIJBELSE VOORBEELDEN
Wij beschikken over bijbelse voorbeelden die aantonen dat God ten behoeve van rechtvaardige personen handelend optreedt door goddeloze personen uit de weg te ruimen. Zo was er de vloed in Noachs dagen. „De aarde werd met geweldpleging vervuld”, zegt het verslag, en „de aarde . . . was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven” (Gen. 6:11, 12). Noach ’wandelde echter met God’ en „vond gunst in de ogen van Jehovah”. Toen de wereld van die tijd werd vernietigd, werden Noach en zijn gezin door Jehovah’s hand gered. — Gen. 6:8, 9; 8:18.
Later werden de steden Sodom en Gomorra uitermate immoreel. De verdorvenheid van deze steden was zo schokkend en schadelijk voor de vrede van anderen, dat er algemeen over werd geklaagd. „Dientengevolge zei Jehovah: ’Het klaaggeschrei over Sodom en Gomorra, ja, het is luid, en hun zonde, ja, ze is zeer zwaar’” (Gen. 18:20). Deze steden werden vernietigd ten einde het gebied van grove goddeloosheid te zuiveren, opdat degenen die overeenkomstig een juiste moraal wensten te leven, vrede en veiligheid zouden kunnen genieten. — Gen. 19:1, 12, 13, 24, 25.
Jehovah’s vernietigende daad is derhalve niet unfair. En ze is onvermijdelijk, aangezien de natiën in het algemeen vastbesloten zijn hun vernietigende handelwijze te blijven volgen, net zoals de mensen vóór de Vloed onverbeterlijk waren. Afzonderlijke personen kunnen echter aan de vernietiging ontkomen. Er is nog steeds tijd voor personen die meer over God willen weten ten einde zijn goede wil te verkrijgen en tegen vernietiging beschermd te worden.
DE LAATSTE OORLOG
In hoeverre kunnen degenen die een standpunt innemen aan de zijde van Jehovah en de ene wereld en ene regering onder Zijn soevereiniteit, eigenlijk zeker zijn van bescherming? In het veertiende hoofdstuk van het bijbelboek Zacharia worden wij profetisch ingelicht over de zekerheid welke degenen die aan Jehovah’s zijde staan, gedurende het volledige einde van dit huidige samenstel van dingen zullen genieten. Deze profetie handelt over gebeurtenissen die zich zullen voordoen nadat alle valse religie door de politieke machten is vernietigd. (De vernietiging van de valse religie, voorgesteld door een „hoer”, wordt in Openbaring 17:16 afgeschilderd.) Dan zullen de koningen (heersers) van de aarde en hun legers tegen het „Lam”, Jezus Christus, strijden en de nederlaag lijden.
Zacharia schreef: „Dit zal de gesel blijken te zijn waarmee Jehovah alle volken zal geselen die metterdaad militaire dienst tegen Jeruzalem zullen verrichten: Er zal een wegrotting zijn van iemands vlees terwijl hij op zijn voeten staat; en iemands ogen zelf zullen in hun kassen wegrotten, en iemands tong zelf zal in zijn mond wegrotten.” — Zach. 14:12.
Er is geen verslag voorhanden waaruit blijkt dat de in dit gedeelte van Zacharia’s profetie beschreven gebeurtenissen in het verleden in en rondom Jeruzalem in vervulling zijn gegaan. De profetie gaat dus later in vervulling, maar niet ten aanzien van de letterlijke stad Jeruzalem. Deze is niet langer Gods „heilige stad”. „Het hemelse Jeruzalem” is de plaats waarnaar christenen toestromen en die zij als heilig beschouwen (Hebr. 12:22). De natiën kunnen vanzelfsprekend niet tot in de hemel reiken ten einde deze stad aan te vallen, maar zij kunnen wel degenen op aarde aanvallen die deze stad vertegenwoordigen. Volgens de profetie van Zacharia zullen zij dit doen. Wanneer zij de vertegenwoordigers van het hemelse Jeruzalem aanvallen, vallen zij in werkelijkheid de hemelse stad zelf aan.
VERTROUWEN EN ZEKERHEID
Hebben degenen die de hoop koesteren uiteindelijk leden van de hemelse stad te zijn, namelijk de geestelijke broeders van het „Lam”, Christus Jezus, reden bevreesd te zijn? Hebben hun metgezellen die zich bij hen hebben aangesloten in de bekendmaking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, reden bevreesd te zijn bij het vooruitzicht van de boosaardige aanval die zal komen? Neen. Zij hebben Jehovah tot hun toevlucht gemaakt, en hij zal jegens hen niet in gebreke blijven. Denkt u maar aan de aanval door de superieure militaire strijdkrachten op het koninkrijk Juda in de dagen van koning Josafat. God zei tot Josafat: „Weest niet bevreesd, noch verschrikt wegens deze grote menigte; want het is geen strijd van u, maar van God. . . . Gij zult in dit geval niet hoeven te strijden” (2 Kron. 20:15-17). Het resultaat was dat God verwarring onder de vijandelijke legers teweegbracht, zodat zij elkaar afslachtten. Koning Josafat en zijn volk troffen alle vijanden dood aan. — 2 Kron. 20:22-24.
Later viel het zegevierende leger van de Assyrische koning Sanherib, dat alles vernietigde wat het op zijn pad tegenkwam, het land Juda binnen. Voor de muren van Jeruzalem dreigde en hoonde een van de generaals, Rabsake, koning Hizkía van Jeruzalem en zijn God, Jehovah. Maar Jehovah troostte Hizkía met de woorden: „[De koning van Assyrië] zal deze stad niet binnenkomen en er geen pijl in schieten en er met geen schild vóór komen en er geen belegeringsdam tegen opwerpen” (2 Kon. 19:32). Die nacht zond Jehovah een engel om 185.000 van Sanheribs machtige mannen en hun bevelhebbers te doden. Wat er van het verslagen leger overbleef, keerde naar Assyrië terug zonder de inwoners van Jeruzalem ook maar aan te raken. — 2 Kon. 19:35; 2 Kron. 32:21.
Zo zal het ook gaan in verband met de aanval van de natiën tegen Gods volk tijdens de wereldsituatie die „Har–mágedon” wordt genoemd (Openb. 16:16). Of de „gesel” in de hierboven beschreven profetie van Zacharia nu letterlijk is of niet, de mond van degenen die zich aanmatigen om schrikaanjagende oorlogskreten en bedreigingen te uiten, zal tot zwijgen worden gebracht. Hun tong zal hetzij letterlijk wegrotten, of ze zal in gebreke blijven, net alsof zij geen tong hadden. Het gezichtsvermogen zal plotseling verduisteren! De spieren en pezen van goed getrainde, fysiek ontwikkelde strijders zullen hun kracht en beweeglijkheid verliezen wanneer zij op hun voeten staan. Het zal niet goed gaan met hun wapenarsenaal, met inbegrip van door computers bestuurde geleide projectielen. De profetie, waarin termen van het militaire stelsel van die tijd worden gebruikt, zegt:
„En zo zal de gesel blijken te zijn van het paard, het muildier, de kameel en de mannetjesezel, en elk soort van huisdier dat zich in die legerplaatsen bevindt; gelijk deze gesel.” — Zach. 14:15.
Dit zal beslist schrikaanjagend zijn voor degenen die dan tegen God strijden. Maar de verschrikking wordt nog verergerd door de verwarring die de Almachtige God onder degenen die tot de aanval trachten over te gaan, teweeg brengt. Evenals de vijanden van koning Josafat uit de oudheid, zullen zij als waanzinnigen tegen elkaar strijden. In Zacharia’s profetie wordt gezegd: „En het moet op die dag geschieden dat verwarring afkomstig van Jehovah wijdverbreid zal worden onder hen; en zij zullen werkelijk ieder de hand van hun metgezel vastgrijpen, en ieders hand zal zich werkelijk tegen de hand van zijn metgezel verheffen.” — Zach. 14:13.
Deze grootscheepse vernietiging van al Gods vijanden zal in elk deel van de aarde plaatsvinden. Het parallelle visioen in het boek Openbaring toont aan hoe het „wilde beest”, dat de regeringen van de aarde vertegenwoordigt, tegen Jezus Christus, de „Koning der koningen en Heer der heren”, strijdt. Al hun militaire strijdkrachten nemen volgens dit visioen aan de strijd deel en gaan in een vernederende nederlaag ten onder. — Openb. 19:16, 19-21.
VOORZIENINGEN VOOR DE OVERLEVENDEN
Zal een dergelijke vernietiging een totale verwarring op aarde achterlaten? Zullen degenen die hun toevlucht bij God gezocht hebben, gedesorganiseerd zijn en niet weten wat zij moeten doen? Zullen zij gebrek lijden?
Neen, want de profetie zegt hierover: „En het vermogen van alle natiën rondom zal stellig verzameld worden, goud en zilver en kleren in buitengewone overvloed” (Zach. 14:14). Er zal beslist voldoende zijn om allen te ondersteunen die voor bescherming naar Jehovah hebben opgezien, totdat zij de situatie kunnen regelen en op aarde werkzaam kunnen zijn overeenkomstig Gods geopenbaarde wil voor die tijd. Deze inlichtingen zullen via het hemelse „Nieuwe Jeruzalem” tot hen komen. — Openb. 21:1-4.
Wanneer Jehovah zijn toegewijde dienstknechten heeft bevrijd door de gecombineerde militaire strijdkrachten van de aarde te verdelgen, zal zijn hand niet te kort zijn om zijn volk van het nodige te voorzien. Daarvan kunnen wij verzekerd zijn! Een voorbeeld van zulk een zorg wordt aangetroffen in Jehovah’s woorden tot Israël kort voordat zij het Beloofde Land binnengingen. God zei door bemiddeling van Mozes dat hij voor hen uit zou trekken om hen te helpen de natiën aldaar te verslaan en dat zij, wanneer zij het land in bezit zouden nemen, ’grote en mooie steden zouden ontvangen die zij niet hadden gebouwd, en huizen vol met allerlei goede dingen die zij niet hadden gevuld, en uitgehouwen regenbakken die zij niet hadden uitgehouwen, wijngaarden en olijfbomen die zij niet hadden geplant’. Zij hebben deze dingen inderdaad ontvangen, zodat zij ’aten en werden verzadigd’. — Deut. 6:10, 11.
Materiële voorraden zullen de gelukkige overlevenden van Gods oorlog dus geen zorgen baren. Zij zullen het echter belangrijker achten dat zij zonder belemmering de ware aanbidding zullen kunnen beoefenen. Vermoedelijk zullen miljoenen in Jehovah’s bevrijding delen, want op het ogenblik hebben reeds meer dan twee miljoen personen Jehovah en zijn Messiaanse koninkrijk tot hun toevlucht gemaakt. Dezen maken het goede nieuws van dit koninkrijk in nagenoeg alle delen der aarde bekend, terwijl elk jaar honderdduizenden hun vertrouwen in dit koninkrijk stellen en aan de bekendmaking ervan deelnemen. Jehovah wordt inderdaad een toevlucht voor miljoenen!