Beslissende overwinning over Babylonische religie nabij
1. Hoe is de Christenheid thans evenals het Israël van vroeger in gevangenschap geraakt? en wie heeft ze getracht daar met haar vast te houden?
IN DE Schrift wordt over Satans wereldorganisatie gesproken als over Babylon, omdat deze organisatie wat haar religieuze leer en gebruiken betreft gelijk Babylon, de oude hoofdstad van Nimrod, de eerste totalitaire koning op aarde, is. Evenals het Israël van vroeger is de Christenheid in gevangenschap geraakt aan deze Babylonische wereldorganisatie. Ze geeft er de voorkeur aan daar te blijven in plaats van naar de vrijheid uit te breken en trouw te zijn aan het koninkrijk Gods. O ja, ze bidt er om met haar lippen, maar haar hart is er niet op gericht. Ze heeft getracht haar gehele kudde met haar in Babylonische gevangenschap onder Satans wereld te sleuren en hen daar in slavernij te houden, weg van Jehovah God en weg van zijn Christus, de gezalfde Koning. In de tegenwoordige tijd heeft ze getracht het overblijfsel van Jehovah’s getuigen daar vast te houden. Dit overblijfsel, dat met Gods geest is gezalfd, begon zich in het laatste kwart van de vorige eeuw te formeren. De lamp van zijn Woord straalde steeds helderder licht uit en het overblijfsel dat op het pad der waarheid dit licht volgde, streefde er naar zich volledig los te rukken van het huidige Babylon en in de vrijheid van Jehovah’s theocratische organisatie te komen.
2. Hoe heeft het overblijfsel veel vrijheid verkregen, en wat predikten zij nauwkeurig over 1914? hoe zijn zij desondanks in gevangenschap geraakt aan het huidige Babylon?
2 Een grote mate van vrijheid werd verkregen door de waarheid voor te staan naarmate ze in die tijd werd geopenbaard, zoals Jezus had gezegd: „De waarheid zal u vrijmaken.” Met overtuiging wees het overblijfsel vooruit naar het jaar 1914 en toonde aan de hand van de profetieën uit de Schrift aan dat het een jaar van weergaloze ellende voor de wereld zou zijn, waardoor zou worden aangeduid dat haar einde nabij was. Wat de wereldellende in 1914 betreft, zij werden niet teleurgesteld, want in dat jaar brak het eerste wereldconflict uit, dat met een totale oorlogvoering gepaard ging. Maar in plaats dat de leden van het overblijfsel van Jehovah’s aanbidders met een vroege overbrenging naar het hemelse koninkrijk werden begunstigd, legden hun politieke en religieuze vijanden in de Christenheid met geweld beslag op hen. De oorlogstoestanden schiepen voor hun vijanden een gunstige omstandigheid dit ten aanzien van hen te doen. Daarom toefden zij gedurende de duur der oorlog met bedroefde harten in Babylonische gevangenschap.
3. Wat was de Christenheid vast besloten met betrekking tot het overblijfsel?
3 De schijnbare overwinning die Satan daar had behaald, was echter slechts van korte duur. De goden en machtigen der Christenheid hadden gezworen en verklaard dat dit het einde was voor deze getuigen die het einde der wereld voorzegden en die Christus’ regering van duizend jaren, gedurende welke tijd de Duivel gebonden zou zijn, bekendmaakten. Zij hadden deze gevangen aanbidders van Jehovah God ten dode opgeschreven, indien niet een physieke dood dan een geestelijke dood. „Ga heen, dien andere goden,” de goden van het grote Babylon. Hen tot die handelwijze drijven, was het doel van de vervolging die de vijanden tegen hen instelden (1 Sam. 26:18, 19). Zij die Jehovah’s gewijde volk gevangen hielden, waren vast besloten de gevangenisdeuren nimmer te openen en deze gevangenen nimmer los te laten, ten einde hen te beletten naar huis, naar Jehovah’s organisatie, te gaan. De goden van Babylon en hun dienstknechten en aanbidders voorzegden dat er voor Jehovah’s aanbidding en organisatie op aarde geen toekomst was en dat zijn volk nooit weer vrij zou zijn en zou kunnen terugkeren. Zij waren vast besloten er naar te streven dat doel te bereiken, ten einde Jehovah, de God van Jakob of Israël, smaad aan te doen. — Ps. 102:21; Jes. 14:17.
4-6. Wat werd wederom bewezen met betrekking tot Satans machtigen? en welke uitdaging en welk te kennen gegeven voornemen liet Jehovah lang geleden tot hen richten?
4 Satans machtige organisatie had het echter nogmaals bij het verkeerde eind. Wederom bleken haar zichtbare en onzichtbare machtigen valse goden te zijn. Wederom werden zij aan de kaak gesteld als zijnde valse profeten, die hun woorden niet in vervulling konden laten gaan. Duizenden jaren geleden had Jehovah God op deze tijd neergezien en had alle goden en machtigen van Babylon de volgende uitdaging in het gezicht geslingerd. Ze staat opgetekend in de profetie van Jesaja, hoofdstuk 41, vers 21-29:
5 „Brengt uw zaak voor, zegt Jahwe, komt met uw bewijzen op, zegt Jakobs koning. Laten zij opkomen en ons mededeelen wat geschieden zal. Deelt mede wat het verleden geweest is; opdat wij er acht op slaan, er den afloop van weten. Of doet ons het toekomstige hooren, deelt mede wat later gebeuren zal; opdat wij weten dat gij goden zijt. Ja, doet iets, goed of kwaad; opdat wij verbijsterd staan en vreezen tegader. Zie, gij zijt niets; niet met al is wat gij uitricht. Afschuwelijk wie u kiest!”
6 Daarna vestigt Jehovah de aandacht op Christus Jezus, die hij als Koning op het hemelse Zion, aan de zijden van het Noorden, op de troon plaatst, en die van het Oosten of de opgang der zon komt, en Jehovah maakt zijn voornemen bekend om te laten zien dat Hij waarlijk God is, zeggende: „Ik verwekte een van het noorden, en hij komt! van het oosten een die mijnen naam aanroept, die de vorsten [van het grote Babylon] vertreedt als slijk, gelijk de pottenbakker het leem treedt. Wie heeft dit van den beginne verkondigd, zoodat wij het wisten? of van te voren, zoodat wij zeiden: Zoo is het! Maar niemand heeft het verkondigd, niemand het doen hooren, niemand heeft een woord van u vernomen; ik was de eerste, die het Sion verkondigde en aan Jeruzalem de blijde boodschap bracht. Maar toen ik toezag, was daar niemand, niemand hunner die er iets van wist; zij allen zijn niets en hunne daden zijn niets, wind en nietigheid zijn hunne beelden.” — vers 21-24, LV; vers 25-29, OB.
7. Waarom was Jehovah gedurende een korte tijd toornig op het overblijfsel? maar welk voornemen en welke uitslag betreffende hen kon de vijand niet voorzeggen?
7 Nogmaals overleefde een getrouw overblijfsel deze poging van Satans Babylonische wereldorganisatie om Jehovah’s volk te vernietigen en Jehovah’s aanbidding van de aarde te doen verdwijnen. In weerwil van alle pogingen die de vijand in het werk stelde om de vernietiging van dit toegewijde overblijfsel als Jehovah’s aanbidders en getuigen te bewerkstelligen, bewaarde hij hen. Inderdaad was hij gedurende een korte tijd toornig op hen omdat zij door contact met de Babylonische wereld waren bezoedeld en voor mensenvrees waren gezwicht. Daarom liet hij hen gedurende de weeën van de wereldoorlog, in het bijzonder in 1918, in de macht van de vijand vallen en onder diens toezicht geraken. Maar omdat hun hart waarachtig en getrouw was jegens hem en tot bekering was geneigd, liet hij hen niet volledig in de steek. Hij vatte het voornemen op hen te bevrijden door zijn Grotere Kores, zijn Koning Christus Jezus, die hij aan het einde van de „bestemde tijden der natiën”, in 1914, in de hemelen op de troon had geplaatst. Het getrouwe gevangen overblijfsel verwachtte zulk een bevrijding op aarde niet. De goden en machtigen van Babylon hadden hun dat niet te verstaan gegeven maar voorzegden juist dat het niet zou gebeuren. Wanneer hun werd gevraagd en wanneer zij er toe werden uitgedaagd te verklaren wat er met Jehovah’s werk en organisatie op aarde zou gebeuren, konden zij niet positief antwoorden.
8. Wie heeft de uitslag wel voorzegd? en wanneer en door wie werd Jesaja 12:1, 2, 5, 6 vervuld?
8 Jehovah gaf er blijk van de waarachtige profeet te zijn. Hij was de eerste die aan het overblijfsel van zijn hoofdorganisatie Zion het goede nieuws van bevrijding vertelde. Hij deed dit door middel van zijn Woord, de Bijbel, en op dat Woord wierp hij het licht van zijn openbaring. Zoals de feiten der historie laten zien, brak hij in 1919 de greep van het machtige Babylon en bevrijdde zijn gevangen volk. Hij herstelde het tot zijn theocratische organisatie en haar vrije en onbevreesde activiteit. Daarna gingen aan het herstelde overblijfsel de woorden in vervulling die hij lang geleden tot Zion had gezegd: „Te dienzelfden dage zult gij zeggen: Ik dank U, HERE [Jehovah]! dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. Ziet, God is mijn Heil [redding] . . . Psalmzingt den HERE, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op den gansen aardbodem. Juich en zing vrolijk, gij inwoners van Zion! want de Heilige Israëls is groot in het midden van u.” — Jes. 12:1, 2, 5, 6, AV.
UITDAGING AAN DE GODEN VAN BABYLON
9. Hoe heeft Jehovah zich als de waarachtige God gerechtvaardigd?
9 Jehovah heeft bewezen waar te zijn, maar de goden van Babylon niet. Toen hun de kans werd gegeven goed te doen door Jehovah’s getuigen vrijwillig uit hun macht te bevrijden en hun ook de kans werd gegeven kwaad te doen door de getuigen van de aarde uit te roeien, zijn zij er niet in geslaagd het bewijs te leveren goden te zijn in vergelijking met Jehovah, de God van zijn gezalfde overblijfsel. Toen de oorlog in de hemel volgde op het op de troon plaatsen van Gods Zoon als Koning van een nieuwe wereld, hetgeen in 1914 geschiedde, werd de demonengoden van Babylon, met inbegrip van Satan, hun heerser, met geweld een val uit de hemel bezorgd en zij werden naar beneden naar deze aarde, de voetbank van Gods Koning, geworpen. Sedert die tijd klinkt door middel van Gods geopenbaarde Woord luid de kreet: „Babel is gevallen, zij is gevallen! en al de gesneden beelden harer goden heeft Hij verbroken tegen de aarde” (Jes. 21:9). Jehovah’s organisatie van zijn bevrijde overblijfsel is zijn wachterklasse op aarde, en ze neemt dit verbazende nieuws over, vooral sedert 1925. Ze roept dit uit tot alle inwoners van Gods organisatie, te beginnen met de uitgave van The Watchtower van 1 maart 1925. Jehovah heeft zich dus door zijn Koning, Christus Jezus, als de waarachtige God gerechtvaardigd, terwijl hij zijn kracht over de machtige vijandelijke organisatie Babylon heeft getoond. Hij heeft zich als de Almachtige God gerechtvaardigd doordat hij zijn overblijfsel uit haar macht heeft bevrijd. Zijn reine aanbidding werd aldus hersteld en hernieuwd op aarde, en ze zal worden bewaard. Ze zal de overwinning behalen!
10. Welke verantwoordelijkheid werd het bevrijde overblijfsel gegeven? wat moesten zij desondanks ondergaan?
10 Aan dit in 1919 bevrijde overblijfsel werd het grote voorrecht en de zware verantwoordelijkheid toevertrouwd de reine, onbesmette aanbidding van de waarachtige God, Jehovah, op aarde voort te zetten en deze aanbidding tot de einden der aarde uit te breiden. Zoals in de tevoren aangehaalde profetie werd gezegd: „Zulks zij bekend op den gansen aardbodem.” Toen het bevrijde overblijfsel uit de macht van Babylon werd bevrijd, was het nog steeds bevlekt en bezoedeld met smetten van Babylon. Dit paste niet bij hun verschijning als aanbidders van Jehovah, die de vijand van Babylon is. Jehovah had nu zijn Hogepriester, Christus Jezus, tot de geestelijke tempel gezonden om ten aanzien van alle religiën, zowel de ware als de valse, een oordeelswerk te verrichten. Zijn Hogepriester ging er derhalve toe over het overblijfsel, hun inzicht en hun wijze van aanbidding van de Allerhoogste God te reinigen. Dit werd in Jehovah’s profetie bij monde van Maleachi in de volgende woorden voorzegd: „Wie zal den dag Zijner toekomst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep der vollers. En Hij zal zitten, louterende, en het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi [het geestelijke overblijfsel] reinigen, en Hij zal ze doorlouteren als goud, en als zilver; dan zullen zij den HERE spijsoffer toebrengen in gerechtigheid.” — Mal. 3:2, 3.
11. Wie worden te licht bevonden in het oordeel? Maar wie kwamen er goedgekeurd doorheen, en waarom?
11 In deze tijd waarin Jehovah’s Boodschapper en Hogepriester tot de tempel van aanbidding komt, hebben de religieuze stelsels der Christenheid het oordeel niet doorstaan en ze zijn niet goedgekeurd. Maar het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s getuigen heeft zich er aan onderworpen dat hun aanbidding werd gereinigd en zij zijn goedgekeurd door het oordeel heen gekomen. Zij hebben zich ontdaan van menselijke overleveringen en allerlei philosophieën en zij zijn in volledige overeenstemming gebracht met het zuivere Woord van God. Zoals Jezus heeft gezegd: „Gij zijt reeds rein vanwege het woord dat ik tot u heb gesproken” (Joh. 15:3, NW). Zij zijn door hun Hogepriester naar theocratische aanbidding geleid, een aanbidding die inhoudt God als Opperste Heerser te dienen en waarin het toezicht over zijn tempel wordt uitgeoefend van boven af, van Hem als Opperste Hoofd naar beneden en niet van een of ander inferieur niveau naar boven.
12. Hoe heeft Satan getracht het overblijfsel in slavernij te brengen? maar met welk resultaat?
12 Gedurende alle jaren sedert de bevrijding in 1919 hebben Satan en zijn demonen getracht de organisatie en de aanbidding van Jehovah’s bevrijde volk te verderven. Maar hun Hogepriester in de tempel heeft hen rein gehouden. Bovendien heeft Satan getracht hen te vernietigen door de gewelddadige machten van het fascisme en het nazisme, door de militaire druk van de tweede Wereldoorlog en zijn na-oorlogse periode, en nu door eveneens de machten van het internationale communisme tegen hen in het veld te brengen. Maar tot op dit jaar 1951 zijn de pogingen die Satan door deze middelen in het werk heeft gesteld, tevergeefs geweest. Door elke list heeft hij getracht hen in slavernij terug te sleuren en hen een deel dezer wereld te maken, maar het heeft niet gebaat. Jehovah’s bevrijde en gereinigde volk houdt vast aan reine, onbesmette religie in de ware betekenis van het woord. Zij zorgen niet alleen voor weduwen en wezen of beroofden in hun verdrukking maar zij houden zich ook onbevlekt van deze wereld. Door de kracht die de Almachtige God door Christus schenkt, zullen zij dit blijven doen.
TEN AANSCHOUWEN VAN DE GODEN VAN ALLE NATIËN
13. Waarmede kan deze huidige bevrijding worden vergeleken? en wat heeft Jehovah voorzegd dat er met zijn vijanden zou gebeuren?
13 In de huidige strijd der goden heeft Jehovah werkelijk een glansrijke overwinning behaald door zijn geestelijke overblijfsel, zijn geestelijke Israëlieten, te bevrijden, te reinigen en te bewaren in weerwil van alles wat het huidige Babylon kan doen. Het is net zo geweest als toen hij zijn uitverkoren volk Israël bevrijdde van dienstbaarheid in Egypte. Toen zeide hij: „Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaren. Ik, de HERE [Jehovah]!” (Ex. 12:12) En thans, in deze „tijd van het einde” oefent hij niet alleen gerichten of voltrekt hij niet alleen het oordeel aan de demonengoden van het Egypte uit de oudheid, maar aan de goden van de gehele Babylonische wereld. Hij weet wat de vijanden zijn getrouwe overblijfsel hebben aangedaan en nog steeds aandoen. Daarom zal hij thans doen wat hij heeft voorzegd dat er met deze vijanden zou gebeuren: „Dit zal hun lot zijn in ruil voor hun laatdunkendheid, omdat zij hebben gespot en gesnoefd tegen het volk van de HERE der heirscharen. . . . want hij zal alle goden der aarde uithongeren [buiten gevecht stellen], zodat alle kustlanden [of, eilanden] der natiën, een ieder uit zijn plaats, zich voor hem zullen nederbuigen” (Zef. 2:10, 11, AV, Mo). Door deze profetische woorden wordt te kennen gegeven dat Jehovah’s bevrijde overblijfsel als zijn medewerkers een aandeel moet hebben aan het uithongeren van alle goden der aarde of moet veroorzaken dat zij wegkwijnen, terwijl zij hen buiten gevecht stellen. Op welke wijze?
14. Hoe heeft het bevrijde overblijfsel met Jehovah deel aan het ’uithongeren van alle goden der aarde’?
14 Door Jehovah voor alle natiën te verhogen als de enige levende en waarachtige God, de onoverwinlijke God die bevrijding brengt. Door aan te kondigen dat zijn middel voor deze bevrijding is gekomen, namelijk, Gods koninkrijk onder Christus Jezus, en dat deze bevrijding van het grote Babylon nu derhalve voor alle mensen van goede wil in alle natiën, ja, en op de eilanden van de zee, mogelijk is. Ook door hun eigen door God geschonken vrijheid van Babylon ten toon te spreiden en door te laten uitkomen dat de Almachtige Jehovah het juk van Babylon van hun nek heeft verbroken. Eveneens door aan te tonen dat de goden der natiën valse goden zijn, dat zij geen kracht hebben tegen het woord, het werk en de organisatie van Jehovah, want hij is de „God der goden”. Ook door te laten zien dat de ware, aanvaardbare religie, de reine, onbesmette aanbidding, binnenin de theocratische organisatie van Jehovah’s vrije volk bestaat.
15, 16. Wat is de plicht van het overblijfsel, welke profetische woorden vervullen zij, en welke verdere profetische woorden brengen zij tot uitdrukking?
15 Het kan niet anders of een dergelijke actie verwekt de woede en de verontwaardiging van alle demonengoden der natiën en ook van hun religieuze slachtoffers, zij die valse vormen van aanbidding beoefenen. Maar het is onze plicht, en het is in het belang van de vrijheid van alle mensen van goede wil, dat wij deze valse goden van Babylon uitdagen en dat wij de profetische woorden van de psalm vervullen: „Ik zal u loven, HEERE, met mijn gansche hart, u lofzingen in het bijzijn der goden! ik zal mij voor uwen heiligen tempel nederbuigen, en uwen naam prijzen om uwe genade en trouw, want gij hebt uw naam en uw woord boven alles groot gemaakt. Als ik tot u riep, hebt gij mij verhoord, in mijne ziel de kracht vergroot. Alle koningen der aarde zullen u loven, O HEER [Jehovah], wanneer zij de woorden uws monds hebben gehoord.” „Indien ik wandel midden in den nood, zult gij mij in het leven behouden, zult gij tegen mijner vijanden toorn de hand uitstrekken, en zal uw rechter mij redden” (Ps. 138:1-4, OB; vers 7, LV). Juist om deze reden werd het overblijfsel in deze „tijd van het einde” der wereld gespaard en bevrijd, namelijk, opdat zij ten aanschouwen van alle valse goden van deze ten ondergang gedoemde wereld getuigen mochten zijn van de almacht en oppermacht van de waarachtige God, Jehovah.
16 Het gezalfde overblijfsel waardeert hun bevrijding en behoudenis, en zij nemen deze verdere profetische woorden van de psalmist op: „Onder de goden is niemand U gelijk, Here! en er zijn geen gelijk Uw werken. Al de heidenen [natiën], Here! die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen, en Uw Naam eren. Want Gij zijt groot, en doet wonderwerken; Gij alleen zijt God. . . . HERE [Jehovah]!” — Ps. 86:8-11, AS.
17. Wat wordt door hun activiteit gedemonstreerd? en wat vloeit er uit voort?
17 Deze profetische woorden die door Jehovah door zijn geest werden geïnspireerd, werden niet tevergeefs geschreven. Zij keren tegenwoordig niet ledig tot hem terug. Volgens de berichten worden ze reeds vervuld, want Jehovah’s bevrijde overblijfsel is in vele landen opgestaan en heeft getuigenis afgelegd van Jehovah’s goddelijkheid. Door hun eigen onbevreesde activiteit hebben zij de vrijheid gedemonstreerd welke Hij geeft aan de gevangenen die hij door het Koninkrijk dat hij in de handen van zijn gezalfde Koning Christus Jezus heeft opgericht, van Babylon bevrijdt. Wegens dit getrouwe en onversaagde getuigenis in het aangezicht van alle vernederde goden van Babylon, komen de mensen van goede wil uit alle natiën en zij aanbidden met het overblijfsel voor zijn aangezicht. Tezamen met het gezalfde overblijfsel verheerlijken zij zijn naam, en zij doen dit in uitdaging aan alle goden dezer wereld, zowel de zichtbare als de onzichtbare. Met moed en toewijding dringen zij andere landen binnen, stellen de valse goden aan de kaak en tonen aan dat de aanbidding van deze goden vals is en tot onheil en de dood leidt. Ten gevolge daarvan zijn er tegenwoordig in 67 landen waar in het jaar 1928 nog geen verkondigers waren, verkondigers die de goddelijkheid en het koninkrijk van Jehovah prijzen. Nog maar zo kort geleden als 1938 waren er 45 van zulke landen zonder enige getuigen en aanbidders van Jehovah God waar er nu tienduizenden van hen zijn.
18. Wat wordt door deze bevrijding van een „grote schare”, weke bevrijding nog bij de andere bevrijding komt, tot uitdrukking gebracht? en tot wanneer moet er worden voortgerukt met het offensief tegen valse goden?
18 Deze bevrijding van een „grote schare” andere aanbidders is veelbetekenend. Er wordt een verdere overwinning voor Jehovah als de levende en waarachtige God door gekenmerkt. In deze tijd nu alle religie wordt geoordeeld, wordt door deze bevrijding een zegepraal voor de reine, onbesmette aanbidding van Jehovah tot uitdrukking gebracht. Maar nu rukt zijn Hogepriester en Koning voort naar nog verdere overwinningen over de valse goden van Babylon wanneer hij voorttrekt, „overwinnende en om zijn overwinning te voltooien” (Openb. 6:2, NW). Onder leiding van hem moeten wij nog verder voortrukken met het offensief tegen de goden en de valse aanbidding van deze wereld totdat zij voor alle zachtmoedige personen van goede wil in alle natiën aan de kaak zijn gesteld en totdat dezen zich tot de aanbidding van de God der goden, Jehovah, keren en uit deze ten ondergang gedoemde wereld worden bevrijd. — Ps. 135:5; 136:2.
19. Waardoor wordt een voortdurend getuigenis dringend gemaakt? en door welk wonder behaalt de reine aanbidding een eeuwigdurende overwinning?
19 Er zijn nog andere landen en gebieden die moeten worden betreden, er zijn nog andere scharen mensen van goede wil die moeten worden verlicht en bevrijd. Het is zeer dringend dat wij hen thans bereiken. De „tijd van het einde” dezer wereld komt dichter bij haar einde. De valse religie, de aanbidding van valse goden, leidt tot dood en vernietiging in de strijd van Armageddon, die thans voor de boeg ligt. Ons aanvaarden van en standhouden in de reine, onbesmette religie, de aanbidding van de waarachtige God Jehovah, door zijn Hogepriester Christus Jezus, leidt tot eeuwig leven in de nieuwe wereld. In de beslissende strijd van de goden, die te Armageddon zal worden gestreden, zullen alle valse goden dezer wereld, zowel de zichtbare als de onzichtbare, ten gevolge van de nederlaag die hun wordt toegebracht, van hun voetstuk tuimelen en worden vernietigd, en hun onreine valse aanbidding en religie zal met hen vergaan. Dat betekent dat hun aanbidders met hen zullen omkomen tot eeuwige schande van de valse goden en de valse aanbidding. Maar de Allerhoogste God Jehovah zal door zijn koninklijke Hogepriester Christus Jezus de ware aanbidders door dat machtige, vernietigende wereldconflict heen bewaren. Door dit verbazingwekkende wonder zal de reine, onbesmette religie tezamen met hen blijven bestaan en in de eindeloze nieuwe wereld van rechtvaardigheid worden voortgezet, en de reine aanbidding zal zich in een eeuwigdurende overwinning verheugen, welke voor haar is gewonnen door de aanbiddelijke God van reine aanbidding, Jehovah, en zijn Hogepriester Christus Jezus.