Beter bekend raken met de landen van de bijbel
TUSSEN 18 juli en 26 september van het vorig jaar hebben zo’n 3500 getuigen van Jehovah gebruik gemaakt van speciale regelingen om een rondreis te maken door de landen van de bijbel. Meer dan 800 van deze reizigers kwamen uit Frankrijk en eenzelfde aantal van de Britse Eilanden, meer dan 750 uit Noord-Amerika en nog eens honderden uit andere Noordeuropese landen.
Velen hadden jarenlang de wens gekoesterd met eigen ogen de plaatsen te zien die verbonden zijn met de Hebreeuwse profeten van God en met de prediking van Gods eigen Zoon en diens apostelen. Gedurende hun verblijf in Israël reisden zij van de berg Hermon ver in het noorden tot zij op de weg kwamen die naar Berséba in de Negeb leidt, en van de Middellandse Zee tot de Dode Zee.
BETEKENISVOLLE PLAATSEN
Vele van de plaatsen die hun werden aangewezen, waren òf bergen òf de ruïnes van vroegere steden. Voor een oppervlakkige waarnemer zouden ze misschien niet indrukwekkend hebben geleken, maar voor bijbelkenners zijn de heuvel Moré, de berg Tabor en de plaatsen waar het oude Samaria en Bethel hebben gelegen vol betekenis. Dit zijn plaatsen waar Jehovah zijn oordeel voltrok aan mensen die zijn voornemen tegenstonden. Zoals men duidelijk kon zien, bestaan de plaatsen nog altijd. De bijbelverslagen betreffende hun geschiedenis berusten niet op fantasie.
In de hete zon trokken de toeristengroepen naar de top van de heuvel van Megiddo en zagen het bewijs van de vestingwerken die zich daar eens bevonden. Wat een uitzicht bood deze plek op de vlakte van Esdrelon beneden! Het was duidelijk dat deze stad, doordat ze dichtbij de ingang van de pas over het Karmelgebergte was gelegen, gemakkelijk de handelsroutes kon beheersen die vanuit het zuiden, het noorden en het oosten hierdoorheen liepen. Naar verluidt heeft één Egyptische Farao eens gezegd: „Het innemen van Megiddo is het innemen van duizend steden!” Als men in bijbelse tijden deze stad beheerste, betekende dit politieke en militaire overheersing. De bezoekers konden heel goed begrijpen waarom de naam Har–mágedon (hetgeen „berg van Megiddo” betekent) verbonden is met goddelijke zegepraal over de politieke machten van de wereld. — Openb. 16:14, 16.
LEVENDIGE HERINNERINGEN AAN DE PREDIKING VAN JEZUS
In Galiléa werden zij herinnerd aan gebeurtenissen die Jezus Christus onmiskenbaar als de Zoon van God identificeren. Vroeg op een morgen staken zij per boot de zee van Galiléa over. Een bezoeker uit Frankrijk zegt: „Een van de momenten die bijzonder indruk op mij maakten, was toen de boot waarop wij ons bevonden voor de kust stopte en de gids Matthéüs 14:23-33 voorlas.” Zij konden zich die keren voor ogen halen dat Jezus op het water liep en dat hij tot een storm sprak en deze tot bedaren bracht. Had iemand deze dingen door louter menselijke kracht kunnen doen?
Toen de toeristen in Kapérnaüm, op de noordelijke oever, aan wal gingen, vonden zij weinig meer dan ruïnes. Hier waren de overblijfselen van een synagoge die enige tijd na Jezus’ aardse bediening werd gebouwd. In deze stad had Jezus demonen uitgeworpen en elke soort van ziekte genezen; de inwoners wisten dat hij zelfs de doden had opgewekt. Toch geloofden zij niet. In geestelijke zin was Kapérnaüm door Jezus’ aanwezigheid, zijn leer en zijn wonderen hemelhoog verheven, maar Jezus zei: „Tot in Hades zult gij worden neergeworpen!” (Luk. 10:15) De ruïnes die men op deze tocht zag, getuigden ervan dat zijn woorden in vervulling waren gegaan.
Verder naar het noorden bezochten de reizigers Cesaréa Filippi, waar de apostel Petrus, grondig overtuigd door de dingen die hij had gezien, tegenover Jezus erkende: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Zij zagen ook de nabijgelegen berg Hermon, klaarblijkelijk de „hoge berg” waar Jezus de transfiguratie onderging en waar een stem uit de hemel zelf kwam die zei: „Dit is mijn Zoon . . . luistert naar hem” (Matth. 16:16; 17:1, 5). Niet door het zien van deze plaatsen werden die bezoekers van de waarheidsgetrouwheid van deze dingen overtuigd, maar als gevolg daarvan, zo zei een van hen, „zijn wij geestelijk verrijkt”.
Terwijl de reizigers van de ene plaats naar de andere trokken, gingen hun gedachten vaak naar de tijd toen Jezus hier vertoefde. In het oude Nazareth, gebouwd op een berghelling, kregen zij een indruk van de nederige omgeving waarin hij opgroeide en riepen zij zich voor de geest dat hij hier in een synagoge in het openbaar uit de rol van Jesaja zijn opdracht voorlas om „de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen” (Jes. 61:1; Luk. 4:16-21). Hoewel zij in van airconditioning voorziene autobussen reisden, maakten zij vaak opmerkingen over het feit dat Jezus deze hele bergstreek te voet was doorgetrokken.
Het hete, droge klimaat gaf in hun gedachten extra betekenis aan Jezus’ lof voor degenen die zijn discipelen „slechts een beker koud water” te drinken zouden geven (Matth. 10:42). En men móest zich in deze omgeving wel te binnen brengen dat het hier vroeger tot de gastvrijheid behoorde de voeten van zijn gasten te wassen — wat zal hun dat goed hebben gedaan! Jezus verrichtte zo’n liefdevolle dienst voor zijn apostelen. — Joh. 13:3-5.
Daarentegen begrepen de toeristen, toen hun in Kapérnaüm een oude molensteen werd getoond en zij zagen hoe zwaar die was, de volle kracht van Jezus’ waarschuwing aan een ieder die wegens gebrek aan liefde een christelijke broeder tot struikelen zou brengen. Hij zei: „Het zou hem voordeliger zijn dat hem een molensteen aan de hals werd gehangen en hij in de zee werd geworpen.” — Luk. 17:2.
Jeruzalem was een hoogtepunt van de toer. Toen de bussen vanuit het noorden de Olijfberg opreden en plotseling de ommuurde stad in het zicht kwam, ontstond er een gevoel van opwinding! Inderdaad, de tempel van Jehovah uit de oudheid bestaat niet meer. In 70 G.T. werd de stad door de Romeinse legers volkomen vernietigd. Maar als men op de Olijfberg staat, kan men nog altijd de geografische kenmerken van de oude stad onderscheiden.
Als men naar het westen over het Kidrondal kijkt, ziet men in het noordelijke deel van de stad de berg Moría. Daar ging Abraham waarschijnlijk heen om zijn zoon Isaäk te offeren. Dáár gaf Jehovah’s engel aan David de opdracht een altaar voor Jehovah te bouwen, en op deze plaats richtte zijn zoon Salomo de luisterrijke tempel van Jehovah op. Naar links, ten zuiden van het tempelgebied, kan men zien waar eens de stad van David op de berg Sion stond, en daarachter ligt het dal van Hinnom.
Hier op de Olijfberg bevond Jezus zich toen hij zijn apostelen levendig wereldgebeurtenissen beschreef die wij sinds 1914 hebben gezien, gebeurtenissen die bewijzen dat Christus onzichtbaar in koningsmacht tegenwoordig is (Matth. 24:3-14). Slechts enkele dagen nadat Jezus over deze dingen had gesproken, werd hij in de hof van Gethsémane, klaarblijkelijk op de helling van deze zelfde berg, gearresteerd. De volgende ochtend werd hij, na op valse beschuldigingen te zijn veroordeeld, op een plaats genaamd Golgotha, hetgeen „Schedelplaats” betekent, aan een paal genageld. In Jeruzalem zagen de bezoekers de plaats waar dit naar men gelooft heeft plaatsgevonden — buiten de Damascuspoort naar het noorden, waar de rotsformatie van een heuvel aan een mensenschedel doet denken. Daar dichtbij bezichtigden zij ook een leeg graf in een rots waarvan velen denken dat het de plaats is waar Jezus werd begraven.
Precies de plek te weten waar deze gebeurtenissen plaatsvonden, is niet het allerbelangrijkste. Wat werkelijk belangrijk is, is wát daar is gebeurd en wat het voor ons betekent. En degenen die deze reis maakten, vonden dat het zien van die plaatsen hen hielp zich een levendige voorstelling van de gebeurtenissen te vormen.
BLIJVENDE HERINNERINGEN
De herinneringen die de reizigers met hun bezoek aan Israël in verband brengen, zijn vele en kleurrijk. Een moeder uit Engeland zal waarschijnlijk niet de dag vergeten dat een Arabier haar, misschien voor de grap, vijf kamelen voor haar aantrekkelijke zeventienjarige dochter bood.
Sommigen hebben de gelegenheid gehad kennissen thuis te vertellen wat zij in museums in en om Jeruzalem hebben gezien. Zo was op de „Lachisbrieven” duidelijk de goddelijke naam te zien. Op een inscriptie uit een graftombe stond: „Jehovah is de God van de gehele aarde.” Een andere maakte melding van de ballingschap in Babylon. Een opmerkenswaardige inscriptie droeg de naam van Pontius Pilatus, de Romeinse bestuurder die zwichtte voor het getier van de joodse priesters om Jezus aan de paal te laten nagelen. Er waren ook oude rollen van gedeelten van de bijbel die alle getuigden van de nauwkeurigheid waarmee de bijbel aan ons is overgeleverd.
Velen hebben dierbare herinneringen aan hun ontmoetingen met mede-Getuigen in Israël. Een zo’n gelegenheid was in een restaurant op de hellingen van de berg Karmel. In deze streek werd in de dagen van de profeet Elia duidelijk het verschil tussen de ware en de valse aanbidding gedemonstreerd. Hier werd de materialistische vorm van aanbidding die verbonden is met Baäl als vals aan de kaak gesteld, terwijl bovennatuurlijk vuur uit de hemel de toeschouwers ertoe bewoog te bekennen: „Jehovah is de ware God!” (1 Kon. 18:19-40) Tijdens het nuttigen van een middagmaaltijd daar op de berg Karmel hoorden de bezoekers hartverwarmende ervaringen van het werk van de hedendaagse getuigen van Jehovah, die de mensen waarschuwen voor het materialisme en hen op de aanbidding van de ware God wijzen.
Er waren ook nog andere gelegenheden om de plaatselijke Getuigen te ontmoeten. Een bijzonder inspirerende gelegenheid deed zich voor toen Scandinavische reizigers in het oude Romeinse theater in Cesaréa met twee plaatselijke gemeenten bijeenkwamen. Door de uitstekende akoestiek van dat gedeeltelijk gerestaureerde bouwwerk was alles voor iedereen gemakkelijk te verstaan en men deed de oude muren weergalmen van liederen tot lof van Jehovah.
WAAR DE APOSTEL PAULUS PREDIKTE
De apostel Paulus kwam op zijn zendingsreizen meer dan eens door Cesaréa. Andere plaatsen waarheen hij reisde om het „goede nieuws” te prediken, waren Cyprus, Griekenland en Rome. Ook deze plaatsen werden vorig jaar door velen van de toeristen die een rondreis door de landen van de bijbel maakten, bezocht.
Op Cyprus hadden zij de gelegenheid Pafos te zien, waar Paulus en Barnabas tot de Romeinse proconsul hadden gepredikt. En de bezoekers merkten op dat, evenals die vroege christenen tegengestaan werden door de tovenaar Elymas, die de rechtvaardige wegen van Jehovah trachtte te verdraaien, de geestelijken van de christenheid nog altijd tot haat tegen Jehovah’s volk trachten op te wekken door hun werk in een verkeerd daglicht te stellen (Hand. 13:6-12). Hoewel de geestelijken zelf nauw betrokken zijn geweest bij het geweld dat op dit eiland herhaaldelijk is uitgebroken, hadden zij boven de weg nabij het vreedzame congres van Jehovah’s getuigen een bord laten ophangen met de aantijging: „De millenaristen [zoals zij de Getuigen noemen] zijn de vijanden van de natie.” Maar degenen die het congresterrein bezochten, konden dadelijk zien dat er van deze vredelievende mensen geen gevaar viel te duchten.
Andere verslagen uit het bijbelboek Handelingen kwamen tot leven toen de reizigers naar Griekenland gingen. In Athene klommen zij de Areópagus op, waar Paulus, in het volle gezicht van de zich verheffende Acrópolis met zijn heidense tempels, had gepredikt (Hand. 17:19, 22). Op de ruïnes van het Korinthe uit de oudheid stonden zij voor de Bema, de „rechterstoel” waar joodse tegenstanders Paulus voor een verhoor door proconsul Gállio hadden gebracht (Hand. 18:12). Zij bezochten ook Delphi, een oud centrum van de aanbidding van Apollo, waar een inscriptie werd gevonden waarop het proconsulschap van Gállio stond vermeld en welke verdere inlichtingen bevatte die zijn gebruikt om de datum vast te stellen waarop Paulus voor hem verscheen.
In Rome zagen zij de Titusboog, het bewijs van de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. — een ervaring die de christenen echter werd bespaard omdat zij Jezus’ waarschuwing ter harte hadden genomen en Jeruzalem hadden verlaten toen de Romeinse legers hun beleg daar in het jaar 66 ophieven. Dichtbij die historische boog bevindt zich het Colosseum, gebouwd door de arbeid van joden die geweigerd hadden geloof in Jezus te oefenen en die zodoende als slaven naar Rome waren gevoerd toen Jeruzalem werd verwoest.
Daarvóór schreef Paulus in Rome zes geïnspireerde boeken van de bijbel. In die stad bevond zich ook een christelijke gemeente. En degenen die verleden jaar op hun reis door Rome kwamen, zagen dat daar thans zeer veel belangstelling voor het ware christendom bestaat, want meer dan 55.000 personen bezochten in augustus de aldaar gehouden internationale „Goddelijke zegepraal”-vergadering.
De rondreis door de landen van de bijbel was van begin tot eind een vruchtbare ervaring. Een Britse reiziger bracht het als volgt onder woorden: „Onze ogen zijn op een zeer levendige manier geopend doordat de in de bijbel genoemde plaatsnamen tot leven werden gebracht, en ik ben er zeker van dat wij van nu af aan de bijbel zullen lezen met een beeld van de topografie van het land voor ogen. Het beeld zal niet meer zwart-wit zijn, maar volkomen in kleur en driedimensionaal.”
[Illustratie op blz. 302]
Overtocht over de Zee van Galiléa, waar Jezus wonderen verrichtte
[Illustratie op blz. 303]
Het hedendaagse Jeruzalem, gezien vanaf de Olijfberg