Sla acht op de profetieën
„Het profetische woord [is] voor ons des te vaster gemaakt, en gij doet goed er acht op te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats.” — 2 PETRUS 1:19.
1. Welke opzienbarende onthullingen deed Jezus volgens Matthéüs 16:21-28?
JEZUS’ aardse bediening liep ten einde. In de omgeving van Cesaréa Filippi, ten noorden van Galiléa, had deze „Zoon des mensen” zijn discipelen op de hoogte gesteld van zijn ophanden zijnde dood en van zijn wederkomst in de heerlijkheid van zijn Vader. Daarna zei hij tot hen: „Voorwaar, ik zeg u dat sommigen van hen die hier staan, geenszins de dood zullen smaken voordat zij eerst de Zoon des mensen in zijn koninkrijk zien komen” (Matthéüs 16:21-28). Wat zou dit kunnen betekenen?
2. (a) Hoe gingen Jezus’ woorden in vervulling in een visioen dat door Petrus, Jakobus en Johannes werd gezien? (b) Welke glorierijke gebeurtenis werd hierdoor profetisch afgebeeld?
2 Ongeveer zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes mee een hoge berg op, waarschijnlijk de Hermon van de Anti-Libanonketen. Hier gebeurde iets opmerkelijks! Jezus onderging voor hun ogen een transfiguratie en verscheen in een verblindende lichtglans. In een visioen zagen zij Mozes en Elia met hem in gesprek. Waarom Mozes en Elia? Welnu, Jezus wordt in de Schrift duidelijk geïdentificeerd als de „Profeet” die door Mozes werd afgeschaduwd. En een werk als dat van Elia staat in nauw verband met Gods koninkrijk waarin Jezus regeert (Handelingen 3:22, 23; Deuteronomium 18:15-19; Maleachi 4:5). Het was derhalve passend dat zij hier in dit visioen van Jezus’ komst in de luister van zijn toekomstige Koninkrijksheerlijkheid, te zamen met hem werden gezien. — Matthéüs 17:1-5.
3. Welke woorden van Jehovah beklemtoonden de belangrijkheid van het visioen?
3 Ook was het passend dat Jehovah’s stem vanuit de hemel werd gehoord, die zei: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.” God voegde hier de woorden aan toe: „Luistert naar hem.”
4. (a) Waarom dient die gebeurtenis thans indruk op ons te maken? (b) Op welk „profetische woord” doelt 2 Petrus 1:19?
4 Welke indruk liet deze ontzagwekkende gebeurtenis in de geest van die apostelen achter? Welke uitwerking dient deze gebeurtenis op ons in deze tijd te hebben? Ongeveer dertig jaar later kon Petrus zich dat schouwspel nog steeds in al zijn schittering herinneren. „Dientengevolge”, zei hij, „is het profetische woord voor ons des te vaster gemaakt.” Welk „profetische woord”? Welnu, profetieën zoals Daniël 7:13, 14, die nu door de transfiguratie werden bevestigd — profetieën over de komst van de Zoon des mensen in de heerlijkheid van Koninkrijksmacht! — 2 Petrus 1:16-19; zie ook Jesaja 9:6, 7.
5. Welke belangrijke profetieën werden er aan dat „woord” toegevoegd?
5 Tegen die tijd was „het profetische woord” ook de door Jezus Christus zelf uitgesproken profetieën gaan omvatten. Hiertoe behoorde zijn Koninkrijksprofetie over „het besluit van het samenstel van dingen”, waarin ook op aanschouwelijke wijze werd getoond dat „de Zoon des mensen” in een tijd van weergaloze wereldomvattende benauwdheid „op de wolken des hemels [zou] komen met kracht en grote heerlijkheid” (Matthéüs 24:3-14, 30, 31). Later zou „het profetische woord” de krachtige Koninkrijksprofetieën omvatten die de verheerlijkte Jezus Christus aan de bejaarde apostel Johannes openbaarde, zoals die welke staan opgetekend in Openbaring 1:12-16; 5:5-10; 11:15-17 en 14:14, 15.
Schenk aandacht!
6. Waarom dienen wij in deze tijd nog meer onder de indruk te zijn van het profetische woord?
6 Als Petrus en zijn metgezellen al zo onder de indruk waren van dat profetische visioen, hoeveel te meer dienen wij in deze tijd er dan van onder de indruk te zijn! Nu de Zoon des mensen in zijn heerlijkheid is gekomen om op zijn glorierijke Koninkrijkstroon in de hemel plaats te nemen, is het beslist hoog tijd om ’naar hem te luisteren’! Wij doen er inderdaad goed aan acht te slaan op het profetische woord „als op een lamp die schijnt in een duistere plaats” en ons hart erdoor te laten verlichten. — 2 Korinthiërs 4:6.
7. (a) Hoe beklemtoont Paulus de belangrijkheid van profetieën? (b) Waarom dienen wij er in deze tijd vooral aandacht aan te schenken?
7 Ook de apostel Paulus beklemtoonde dat het noodzakelijk is de profetische boodschap ter harte te nemen. Hij schreef aan de Hebreeuwse christenen dat God ’lang geleden bij vele gelegenheden en op vele wijzen tot hun voorvaders had gesproken door bemiddeling van de profeten’ maar dat hij ’op het einde van de dagen (van het joodse samenstel van dingen)’ door bemiddeling van een Zoon tot hen had gesproken. Het profetische woord dat door Jezus was gesproken, was van het allergrootste belang. Wanneer men er acht op sloeg, zou het tot redding leiden. „Daarom”, zei Paulus, „is het noodzakelijk dat wij meer dan gewone aandacht schenken aan de dingen die wij gehoord hebben” (Hebreeën 1:1-4; 2:1). Nu, in „het besluit van het [gehele wereld] samenstel van dingen”, hebben wij des te meer reden om naar Jezus’ woorden te luisteren. — Matthéüs 24:3, 35; vergelijk Jesaja 55:6-11.
8. Hoe dient het profetische woord ons te stimuleren, en met welk nut?
8 Het moet echter duidelijk zijn dat het verwerven van kennis niet de enige reden dient te zijn waarom wij aandacht schenken aan het profetische woord. Verre van dat! Dat woord dient ons ertoe te stimuleren in overeenstemming met die kennis te handelen en ons ertoe te brengen vooral nu, „in het laatst der dagen”, Gods wil te doen (Jesaja 2:2, 3). De psalmist richt zich tot Jehovah God met de woorden: „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad.” Dat woord stelt ons in staat in het licht der waarheid en in de kostbare vertrouwelijke omgang met onze God te blijven wandelen. Het behoedt ons ervoor ooit naar Satans wereld terug te drijven (Psalm 119:105; Job 29:3, 4). Om blijvend voordeel van het profetische woord te trekken, moeten wij een diepe liefde voor de bijbel aankweken en de gehele bijbelse boodschap ter harte nemen. Aldus zullen wij gemotiveerd zijn om altijd Gods wil te doen en ons in zijn liefde te bewaren. — Markus 12:29-31; 1 Johannes 4:16; Judas 20, 21.
Profetische beelden
9. (a) Waarom kunnen wij zeggen dat het bijbelse verslag geen dode geschiedenis is? (b) Welke dag van wraak wordt erin afgebeeld?
9 De weerspannigheid van het Israël uit de oudheid wordt zeer gedetailleerd in de bijbel beschreven. En waarom? „Tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn.” Dit dient ons godvruchtige vrees in te boezemen, opdat wij nooit ’een goddeloos, ongelovig hart ontwikkelen doordat wij ons terugtrekken van de levende God’ (1 Korinthiërs 10:11; Hebreeën 3:12; Job 28:28). Het bijbelse verslag is geen dode geschiedenis! Het verschaft profetische beelden en uitspraken die aantonen dat Jehovah God opnieuw wraak zal oefenen, maar op veel uitgebreider schaal dan in de dagen van het afvallige Israël. De straf die God deze afvallige natie in 607 v.G.T. en opnieuw in 70 G.T. toediende, beeldt zinnebeeldig af hoe binnenkort zijn brandende toorn vooral op de christenheid zal worden uitgestort. Wij doen er goed aan acht te slaan op dat profetische woord! — Jeremia 7:28, 32-34; Matthéüs 24:3-22.
10, 11. (a) Welke vergelijking helpt ons te beseffen dat wij werkelijk in „de laatste dagen” leven? (b) Hoe vooral hebben de sekten van de christenheid de profetieën vervuld?
10 Ontegenzeglijk bevinden wij ons in „de laatste dagen” van Satans samenstel van wereldheerschappij. U behoeft de wereld van thans slechts te vergelijken met de woorden van de apostel Paulus in 2 Timótheüs 3:1-5, 13 om dat feit te beseffen. En vooral onder de verwarde sekten van de religies van de christenheid treffen wij mensen aan „die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten”. Zij hebben geen werkelijke boodschap van redding. — Vergelijk Matthéüs 7:21-23.
11 De vele sekten van de christenheid voldoen heel goed aan de beschrijving die door Jehovah’s profeet werd gegeven toen hij zei: „Er zijn twee slechte dingen die mijn volk heeft gedaan: Mij [Jehovah God], de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf regenbakken uit te houwen, gebroken regenbakken, die het water niet kunnen houden” (Jeremia 2:13). Hoe waar is het dat de sekten van de christenheid de Soevereine Heer Jehovah en de in zijn Woord uiteengezette rechtvaardige beginselen de rug hebben toegekeerd. Ze hebben er zelfs een afkeer van zijn naam te gebruiken. In plaats daarvan hebben ze „gebroken regenbakken” uitgehouwen door zich tot de filosofieën en theorieën van mensen te wenden en zich met de politiek van de wereld in te laten. In veel landen zijn hun kerken zo goed als dood wegens gebrek aan ondersteuning omdat de mensen er geen verfrissende waarheidswateren aantreffen. Daarentegen is er een overvloed aan geestelijke verkwikking te vinden onder degenen die Jehovah getrouw dienen. — Jesaja 55:1, 2; 65:13, 14.
Wat wereldleiders zeggen
12. Waarom is het nutteloos om voor overleving op menselijke leiders te vertrouwen?
12 Niet alleen de bijbel waarschuwt voor wereldvernietiging. De huidige secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft verklaard dat wij nu voor het eerst in de menselijke geschiedenis „dicht aan de grens tussen catastrofe en overleving” staan. In een memorandum dat reeds in 1958 werd geschreven, zei de voormalige Amerikaanse president Harry Truman: „Wij staan nu voor een totale vernietiging. . . . Die vernietiging is nabij tenzij de grote wereldleiders het verhinderen.” Maar hebben de „grote wereldleiders” in de afgelopen 25 jaar iets gedaan om totale vernietiging te voorkomen? In plaats daarvan besteden zij thans meer dan een miljoen dollar per minuut aan de meest duivelse vernietigingswapens. De psalmist schreef met betrekking tot zulke „grote wereldleiders”: „Stelt uw vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort.” — Psalm 146:3.
13, 14. (a) Op welke ijdele hoop hebben religieuze leiders gewezen? (b) Wat is volgens Jesaja de werkelijke hoop?
13 De tragische situatie is van dien aard dat de natiën niet bij machte zijn het getij te keren. Zelfs de zogeheten Verenigde Naties blijken meer een forum voor door partijgeest gekenmerkt geruzie tussen lidstaten te zijn dan een werktuig om vrede en zekerheid tot stand te brengen. Paus Paulus VI en paus Johannes Paulus II zijn elk met veel vertoon voor de VN verschenen. Zij verklaarden dat deze organisatie ’s mensen ’laatste hoop op eendracht en vrede’ was. Maar is dit ook zo?
14 Jehovah spreekt in zijn profetische woord over de werkelijke hoop. Hij liet Jesaja de geboorte voorzeggen van een zoon die de „Vredevorst” zou worden. Dit is Christus Jezus, die door koning David uit de oudheid werd afgeschaduwd. Vervolgens wordt in de profetie over Jezus gezegd: „Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het stevig te bevestigen en om het te schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid, van nu aan en tot onbepaalde tijd. Ja, de ijver van Jehovah der legerscharen zal dit doen” (Jesaja 9:6, 7). Maar hoe zal Jehovah’s ijver ’eindeloze vrede’ tot stand brengen?
’Het koninkrijk Gods is nabij’
15. Hoe beklemtoonde Jezus de Koninkrijkshoop?
15 Iemand die groter is dan David, Jezus Christus, heeft over de totale oorlogen en de eruit voortvloeiende benauwdheid in onze twintigste eeuw geprofeteerd. Hij voorzei de verschrikkelijke gebeurtenissen, de radeloze angst der natiën en de bange verwachting omtrent de dingen die over de aarde zouden komen. Vervolgens zei hij: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt. . . . Wanneer gij deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is” (Lukas 21:10, 11, 25-31). Het koninkrijk Gods! Hier hebben wij de oplossing voor de problemen van de mensheid. Hebben wij in de loop der jaren niet om de komst van dat Koninkrijk gebeden? Jezus heeft ons in de volgende bewoordingen opgedragen dit te doen: „Gij dan moet aldus bidden: ’Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.’” — Matthéüs 6:9, 10.
16. In welk opzicht is het koninkrijk Gods „nabij”?
16 Het profetische woord licht ons erover in dat „het koninkrijk Gods” thans „nabij” is. Maar in welk opzicht? Gods profeet Daniël legt dit uit. Na de koninkrijken of regeringen van de mensheid in „de tijd van het einde” beschreven te hebben, zegt hij: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (Daniël 12:4; 2:44). De aarde zal dus niet in vlammen opgaan in een nucleaire wereldbrand waarbij alle menselijk leven wordt vernietigd. In plaats daarvan zal Gods koninkrijk goddeloze mensen en natiën van onze aardbol wegvagen, ter voorbereiding van een blijvende, wereldomvattende regering op de schouders van de „Vredevorst”. — Jesaja 9:6.
Gods wraak voltrokken
17. Waarvoor zal de roep „Vrede en zekerheid!” het signaal vormen?
17 De profetieën van de bijbel zijn speciaal voor onze tijd geschreven. Ze tonen ons wat er in de onmiddellijke toekomst zal gebeuren. „Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Romeinen 15:4). Het profetische woord schildert ’s mensen ’laatste hoop op vrede’, de VN, als een scharlakengekleurd wild beest af. O, het is best mogelijk dat deze organisatie — geheel in overeenstemming met haar charter en als een vervulling van de profetie in 1 Thessalonicenzen 5:3 — met veel kunst en vliegwerk een soort wankele vrede tot stand zal brengen en zal deelnemen aan de roep „Vrede en zekerheid!” Maar dan zal Jehovah de gemilitariseerde „horens” van de VN zo manoeuvreren dat ze de valse religie, „Babylon de Grote”, waarvan de sekten van de christenheid het laakbaarste deel vormen, volkomen verwoesten. Wanneer die „horens” vervolgens de strijd aanbinden tegen het Lam, Jezus Christus, door de vredelievende getuigen van Jehovah aan te vallen, zal God zijn terechtstellingszwaard op die natiën en hun legers laten neerkomen, en „zij zullen geenszins ontkomen”. — Openbaring 17:3-6, 12-17.
18. (a) Wat zal er volgens het profetische woord gebeuren met de natiën die Gods volk aanvallen? (b) Hoe zal God de kwestie uiteindelijk afhandelen?
18 De kernwapens van de natiën zullen hen niet beschermen gedurende die „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, de strijd van Armageddon (Openbaring 16:14, 16). Mochten deze wapens met hun massale vernietigingskracht inderdaad gebruikt worden, dan zullen ze alleen een bijdrage leveren tot de onderlinge vernietiging van de natiën. In de dagen van de goede koning Josafat van Juda trokken vijandelijke troepen op om Gods schijnbaar weerloze volk aan te vallen. Maar via zijn profeet zei Jehovah tot hen: „Weest niet bevreesd, noch verschrikt wegens deze grote menigte; want het is geen strijd van u, maar van God.” Jehovah lokte die vijanden in een hinderlaag, zodat zij ’elkaar te lijf gingen’, totdat zij allen waren uitgeroeid (2 Kronieken 20:15-23; vergelijk ook Rechters 7:22; Ezechiël 38:21-23; Zacharia 14:13). De einduitslag zal worden bepaald door Gods op de troon geplaatste „Koning der koningen” met zijn legerscharen van engelen, die zich van zijn vijanden zal ontdoen totdat de laatste nog levende achterblijver is gedood. Zelfs Satan en zijn demonen zullen in de afgrond worden geworpen. — Openbaring 19:11-16, 21; 20:1-3.
19. (a) Welke les kunnen wij uit Genesis 18:23-33 leren? (b) Wie alleen zullen in de „grote verdrukking” gespaard blijven?
19 Is het echter niet schokkend dat Jehovah dit gehele wereldse samenstel zal vernietigen, zonder dat er ooit ook maar iets van zal worden hersteld? Misschien denken sommigen zoals Abraham over Sodom en Gomorra dacht, dat als er slechts 50, of 45, of 30, of 20, of zelfs maar 10 rechtvaardige personen in de wereld te vinden zouden zijn, „de Rechter van de gehele aarde” dit samenstel niet geheel en al zou moeten wegvagen (Genesis 18:23-33). Maar het profetische woord maakt duidelijk dat elk onderdeel van Satans wereld onrechtvaardig is en dat ze volledig zal worden weggevaagd! (Jeremia 25:31-33; Zefanja 3:8) Het enige „vlees” dat uit die „grote verdrukking” gered zal worden, zal, zoals Jezus zelf verklaarde, het opgedragen „vlees” van zijn uitverkoren gezalfden en hun met schapen te vergelijken metgezellen zijn. Niemand anders wordt in Jehovah’s ogen rechtvaardig gerekend. — Matthéüs 24:21, 22; 25:31-33, 46; Johannes 10:16; Habakuk 3:1, 2, 12, 13.
20. Waar moeten wij, als Jehovah’s Getuigen, in deze laatste dagen waakzaam mee bezig zijn?
20 Het profetische woord van Jehovah blijft „voorthijgen” totdat de uiteindelijke vervulling is bereikt. Wij moeten er ’vol verwachting naar blijven uitzien’ (Habakuk 2:3). Laten wij, als Jehovah’s Getuigen, derhalve vrijmoedig „de dag der wraak van de zijde van onze God” bekendmaken en net als Jezus’ apostelen „vrijuit” spreken om treurenden met het goede nieuws van redding te vertroosten (Jesaja 61:1, 2; Handelingen 4:8-13, 18-20). Laten wij ook waakzaam acht slaan op Jezus’ woorden: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik. Want hij zal komen over allen die op de gehele aardbodem wonen. Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” — Lukas 21:34-36.
Wat zou u antwoorden?
□ Welke les leren wij uit 2 Petrus 1:16-19 en verwante schriftplaatsen?
□ Welk nut werpt het af als wij ’acht geven op het profetische woord’?
□ Wat is volgens de profetieën nabij, en waarom dienen wij niet bevreesd te zijn?
□ Wat moeten wij doen nu Gods „dag der wraak” nabijkomt?
[Illustratie op blz. 24]
„Het is geen strijd van u, maar van God”