-
Het verzoek om een goed gewetenDe Wachttoren 1962 | 15 juni
-
-
geweten van wereldlingen een gids voor christenen te zijn.
Indien de gehele wereld een zuiver christelijk geweten bezat, zou men een zekere verplichting ten opzichte van anderen voelen, zoals de ene broeder voor de andere. Men zou tot liefde worden bewogen, niet alleen tot liefde voor zichzelf, maar ook voor de naasten en voor vijanden. Bezit men een christelijk geweten, dan heeft men niet het verlangen te doden, het verlangen wat anderen gespaard en door hard werken bereikt hebben, te vernietigen, het verlangen de eenheid van miljoenen huisgezinnen over de gehele wereld te bedreigen. Dan bestaat slechts de wens in vrede te leven en te laten leven, in overeenstemming met Gods beginselen. Daarom dienen alle mensen naar een goed geweten te streven. Vraag God om een dergelijk geweten en handel in overeenstemming met uw verzoek. — Matth. 5:43-48.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1962 | 15 juni
-
-
Vragen van lezers
● Een man laat zich op onschriftuurlijke gronden van zijn vrouw scheiden. Nadat de scheiding is voltrokken, wordt het de vrouw en de gemeente bekend dat de man zich kort voor de scheiding aan overspel heeft schuldig gemaakt. Krijgt de man of de vrouw door deze daad van overspel de schriftuurlijke vrijheid te hertrouwen?
In dit geval is de kritieke vraag volgens de Heilige Schrift: Wie laat zich van wie scheiden, en op welke gronden? Wie heeft het recht zich te laten scheiden? Volgens de Schrift vormt de morele toestand van de echtgenoot niet de bepalende factor die hem het recht verschaft zich van zijn vrouw te laten scheiden. Integendeel, de morele toestand van degene tegen wie de echtscheidingsprocedure aanhangig wordt gemaakt, bepaalt of de eiser het recht heeft het ontbinden van het huwelijk tot stand te brengen. Volgens de geïnspireerde Schrift ontvangt de onreine echtgenoot de scheidbrief van de reine, niet overspelige, onschuldige huwelijkspartner. De taal van Deuteronomium 24:1-4 laat hier geen twijfel over bestaan.
Deze wet in het bijbelboek Deuteronomium vormde voor de Farizeeën het onderwerp van bespreking in Matthéüs 19:3-9. Jezus vertelde de Farizeeën dat God de eerste man Adam niet het recht had verleend zich op welke gronden dan ook van zijn vrouw Eva te laten scheiden. Als antwoord verwezen de Farizeeën naar de wet in Deuteronomium, want zij vroegen: „Waarom heeft Mozes dan bevolen een scheidbrief te geven en haar weg te zenden?” Deze Mozaïsche wet maakt duidelijk melding van onreinheid van de gescheiden vrouw die werd weggezonden, niet van enige onreinheid van haar echtgenoot, degene die de scheiding wilde. Jezus toonde gepaste eerbied voor de beperkingen op het recht zich van zijn huwelijkspartner te laten scheiden toen hij zei: „Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest. Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk.” Daar Jezus hier verder op zijn verwijzing naar de Mozaïsche wet inging, sprak hij over een geval dat een vrouw werd weggezonden om andere redenen dan háár overspel, háár hoererij, háár onreinheid, en niet om die overtredingen van haar man. Om die reden dacht Jozef van Nazareth erover zich in alle stilte van zijn verloofde, Maria, te laten scheiden, want hij was van mening dat zij onrein was; slechts door goddelijke tussenkomst werd deze scheiding voorkomen. Tegen de schuldige moet dus de echtscheidingsprocedure aanhangig worden gemaakt. Hij dient niet degene te zijn die de echtscheiding eist.
Er wordt niet van de schuldige partij verwacht dat hij zichzelf beschuldigt en dan op basis van zijn eigen beschuldiging zelf de rechtszaak tegen de onschuldige huwelijkspartner aanhangig maakt. De onschuldige partij die de schuldige aanklaagt, dient de echtscheidingsprocedure aanhangig te maken. Indien degene van wie de andere partij zich heeft laten scheiden de onschuldige partner blijkt te zijn, wordt deze onschuldige, niet overspelige, gescheiden persoon derhalve blootgesteld aan immoraliteit. Zo zei Jezus in Matthéüs 5:32: „Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.” Het recht van de reine, onschuldige, niet overspelige huwelijkspartner dient dus beschermd te worden, waaruit volgt dat er geen sprake van mag zijn dat er tegen hem of haar een eis tot echtscheiding wordt ingediend. Om zeer persoonlijke redenen kan een vrouw verkiezen de immoraliteit van haar echtgenoot door de vingers te zien en jegens hem de huwelijksplicht
-