De Koninkrijksstrijdvraag treedt op de voorgrond!
„Zingt Jehovah een nieuw lied. . . . Zegt onder de natiën: ’Jehovah zelf is koning geworden.’” — PSALM 96:1, 10.
1. (a) Welk lied kon pas in 1914 terecht worden gezongen, en waarom? (b) Naar welk vertreden verwees Jezus in Lukas 21:24?
PAS sedert het jaar 1914 konden de woorden van een lied uit een oude Engelse liederenbundel terecht gezongen en toegepast worden. Ze luiden: „De tijden der heidenen zijn geëindigd, want hun koningen hebben hun tijd gehad.”a Omstreeks 1 oktober 1914 was de Eerste Wereldoorlog reeds meer dan twee maanden aan de gang. Die woorden over de tijden der heidenen verwezen naar de profetie van Jezus Christus met betrekking tot de tijd dat het eerste-eeuwse Jeruzalem en zijn tempel verwoest zouden worden. Die verwoesting vond plaats in 70 G.T. In Lukas 21:24 staan de volgende woorden van Jezus opgetekend: „En zij [de joden] zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn” (Statenvertaling). In de dagen van koning David van Israël was de stad Jeruzalem tot hoofdstad van het typologische koninkrijk van God gemaakt. Aldus werd Jeruzalem het symbool van het typologische koninkrijk van Jehovah God in handen van zijn gezalfde koning over de onafhankelijke natie Israël. In overeenstemming hiermee hadden Jezus’ woorden in Lukas 21:24 dus betrekking op het vertreden van het typologische koninkrijk van God.
2. (a) Wanneer begon dat vertreden voor het eerst, en hoe? (b) Waarom werd het Messiaanse koninkrijk niet na Jeruzalems verwoesting in 70 G.T. opgericht?
2 Wanneer begon dat vertreden voor het eerst? Niet in het jaar 70 G.T., 37 jaar nadat Jezus zijn profetie had uitgesproken. In dat jaar werd de herbouwde stad Jeruzalem verwoest, ditmaal door de Romeinse legers. Maar het vertreden waarover Jezus profeteerde, was een voortzetting van het vertreden dat was begonnen toen Jeruzalem in het jaar 607 vóór onze gewone tijdrekening voor de eerste maal werd verwoest. Dat geschiedde door de Babyloniërs. Toen de Romeinen eeuwen later in 70 G.T. het herbouwde Jeruzalem verwoestten, waren de „tijden der heidenen” nog niet volledig verstreken. Jezus wist dat van tevoren, en daarom zei hij niet dat de komende verwoesting van het herbouwde Jeruzalem door de Romeinen direct gevolgd zou worden door de oprichting van het werkelijke of tegenbeeldige koninkrijk van God in handen van de Messías, de Christus. In plaats daarvan zou het typologische koninkrijk van God, zoals dit werd vertegenwoordigd door het Jeruzalem in Jezus’ dagen, nog langer door de onbesneden natiën vertreden worden totdat volgens Gods eigen tijdschema de bestemde „tijden der heidenen” zouden aflopen.
3. (a) Hoe kunnen wij de duur en het einde van de tijden der heidenen berekenen? (b) Welke uiterst belangrijke strijdvraag trad in 1914 op de voorgrond?
3 Wenden wij ons nu tot hoofdstuk 4 van Daniëls profetie, dan bemerken wij dat er zeven „tijden” mee gemoeid zouden zijn. Het aantal jaren dat elke tijd zou duren, zou overeenkomen met het aantal dagen van een profetisch maanjaar, namelijk 360 dagen. Elke dag zou overeenkomen met een jaar zoals de heidense natiën een jaar rekenen. Aldus berekend, zouden de „zeven tijden” in totaal 2520 jaar bedragen. (Vergelijk Daniël 4:16, 23, 25, 32.) Aangezien ze begonnen toen de Babyloniërs in 607 v.G.T. het typologische koninkrijk van God te Jeruzalem omverwierpen, en wel in de laatste helft van dat jaar, moesten ze in de laatste helft van het jaar 1914 van onze gewone tijdrekening eindigen. In die gekenmerkte tijdsperiode begon de Eerste Wereldoorlog. Alhoewel dat zeer interessant is, had het eindigen van de „tijden der heidenen” of de „bestemde tijden der natiën” (Nieuwe-Wereldvertaling) in dat door oorlog geteisterd jaar, een veel grotere betekenis, en wel deze: Het tegenbeeldige geestelijke koninkrijk van God in handen van zijn gezalfde Zoon, Jezus Christus, begon boven in de hemel te regeren. Dat dit door de religieuze leiders van de christenheid en anderen wordt betwist, maakt het tot een uiterst belangrijke „strijdvraag”! En wij moeten die strijdvraag onder de ogen zien.
Gerechtvaardigd ten aanzien van de strijdvraag
4. Wie zijn door de wereldgebeurtenissen gerechtvaardigd?
4 Allereerst stellen wij dus de vraag: Wie waren het die vele jaren van tevoren aan de gehele wereld duidelijk hadden gemaakt dat de „tijden der heidenen„ in de laatste helft van 1914 zouden eindigen? Het waren de Internationale Bijbelonderzoekers, die gebruik maakten van de kolommen van het tijdschrift De Wachttoren en andere publikaties van het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap. Thans staan zij over de gehele wereld bekend als „Jehovah’s Getuigen”. Hebben de wereldgebeurtenissen hen gerechtvaardigd? Ja!
5. (a) Welk antwoord is gegeven aan degenen die de oprichting van Gods koninkrijk hebben betwist? (b) Hoe vormt de vervulling van Lukas 21:25-27 een historische basis voor de waarheid dat de tijden der heidenen in 1914 zijn geëindigd?
5 Aangezien de meeste mensen thans geen aandacht schenken aan die berekening van Gods tijd, en aangezien de christenheid met haar honderden sekten en geloofsrichtingen de juistheid ervan betwist, kunnen wij de vraag stellen: Hebben deze tegenstanders, die Jehovah’s Getuigen in aantal verre overtreffen, het brandende geschil inzake de oprichting van Gods koninkrijk in handen van Christus, hetgeen in 1914 G.T. in de hemel plaatsvond, gewonnen? De vervulling van Jezus’ profetie omtrent datgene waardoor het „einde van de wereld” (SV) of het „besluit van het samenstel van dingen” (NW) zou worden gekenmerkt, geeft ons een ontkennend antwoord! Ruim achtenzestig jaar na 1914 zien wij de toestanden die door Jezus in Lukas 21:25-27 in de volgende bewoordingen waren voorzegd: „Op de aarde [zal er] radeloze angst der natiën [zijn], die vanwege het gebulder der zee en haar onstuimigheid geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen; want de krachten der hemelen zullen worden geschokt. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk met kracht en grote heerlijkheid.” Zeer terecht kan er dus worden gezegd dat er nog steeds een hechte historische basis bestaat voor de fundamentele Koninkrijkswaarheid dat de tijden der heidenen in de laatste helft van 1914 eindigden. Dit is een van de waarheden waaraan wij in deze tijd moeten vasthouden.
6. Waarom verheugen Jezus’ hedendaagse discipelen zich in plaats dat zij in de radeloze angst van de natiën delen?
6 Moet iedereen mat worden van vrees wegens de dingen die men over de aarde ziet komen? Zei Jezus dat dit met iedereen het geval zou zijn? Beslist niet! Jezus zelf zei namelijk dat het met zijn getrouwe discipelen anders gesteld zou zijn, door even verderop in de profetie tot hen te zeggen: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt” (Luk. 21:28). Volgens Matthéüs 24:32, 33 zei Jezus ook: „Leert nu van de vijgeboom als illustratie het volgende: Zodra zijn jonge tak zacht wordt en in het blad schiet, weet gij dat de zomer nabij is. Zo ook wanneer gij al deze dingen ziet, weet dan dat hij nabij is, voor de deur.” (Zie ook Markus 13:28, 29.) Aangezien de toestanden en gebeurtenissen in de wereld voor hen het zichtbare bewijs vormen dat hun bevrijding nabij is, ja als het ware voor de deur staat, verheugen zij zich en delen zij niet in de radeloze angst van de heidense natiën.
Loyale ondersteuners van het Koninkrijk
7, 8. (a) Welk standpunt nemen de geestelijke „broeders” van Christus in, en waarom? (b) Welke verplichting hebben zij op zich genomen?
7 Welk standpunt nemen deze personen thans in ten aanzien van de Koninkrijksstrijdvraag? De leden van het hedendaagse overblijfsel of de overgeblevenen van Christus’ discipelen, die hij zijn geestelijke „broeders” noemt en die de hoop koesteren samen met hem een aandeel aan zijn hemelse koninkrijk te hebben, nemen hun standpunt in als loyale ondersteuners van Jehovah’s koninkrijk in handen van zijn Christus (Matth. 25:40). Zij geven de juiste uitleg aan de tekenen der tijden en beschouwen ze als een aanduiding dat het Koninkrijk, waar mensen al zo lang om gebeden hebben, in 1914, aan het einde van de tijden der heidenen, werd opgericht en met zijn werkzaamheden is begonnen. Zij erkennen dat het voor hen de tijd is om aan iedereen bekend te maken dat die bovenmenselijke, hemelse regering sinds 1914 heerschappij uitoefent en dat ze dit wereldse samenstel van dingen volledig tot een einde zal brengen en daardoor de universele soevereiniteit van de Allerhoogste God op glorierijke wijze zal rechtvaardigen. Op hen rust de verplichting overeenkomstig Jezus’ profetie te handelen, die luidt:
8 „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14; Mark. 13:10.
Aan welke zijde de „schapen” zich opstellen
9. Hoe gehoorzamen Christus’ „broeders” het profetische gebod, en met welk resultaat?
9 Die profetie van Jezus vormt een bevel voor alle door de geest gezalfde discipelen van de thans regerende Koning der koningen, Jezus Christus. In gehoorzaamheid hieraan zijn zij met de prediking van de Koninkrijksboodschap reeds tot 205 landen en eilanden in de wereldzeeën doorgedrongen. Ook wordt de glorierijke boodschap momenteel in 174 talen — de verschillende vormen van gebarentaal niet inbegrepen — tot de mensheid gebracht. Ongetwijfeld moeten nog vele andere aardbewoners met alle moderne communicatiemiddelen worden bereikt, zodat vóór „het einde” praktisch „de gehele bewoonde aarde” „een getuigenis” krijgt.
10, 11. (a) Hoe is de strijdvraag door de Koninkrijksprediking op de voorgrond geplaatst? (b) Wat zegt Jezus wanneer hij het laatste kenmerk van het „teken” inleidt?
10 Maar hoe is tot nu toe de reactie geweest op de wereldomvattende Koninkrijksprediking — ja, ondanks alle tegenstand en vervolging die zich volgens Jezus zou voordoen als een onderdeel van „het teken” van zijn „tegenwoordigheid” in het hemelse koninkrijk en van „het besluit van het samenstel van dingen”? Er is een scherpe scheiding teweeggebracht tussen de aardbewoners die vóór het Koninkrijk zijn en degenen die ertegen zijn. Jezus heeft deze scheiding in zijn profetie over „het teken” voorzegd, en ze vormt de climax van zijn profetie zoals die door de apostel Matthéüs is opgetekend. Jezus leidde deze laatste gelijkenis of illustratie van zijn profetie in met de woorden:
11 „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaatsnemen. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. En de schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: ’Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid.’” — Matth. 25:31-34.
12. Aan welke profetie ontleende Jezus de uitdrukking „Zoon des mensen”, en wat onthult deze profetie ons over het Koninkrijk?
12 Wij bemerken dat Jezus die profetische illustratie inleidt met de uitdrukking „de Zoon des mensen”. Hij ontleende die uitdrukking aan Daniël 7:13, 14, waar wij lezen: „Ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.”
13. (a) Welk onderzoek stelt de Koning, vanuit zijn gunstige positie in de hemel, op aarde in? (b) Waardoor wordt bewezen dat de Volkenbond geen uitdrukking van Gods koninkrijk was?
13 Sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 zijn de volken en nationale groepen vóór deze regerende Koning vergaderd. Vanuit zijn positie in de hemel kan de Koning hen allen in ogenschouw nemen terwijl onze aardbol rond zijn as draait. Hij weet dat de Eerste Wereldoorlog niet om de zaak van zijn Koninkrijksheerschappij werd gestreden. Neen! Want toen die afschuwelijke oorlog afgelopen was, werd in Versailles (Frankrijk) de Volkenbond opgericht, die door de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika „de politieke uitdrukking van Gods koninkrijk op aarde” werd genoemd. Maar indien dat zo was, waarom werd de Volkenbond dan door de Tweede Wereldoorlog buiten werking gesteld, en waarom is de Bond dan opgevolgd door een andere organisatie van menselijke makelij, de Verenigde Naties?
14. (a) Voor welke persoonlijke vraag ziet een ieder van ons zich thans gesteld? (b) Hoe kan men de gunst van de Koning verwerven? (c) Op welke positieve manieren ondersteunen de „schapen” de „broeders” van de Koning?
14 Op die wijze hebben de natiën als politieke eenheden getoond welk standpunt zij hebben ingenomen ten aanzien van de Koninkrijksstrijdvraag, waarmee ze sinds 1914 zijn geconfronteerd. Maar de persoonlijke vraag waarvoor een ieder van ons zich gesteld ziet, luidt: ’Welk standpunt neem ik zelf in ten aanzien van de Koninkrijksstrijdvraag?’ Hetzelfde standpunt als de symbolische „schapen” die aan de rechterhand van de regerende Koning, Jezus Christus, zijn vergaderd? Deze Herder-Koning vertelt ons hoe iemand ervoor in aanmerking kan komen aan de zijde van goddelijke gunst geplaatst te worden in tegenstelling tot de met bokken te vergelijken mensen. Goddelijke gunst kan alleen verworven worden door goed te doen aan degenen van de geestelijke „broeders” van de regerende Koning die nog op aarde zijn en die ervoor in aanmerking komen met hem op zijn hemelse troon te zitten. Het doen van zulke goede dingen betekent dat zij het Koninkrijksgetuigenis van de geestelijke „broeders” van de Koning onderschrijven. Zij ondersteunen het op elke mogelijke manier en schamen zich niet voor deze verkondigers van het goede nieuws van het Koninkrijk, zelfs al worden deze trouwe predikers gevangengezet. Zij trachten hen zelfs te helpen uit die gevangenschap te geraken, zoals in het naoorlogse jaar 1919 het geval was. Nog positiever: zij hebben samen met het gezalfde overblijfsel rechtstreeks een aandeel aan de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk”, welke prediking Jezus in Matthéüs 24:14 heeft voorzegd. Zij doen dit in het openbaar en van huis tot huis.
15. (a) Hoe verschilt de beloning van de „schapen” van die van Jezus’ „broeders”? (b) Hoe houdt dit verband met Gods oorspronkelijke voornemen? (c) Waarom is een hemels Koninkrijk noodzakelijk om dit voornemen tot stand te brengen?
15 Deze met schapen te vergelijken personen zullen als beloning de uitnodiging van de Koning ontvangen om ’het koninkrijk te beërven dat sedert de grondlegging der wereld voor hen is bereid’ (Matth. 25:34). Dit betekent niet dat zij moeten sterven en een opstanding tot leven in de hemel moeten ontvangen, te zamen met de geestelijke „broeders” van de Koning. Hij noemt hen niet zijn „broeders”. Zij zijn personen die zijn afgescheiden uit het midden van de natiën die voor zijn troon zijn vergaderd. Zij zien ernaar uit door het koninkrijk van Jezus Christus en zijn geestelijke „broeders” gezegend te worden. Wat zij beërven, is dus het aardse grondgebied van het Koninkrijk, waar het Paradijs over de gehele aardbol hersteld zal worden. Toen Jehovah God onze aarde maakte, was het zijn voornemen dat ze alom een paradijs zou worden, en hij plaatste de man en de vrouw op aarde om dit tot stand te brengen, te beginnen met de hof van Eden of het paradijs van geneugte. Dat Adam en Eva tot zonde vervielen en stierven, verijdelde Gods voornemen niet (Jes. 55:11). Hij trof onmiddellijk voorbereidingen om door middel van een hemels Koninkrijk, met zijn loyale Zoon als Regeerder of Koning, het wereldomvattende Paradijs tot stand te brengen. Deze regering moest zich in de hemel bevinden, want anders zou de aanstichter van zonde en bedrog, het machtige geestelijke schepsel Satan de Duivel, er niet door vermorzeld kunnen worden. — Gen. 3:15.
16. (a) Hoe zullen de met schapen te vergelijken personen speciaal worden begunstigd? (b) Wanneer gaan de „bokken” heen in de „eeuwige afsnijding”?
16 De met schapen te vergelijken personen zullen dit paradijselijke grondgebied van het hemelse koninkrijk beërven. Een „grote schare” van hen zal dit paradijs beërven zonder ooit te hoeven sterven en een opstanding uit de doden tot leven op aarde nodig te hebben (Openb. 7:9; 21:4). Wat is dit voor hen een wonderbaarlijke manier om als „rechtvaardigen” „het eeuwige leven” binnengeleid te worden! Zij zullen er getuige van zijn dat alle met bokken te vergelijken mensen op aarde het bevel krijgen ’heen te gaan in de eeuwige afsnijding’ (Matth. 25:41-46). Dit zal plaatsvinden tijdens de „grote verdrukking”, die haar hoogtepunt zal vinden in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” op het slagveld van Har–mágedon (Openb. 7:14; 16:14-16). Daar zullen de laatsten van de vervloekte „bokken” tot in alle eeuwigheid van het aardse leven worden afgesneden.
17. (a) Voor welke dringende vraag ziet u zich thans gesteld? (b) In welke voorrechten zult u delen wanneer u het Koninkrijk van ganser harte ondersteunt?
17 Nu de aardbewoners met zulke alternatieve vooruitzichten worden geconfronteerd, is de uiterst dringende vraag: ’Welk standpunt neemt u in ten aanzien van de Koninkrijksstrijdvraag?’ Tot wie wilt u gerekend worden — tot de goedgekeurde „schapen” of tot de vervloekte „bokken”? Degenen die onverdeeld hun standpunt innemen ter ondersteuning van het Koninkrijk, zullen niet slechts het aardse Paradijs beërven, maar zullen een zeer opwindend aandeel hebben aan de rechtvaardiging van de universele soevereiniteit van Jehovah, de God der goden en de Koning der koningen. — Ps. 136:2: Dan. 2:47.
[Voetnoten]
a Zie het lied getiteld: „Our King is Marching on” (Onze Koning rukt voorwaarts), blz. 162, 163 van de liederenbundel Hymns of the Millennial Dawn, gepubliceerd in 1905.
Hoe luidt, met betrekking tot de Koninkrijksstrijdvraag, uw antwoord op de volgende vragen:
□ Hoe lang duren de in Lukas 21:24 genoemde tijden der heidenen?
□ Welke gebeurtenissen kenmerken volgens Lukas 21:25-27 het einde van de tijden der heidenen?
□ Hoe hebben Jehovah’s Getuigen, in overeenstemming met Lukas 21:28, op de huidige wereldcrisis gereageerd?
□ In welk verband wordt in de profetieën over de „Zoon des mensen” gesproken, en welke positieve handelwijze wordt er bij zijn komst verlangd?