Jehovah’s helper en de Nieuwe-Wereldmaatschappij
VLAK voordat Christus Jezus na zijn opstanding tot zijn Vader opsteeg, gaf hij zijn discipelen de opdracht om het goede nieuws op de gehele bewoonde aarde te prediken, discipelen te maken en hen te dopen. Vervolgens voegde hij er aan toe: „En ziet! ik ben met u al de dagen tot de voleinding van het samenstel van dingen” (Matth. 28:20). Wat bedoelde hij daar mee? Hij zou beslist niet in lichamelijk opzicht met hen zijn, want hij zou aan zijns Vaders rechterhand in de hemel zitten. Zou hij dan slechts zijn geest of gedachten op hen hebben gericht, zoals wanneer wij thans zeggen dat wij in de geest met iemand zijn, waarbij wij dan zuiver onze geest op die persoon of groep richten?
Wanneer wij lezen wat Lukas hierover schrijft (Luk. 24:48, 49; Hand. 1:4, 5), wordt de betekenis ons duidelijk: „Gij dient hiervan getuigen te zijn. En ziet! Ik zend over u uit wat door mijn Vader beloofd is. Gij echter, blijft in de stad totdat gij met kracht van boven wordt bekleed.” „En terwijl hij met hen vergaderde, gaf hij hun bevelen: ’Verwijdert u niet uit Jeruzalem, maar blijft wachten op datgene wat de Vader heeft beloofd, waarover gij van mij hebt gehoord; want Johannes doopte weliswaar met water, maar gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt.’”
Jezus zou dus niet slechts zijn geest op hen richten, waardoor zij als het ware wezen zouden worden, maar Jehovah zou hem gebruiken om zijn volgelingen de helper, vertrooster of voorspraak paraʹcletos, Grieks) te zenden. De beschrijving welke hij in de nacht dat hij werd verraden, gaf van de helper en diens werkzaamheden ten behoeve van de gemeente, is zeer interessant.
GEEN PERSOON
De geestelijken der meeste religiën houden onwrikbaar vol dat de helper de derde persoon der drieëenheid is. In hun aanmatigende wijsheid beweren zij dat „hij,” de Vader en de Zoon, hoe mysterieus het ook moge klinken, gelijk in macht, wezen en eeuwigheid zijn. Hun geestelijke neus optrekkend voor hen die eerlijk genoeg zijn om toe te geven dat de leerstelling der drieëenheid zinloos is, verwaardigen zij het zich niet een antwoord te geven op puntige, in verwarring brengende vragen, maar trachten deze tegenstand de kop in te drukken door hooghartig te beweren dat zulke leerstellingen de rede, uw rede, niet te buiten, maar te boven gaan. Toch stellen wij hier nog enkele vragen, voor welker beantwoording wij een beroep op iets van hun „wijsheid” doen. Indien de helper een persoon en gelijk aan de Vader en de Zoon is, in welke betrekking staat hij dan tot hen? Is hij ook een zoon? Een broer? Een tweelingbroer van Christus Jezus? Indien ja, in welke betekenis is Jezus dan de „eniggeborene” van de Vader?
Niet de geestelijken, maar de bijbel verschaft ons de juiste inlichtingen met betrekking tot de helper. In de eerste plaats is het Grieks — waarin de Christelijke Geschriften oorspronkelijk zijn geschreven — een preciese taal. De Grieken konden de betekenis of gedachtennuance van wat zij wilden zeggen, nauwkeurig tot uitdrukking brengen. De christelijke schrijvers kenden die taal goed en bovendien schreven zij onder inspiratie en kozen derhalve stellig de juiste woorden uit om de waarheid duidelijk over te brengen.
Zo wordt in het oorspronkelijke Grieks in het onzijdige geslacht naar de helper verwezen, waardoor wordt aangetoond dat hij geen persoon is. (Zie bijvoorbeeld Johannes 14:16, 17; 15:26 en Handelingen 2:32, 33.) Genoemd onderscheid is in het Nederlands niet aan te brengen, aangezien het woord „geest” — en derhalve ook „heilige geest,” ongeacht als persoon of als kracht beschouwd — manlijk is, maar in talen als het Engels kan dit wel.
Jezus verwees weliswaar in het manlijke geslacht naar de heilige geest, de helper, paraʹcletos, maar zowel uit het verband als uit vele andere schriftuurplaatsen waarin over de heilige geest wordt gesproken, blijkt dat hij geen persoon is. Toen Jezus beschreef welke voordelen de ontvangst van de helper afwierp, zei hij: „Niettemin vertel ik u de waarheid. In uw belang ga ik weg. Want wanneer ik niet wegga, zal de helper geenszins tot u komen; maar wanneer ik wel heenga, zal ik hem tot u zenden. Wanneer die komt, zal hij de wereld overtuigende bewijzen geven van zonde, rechtvaardigheid en oordeel; allereerst van zonde, omdat zij geen geloof in mij oefenen; vervolgens van rechtvaardigheid, omdat ik naar de Vader ga en gij mij niet langer zult zien; vervolgens van oordeel, omdat de heerser dezer wereld is geoordeeld” (Joh. 16:7-15). Jezus personifieerde de geest hier als een helper, met welk gebruik bijbellezers wel vertrouwd zijn. — Richt. 9:8-15.
In deze elektroneneeuw dient het voor ons niet moeilijk te zijn om te begrijpen dat een onbezielde kracht of energie datgene wat ze hoort, kan „spreken” en tevens vele andere wonderbaarlijke dingen kan doen. Via de radio en de televisie kunnen ver van een studio verwijderd wonende personen iemand zien spreken wanneer zij hun ontvangtoestel op de golflengte van die uitzending hebben afgestemd. Door middel van een elektronisch „oog” kan de mens thans in het donker zien. Niemand zou echter zeggen dat elektriciteit een persoon is. Ze is eenvoudig een door Jehovah geschapen, onzichtbare kracht of energie die de mens heeft leren gebruiken.
Zo is het ook met de heilige geest. Het is Jehovah’s onzichtbare werkzame kracht of energie, door middel waarvan hij het universum bestuurt en zijn wil volbrengt. Door die van boven afkomstige kracht hebben Jehovah’s dienstknechten uit de oudheid machtige daden verricht en werden de profeten geïnspireerd om de Hebreeuwse Geschriften te schrijven. Door bemiddeling van Christus Jezus nu moest die geest speciaal werkzaam zijn ten aanzien van zijn discipelen. Jehovah, die de Heilige geest uitzendt, houdt de werking er van altijd volledig onder zijn toezicht.
Op Pinksteren, niet vele dagen later, kwam de beloofde helper. „En plotseling kwam er uit de hemel een gedruis als van een opstekende stevige bries, en het vervulde het gehele huis waarin zij zaten. En er werden tongen als van vuur zichtbaar en werden aan hen uitgedeeld, en op een ieder van hen zette zich er één, en zij werden allen met heilige geest vervuld en begonnen in verschillende talen te spreken, zoals de geest het hun schonk zich uit te drukken” (Hand. 2:2-4). Zij werden in de geest gedoopt en aldaar als geestelijke zonen Gods verwekt, en met de geest vervuld. Jehovah’s energie gevende kracht werd aldus op hen uitgestort, en geen persoon. Vanaf die tijd zou Jehovah’s geest als een voorspraak ten behoeve van hen optreden en een helper voor hen zijn bij het ten uitvoer brengen van hun opdracht.
VERSCHEIDENHEDEN VAN WERKINGEN
Ten einde de vroege gemeente te organiseren en haar werkzaamheden een krachtig begin te geven, waren er vele dingen noodzakelijk die door de helper mogelijk werden gemaakt. Paulus verklaart het aldus: „Nu is er verscheidenheid in gaven, maar er is dezelfde geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, en toch is het dezelfde Heer; en er is verscheidenheid in werkingen, en toch is het dezelfde God die alle werkingen in alle personen verricht” (1 Kor. 12:4-6). Diverse lidmaten der gemeente ontvingen speciale gaven, zodat sommigen konden onderwijzen, anderen profeteren en weer anderen organiseren, terwijl de apostelen en ouderen in Jeruzalem als een coördinerend besturend lichaam van de gehele gemeente optraden. Via de apostelen konden zekere gaven van de geest aan anderen worden geschonken.
Door de daad der uitstorting van de geest op zich werd die wereld overtuigend bewezen dat de joodse natie had gezondigd, in het bijzonder tegen God en zijn Zoon, en dat zij een deel van Satans samenstel van dingen waren. Doordat de Zoon uit de doden was opgewekt en hij deze werkzame kracht uitstortte, bleek dat hij rechtvaardig en door de Vader aanvaard was. Nu was het oordeel begonnen tegen de „vorst dezer wereld,” want hij had Christus Jezus niet zover gekregen dat die zijn rechtschapenheid verdierf; hierdoor werd nog eens te meer getoond dat hij vernietigd zou worden.
Pinksteren vormde slechts het begin van de vervulling van Jezus’ woorden. Petrus sprak als eerste in Jeruzalem over zonde, rechtvaardigheid en oordeel en later werd de boodschap heinde en ver gepredikt. Zij maakten Gods waarheid bekend ten aanzien van de reden voor zonde en zijn voorziening waardoor de gevolgen er van te niet gedaan kunnen worden, en tevens betreffende berouw en wat men moet doen om door geloof in Christus Jezus rechtvaardig te worden verklaard. Zij begonnen met de prediking omtrent de grote strijdvraag betreffende de universele soevereiniteit, de komende dag der gramschap en de voltrekking van Jehovah’s oordeel en deze prediking vindt tot op heden voortgang en bereikt nu haar grootste intensiteit, en omvang.
Op aanwijzing van de helper werd het goede nieuws tot de natiën gebracht, zodat joden en heidenen God konden leren kennen en in de gemeente opgenomen konden worden. Cornelius en diens gezin werden de eerste heidenen die Gods barmhartigheid ontvingen. Vervolgens liet de geest Paulus en zijn metgezellen zendingswerk verrichten onder de mensen uit de natiën, terwijl Petrus en de andere apostelen zich op het Palestijnse gebied en het oosten concentreerden.
Door middel van de geest van boven was het mogelijk dat het goede nieuws en de bekendmaking er van moedig werden verdedigd en wettelijk werden bevestigd. De helper maakte Jehovah’s wil bekend in leerstellige aangelegenheden en die welke met het zedelijk gedrag te maken hadden. Hij maakte dat er profetieën werden geuit betreffende aangelegenheden die spoedig en in de ver verwijderde toekomst moesten geschieden. — Hand. 4:18-20; 5:32; 10:18, 44; 21:4, 11.
DE POSITIE DER ENGELEN
Toen Jehovah de helper zond, ontnam hij de engelen niet de dienst welke zij ten behoeve van en in verband met zijn aardse dienstknechten verrichtten. Zij bleven dienen, en in vele gevallen schijnen zij rechtstreeks verantwoordelijk te zijn voor de werking van de geest bij een bepaalde gelegenheid. Toen de apostelen uit de gevangenis werden bevrijd, gaf de hen bevrijdende engel hun ook de instructie hun predikingsactiviteit voort te zetten. Een engel Gods zorgde er voor dat Filippus contact kreeg met de Ethiopiër en hem bekeerde. Cornelius ontving de instructies dat hij in contact moest treden met Petrus, door bemiddeling van een der engelen. Paulus kreeg bij een zekere gelegenheid raad en vertroosting van een engel. Christus Jezus zond zijn engel met Gods openbaring naar Johannes opdat deze ze als het laatste boek van de bijbel te boek kon stellen. — Hand. 5:19, 20; 10:3; 8:26; 27:23, 24; Openb. 1:1.
Wij leven thans in de tijd van de parousía van onze Heer. De profetieën tonen duidelijk aan dat hij vergezeld zou zijn van vele engelen en dat zij diensten zouden verrichten met betrekking tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Zij halen de oogst binnen; zij vergaderen alle ergernissen die zich in de organisatie van Jehovah’s dienstknechten op aarde bevinden en werpen ze buiten. De helper is nog steeds werkzaam onder hen die zich aan Jehovah hebben opgedragen en verricht soortgelijke diensten als op Pinksteren, alhoewel de wonderbaarlijke gaven met de dood der apostelen zijn opgehouden. Als een laatste vervulling van Joëls profetie (2:28, 29) werd in 1919, toen de Nieuwe-Wereldmaatschappij werd gegrondvest, en wederom in 1922, de geest uitgestort, hetgeen overeenkwam met de twee uitstortingen van Gods geest in de jaren 33 en 36 n. Chr. Dit heeft tot resultaat gehad dat het volledige ledental van de gemeente Gods is voltooid en dat ten slotte de „mens der wetteloosheid [of, zonde]” wordt gemanifesteerd naarmate de engelen het hun toegewezen werk doen om de wettelozen, die de geest tegenstaan, bijeen te vergaderen en buiten te werpen. — 2 Thess. 2:3-8.
Zij die reeds tien, twintig of meer jaren met de Nieuwe-Wereldmaatschappij hebben samengewerkt, hebben het overtuigende bewijs gezien dat de heilige geest als een gids en raadsman werkzaam is. Aan geen enkel mens kan de eer worden gegeven voor de wonderbaarlijke vloed van waarheden: het inzicht in de oprichting van het Koninkrijk, de rechtvaardiging van Jehovah’s universele soevereiniteit, onze nieuwe naam, de „grote schare,” enz. Beslissingen met betrekking tot de theocratische organisatie, het verwerpen van vals-religieuze praktijken, het werkzaam doen zijn van de Gileadschool en de uitbreiding van het zendingswerk worden stellig niet bereikt of tot stand gebracht door zuiver menselijke redenering en logica. De talrijke grote wettelijke overwinningen, waardoor ons recht om de ware aanbidding te verbreiden, verdedigd en wettelijk bevestigd is, zijn werkelijk Jehovah’s overwinningen. Hij doet ons de verzekering toekomen dat het niet door kracht, noch door geweld, maar door zijn geest geschiedt. — Zach. 4:6, NBG.
Thans prediken wij allen, het overblijfsel tezamen met de „andere schapen,” onder leiding van de helper, de laatste overtuigende boodschap van zonde, rechtvaardigheid en oordeel. Jehovah zal die geest niet van hen wegnemen (Jes. 59:21, NBG). Laat die geest in u dus de vrije teugel hebben wanneer u de voordelen er van blijft ontvangen. „De onverdiende goedgunstigheid van de Here Jezus Christus, de liefde Gods en de gemeenschap van de heilige geest zij met u allen.” — 2 Kor. 13:14, vs. 13, SV.