Bouwen met het oog op de toekomst
„Rijke welvaart heerst er in het huis van den rechtschapene; maar onrust brengt ’t vermogen der slechten.” — Spr. 15:6, KB.
1. (a) Noem enkele prestaties van de mens op het gebied der bouwkunst. (b) Betekent dit dat hij zijn prestaties werkelijk waardeert?
BOUWEN is een genot! De mens heeft in de loop der eeuwen op het gebied der bouwkunst grote vorderingen gemaakt, en wat hij thans voor nieuwe dingen maakt, is werkelijk verbazingwekkend. De mens heeft gerieflijke huizen, geweldig grote fabrieken, automatische machines, duizelingwekkend hoge bruggen, unieke wolkenkrabbers en straalvliegtuigen gebouwd, en toch schijnt dit alles niet bevredigend te zijn. Sommigen willen althans in de interplanetaire ruimte leven! Worden al deze bouwprestaties echter door de mens gewaardeerd of is hij veeleer een verwoester? Hoe vaak hebt u niet uw dagblad opgenomen om in de koppen over OORLOG te lezen? Hoeveel films hebt u erover gezien, hoeveel verhalen erover gelezen en hoeveel geschiedenisboeken erover bestudeerd? Ja, u hebt de vernietiging die de mens over zijn eigen werk heeft gebracht, gezien. Mensen hebben miljarden guldens en onnoemelijk veel arbeidsuren in gebouwen gestoken die voor hun genoegen werden opgetrokken. Vervolgens brengen andere mensen, of misschien wel de bouwers zelf, de vernietiging van hun projecten teweeg. Is dit bouwen met het oog op de toekomst?
2. Toon aan waarom men zich thans veel zorgen over de wereldsituatie maakt.
2 In de afgelopen paar jaren heeft de oorlog vele grote steden met de grond gelijkgemaakt. Niemand kan tegenwoordig zeggen of dit morgen ook niet met de stad waarin hij woont, zal gebeuren. Wat is er met de mens, de bouwer, aan de hand? Heeft hij zijn verstand verloren? Is de gehele wereld gek geworden? Waar is er nog veiligheid te vinden? Hoe verontrustend is het niet om te bemerken dat de grote staatslieden der wereld in de algemene vergadering van de Verenigde Naties ruzie maken! Nu is het de een, dan weer de ander die naar macht en wereldheerschappij streeft. Zelfs de grote religieuze stelsels der christenheid zien geen kans tot overeenstemming te komen. Onder de machtige politieke organisaties in de verschillende natiën bestaat verschil van mening. De grote zakenwereld grijpt overal zelfzuchtig naar de macht. Het is waar dat ze allemaal bouwen, maar bouwen ze alleen maar om te vernietigen? Is hun leuze Heersen of vernietigen? Hoe dwaas! Salomo schreef terecht: „De wijze vrouw bouwt haar huis, de dwaze breekt het af met eigen hand.” — Spr. 14:1, KB.
3. (a) Welke oplossing voor vrede heeft Jezus gegeven? (b) Keert de christenheid zich tot die oplossing?
3 Jezus Christus, de Leider van het christendom, heeft de juiste en enige oplossing voor vrede en voorspoed gegeven. Hij gebood zijn volgelingen eerst Gods koninkrijk en zijn rechtvaardigheid te zoeken. Zoekt de christenheid dat koninkrijk thans? Stellig niet! Haar hoop is geheel en al op de Verenigde Naties gevestigd. Jezus heeft de eerste christenen leren bidden: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede”, maar de geestelijken der christenheid bidden voor de Verenigde Naties als ’s mensen enige hoop. De politieke en religieuze leiders zijn blinde gidsen, zoals Jezus ook had gezegd: „Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen” (Matth. 15:13, 14). De put is de plaats waar alle dwazen in de strijd van Armageddon zullen terechtkomen.
4. Wat heeft deze wereld voor een zekere toekomst nodig, en welke verzekering geeft Gods Woord ons hierover?
4 Deze wereld heeft iemand nodig die kan bouwen en hiermee in de toekomst kan blijven voortgaan. Gedurende de afgelopen zesduizend jaar hebben geen van alle aardse heersers iets blijvends gebouwd. Waar bevinden hun koninkrijken zich nu? Zie eens naar de veranderingen welke zich sinds 1914 hebben voorgedaan! De feiten tonen aan dat de mens een rechtvaardige, met wijsheid begiftigde leider nodig heeft die Gods wil, en niet die van de mens, wil doen. Met het oog op het feit dat de meerderheid der mensheid honger lijdt, slecht is gehuisvest en geen goed onderwijs geniet, bestaat er behoefte aan iemand die beter is dan de leiders die wij tot nogtoe hebben gekend, om het volk te leiden. Gods Woord zegt dat er zo iemand is, want wij lezen hierin de volgende uitnodigende woorden: „Neigt uw oor en komt tot mij. Luistert en uw ziel zal in leven blijven, en ik zal binnenkort met ulieden een voor onbepaalde tijd bestaand verbond sluiten betreffende de liefderijke goedgunstigheden jegens David die getrouw zijn. Ziet! Als een getuige voor de nationale groepen heb ik hem gegeven, als een leider en bevelhebber voor de nationale groepen” (Jes. 55:3, 4, NW). Die leider is Christus Jezus, de Beloofde die alle geslachten der aarde kan en zal zegenen.
HET BOUWEN VAN DE CHRISTELIJKE GEMEENTE
5. Met welke bouwwerkzaamheden maakte Jezus 1900 jaar geleden een begin?
5 De wijste man die ooit op deze aarde heeft rondgewandeld, heeft gezegd: „Wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien” (Luk. 14:28-30). 1900 jaar geleden begon Jezus Gods koninkrijksklasse, de christelijke gemeente, te bouwen (Matth. 16:18). Thans bevestigt hij deze in de hemelen opdat ze de nieuwe wereld te zamen met hem kan regeren. Ten einde de bouw van de nieuwe wereld van rechtvaardigheid te voltooien, moet hij binnenkort de Duivel, de god van deze goddeloze wereld, en zijn goddeloze samenstel van dingen hier op deze aarde, vernietigen. Dan zal de paradijsachtige nieuwe aarde haar intrede doen. Welke bouwwerkzaamheden zijn er echter als bewijs van deze verklaring onder Christus’ leiding verricht?
6. (a) Hoe had Mozes de komst van Jezus voorzegd? (b) Wat deed Johannes de Doper om Jezus met zijn bouwwerkzaamheden te helpen?
6 Mozes, de profeet van Israël, was een grote leider en een organisator van een natie wier God Jehovah was. Er was echter iemand die nog groter dan Mozes was. „Mozes toch heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar dezen zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal; en het zal geschieden, dat alle ziel, die naar dezen profeet niet hoort, uit het volk zal worden uitgeroeid” (Hand. 3:22, 23). Dit was Christus Jezus. Mozes had een organisatie van miljoenen mensen uit het land Egypte geleid. God had deze mensen hiervoor klaargemaakt en hen tot een natie gevormd, en vervolgens had hij Mozes als hun leider en middelaar aangesteld. Toen Jezus op aarde kwam, moest hij er echter een begin mee maken een nieuwe organisatie te bouwen. Hij werd tot de verloren schapen van Israël gezonden, tot wie hij predikte dat het koninkrijk der hemelen nabij was. Zijn voorloper Johannes de Doper was voor hem uit gegaan ten einde „den Here een weltoegerust volk te bereiden” (Luk. 1:17). Jezus Christus moest dezen nu leiden om met de bouw van een nieuwe organisatie te beginnen. Aan het begin van zijn christelijke bediening ging hij naar Johannes de Doper, die zijn volgelingen naar Jezus leidde. Jezus moest iets nieuws bouwen, want het oude was slechts een afbeelding of schaduw van het nieuwe. Hij moest van degenen die geloof oefenden in de ware God een geestelijk huis bouwen. Dit was een zware taak. Zou hij succes hebben? Succes hield voor gelovige mannen en vrouwen leven in.
7. (a) Welke stappen deed Jezus ten einde mensen om zich heen te vergaderen? (b) Hoe werd Micha 2:12 hierdoor vervuld?
7 Het leven is interessant en iets waarin men zich dient te verheugen. De mens verkiest aan het leven vast te houden. Zonder leven kan de mens niets doen. Nu moest de weg tot eeuwig leven door bemiddeling van Christus Jezus voor de mens geopend worden, want God heeft zijn Zoon gegeven „opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 3:16). Deze Zoon van God heeft gezegd: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij” (Joh. 14:6). Jezus heeft de weg des levens inderdaad voor alle getrouwe volgelingen geopend. Hij riep twaalf volgelingen achter zich, onderwees hen en zond hen uit om evenals hij te prediken. Hij vergaderde mensen om zich heen die waarheid en rechtvaardigheid liefhadden en begon met hen een nieuwe organisatie te bouwen. Een klein aantal, of een overblijfsel, van de joden in Jezus’ dagen — allen mensen die rechtvaardigheid liefhadden — accepteerde Gods weg tot het verkrijgen van eeuwig leven. Lang voordien had Micha als Gods woordvoerder geschreven: „Ik zal de overgeblevenen van Israël zonder mankeren bijeenbrengen. In eenheid zal ik hen stellen, als een kudde in de schaapskooi, als een troep dieren in het midden der weide; het zal er gonzen van mensen” (Micha 2:12, NW). Als een goede herder vergaderde Jezus Christus allen die geloof en kennis bezaten en bracht hen „als een kudde in de schaapskooi” bijeen. Daar zouden zij onder de leiding van de Meester, en vooral onder de bescherming van hun God, Jehovah, veilig zijn. Daar hij hen had bijeengebracht, kon hij hen ook onderwijzen en met geestelijk voedsel voeden, hen aldus opbouwend zodat zij eveneens de wereld konden ingaan en zelf bedienaren van het evangelie konden zijn. Ongeacht waar de afzonderlijke leden zich zouden bevinden, zij zouden toch altijd als een troep dieren in een weide of als een kudde in een schaapskooi, in eenheid zijn. Zij zouden altijd één kudde vormen.
EEN DUURZAME, VERENIGDE ORGANISATIE
8, 9. (a) Welke vragen zouden er, daar Jezus is gestorven, over datgene wat hij heeft gebouwd, kunnen rijzen? (b) Wat gebéurde er met hetgeen hij had gebouwd?
8 Jezus eindigde zijn aardse werk. Hij stierf aan de martelpaal, waaraan de tegenstanders van Gods koninkrijk — zowel de religieuze als de politieke heersers — hem hadden laten nagelen. Op de derde dag na zijn dood werd hij door Jehovah’s macht als een onsterfelijk hemels schepsel uit de doden opgewekt. Wat zou er met deze nieuwe organisatie die hij rondom zich had opgebouwd, gebeuren? De leden ervan hadden de uitnodiging gekregen in een nieuw verbond opgenomen te worden. Zij zouden de eersten zijn van een kleine kudde waarvan Jezus zei: „Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven” (Luk. 12:32). Zouden zij nu bij elkaar blijven, in een schaapskooi als het ware, en dezelfde zekerheid voelen als toen Christus Jezus nog bij hen was? Zouden zij met de bouwwerkzaamheden waaraan Jezus was begonnen, voortgaan?
9 De feiten tonen aan dat deze zelfde getrouwe volgelingen van Christus Jezus met Pinksteren nog steeds bij elkaar waren. Toen daalde Gods heilige geest op hen neer en „begonnen [zij] in andere talen te spreken”, zodat de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk van die tijd af een nieuwe stimulans kreeg. Bij die gelegenheid sprak Petrus tot een grote schare mensen, en de geschiedschrijver zegt hiervan: „Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op dien dag werden ongeveer drie duizend zielen toegevoegd” (Hand. 2:41). Wat deden deze pas bekeerde joden nu toen zij zich aan God hadden opgedragen om Hem op deze christelijke manier te aanbidden? „Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap” (Hand. 2:42, PC). Hier zien wij hoe de gemeente van God, het nieuwe, geestelijke Israël, werd opgebouwd en voor een groter werk werd opgeleid.
10. Hoe toonde Paulus dat hij bij het voortzetten van de bouwwerkzaamheden, Jezus volgde, en aan wie gaf hij de eer voor de nieuwelingen die aan de gemeente, aan Gods bouwwerk, werden toegevoegd?
10 Paulus, een strijdlustige apostel van Jezus Christus, was eveneens een grote bouwer en als zodanig een ware en getrouwe volgeling van zijn Meester. Hij bracht degenen bijeen die hun leven aan Jehovah’s dienst hadden opgedragen en organiseerde hen in gemeenten. Hij heeft dan ook gezegd: „Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen” (1 Kor. 3:10, 11). Paulus bouwde met het oog op de toekomst, maar altijd op de ware rots Jezus Christus. Hij wist dat hij nieuwe christenen als stenen toevoegde aan het gebouw van de christelijke organisatie, Jehovah’s theocratische organisatie. Hij probeerde niet een sekte op te richten waarvan hijzelf het fundament vormde. Dit zou verdeeldheid veroorzaken en een slecht voorbeeld zijn. Daarom zei hij ook zo positief tot de Korinthiër: „Wat is dan Apóllos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie gij tot geloof gekomen zijt, en wel zoals de Here dit aan een ieder geschonken heeft. Ik heb geplant, Apóllos heeft begoten, maar God gaf den wasdom. Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die den wasdom geeft. Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk. Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.” — 1 Kor. 3:5-9.
11. Welke verantwoordelijkheid kwam er op elk lid dat aan de gemeente werd toegevoegd, te rusten?
11 Paulus begreep volledig wat het betekende een christen in de gemeente van God te zijn en zag dit in het juiste perspectief. De gehele gemeente van geestelijke Israëlieten was van God. Het grote bijeenvergaderingswerk dat na Jezus’ dood aan de martelpaal werd verricht, moest God tot eer strekken. De geestelijke Israëlieten werden in het nieuwe verbond opgenomen en kregen de opdracht Gods koninkrijk overal te prediken. Zij maakten derhalve discipelen uit mensen van alle natiën, en deze mensen — die van alle nationale groepen afkomstig waren — werden in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest gedoopt. Jezus was eens Jehovah’s speciale gezant hier op aarde geweest, maar nu moesten al deze christenen, die zich nog maar net aan God hadden opgedragen, gezanten zijn. Daarom zei Paulus de Korinthiërs ook uitdrukkelijk: „Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onzen mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen” (2 Kor. 5:20). Het verzoeningswerk moest voortgang vinden! In plaats dat Christus predikte, moesten al zijn getrouwe volgelingen bedienaren van het evangelie zijn, terwijl zij allen als gezanten moesten optreden. Ieder afzonderlijk moest een plaatsvervanger van Christus zijn, zodat dit dus niet alleen voor de aangestelde opzieners van de vele gemeenten gold, maar tevens op alle anderen die met de apostelen en de dienaren van de gemeenten waren verbonden, betrekking had.
12. Wie vormen het geestelijke huis van God, en hoe blijven zij een deel van Gods gebouw?
12 Petrus dacht net zo over de organisatie als Paulus. Er kon slechts één organisatie zijn, en die moest op Christus worden gebouwd en „Gods bouwwerk” zijn. Iedere gelovige die door Gods heilige geest is verwekt, komt in Jehovah’s organisatie als een levende steen. Al dezulken worden een deel van Gods ’geestelijke huis’, of, zoals Paulus het noemde, „Gods bouwwerk”. Christus Jezus was natuurlijk de eerste ware ’levende steen’ van dit nieuwe gebouw of ’geestelijke huis’. Petrus zei: „Komt tot Hem, den levenden steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor den bouw van een geestelijk huis, om een heilige priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus” (1 Petr. 2:4, 5). Petrus, Paulus en alle andere apostelen predikten te zamen met duizenden anderen die de christelijke kerk van de eerste eeuw vormden, ten einde „geestelijke offers [te brengen] die Gode welgevallig zijn”, en gaven er werkelijk blijk van in Gods gebouw, zijn ene gemeente, levende stenen te zijn. Al deze christenen vormden samen Gods gebouw, en zij bleven met het oog op de toekomst bouwen. Zij waren vast besloten in dit ’geestelijke huis’ te blijven en nooit verworpen te worden. Er is slechts één manier om in dit ’geestelijke huis’ te blijven, en dat is door de wil van Jehovah God getrouw te volbrengen. Men kan zijn getrouwheid onder andere bewijzen door op Jezus’ vermaning acht te slaan: „Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen . . . en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.” — Matth. 28:19, 20.
13. Waardoor is Gods bouwwerk altijd bijeengehouden?
13 De vroege kerk werd in eenheid samengehouden omdat ieder lid Jehovah’s geest bezat en vertrouwen stelde in het geschreven Woord van God. Deze christelijke gemeente werd door Gods geest en Zijn Woord tot een eenheid, „Gods bouwwerk” of ’geestelijke huis’, samengevoegd. Petrus toonde toen hij zich tot de christenen richtte, hoe belangrijk de Heilige Schrift is. Hij zei: „Wanneer iemand spreekt, hij spreke als waren het de heilige verklaringen Gods; wanneer iemand dient, hij diene als zijnde afhankelijk van de door God verschafte kracht; opdat God in alles door Jezus Christus verheerlijkt moge worden” (1 Petr. 4:11, NW). Van die tijd af tot op heden is de schriftuurlijke raad onveranderd gebleven: gebruik de Heilige Schrift; spreek de „heilige verklaringen Gods”. In deze laatste dagen is de tijd aangebroken voor de uiteindelijke bijeenvergadering van degenen die het ’geestelijke huis’ van God vormen. Volgens de Schrift is er nog een overblijfsel van dit ’geestelijke huis’ op aarde, terwijl dit nog steeds met het grote werk bezig is waarmee Christus Jezus is begonnen. De leden ervan zijn in eenheid met elkaar verbonden. Evenals in de dagen van Jezus, zegt Jehovah ook thans door bemiddeling van zijn profeet: „In eenheid zal ik hen stellen, als een kudde in de schaapskooi, als een troep dieren en het midden der weide; het zal er gonzen van mensen” (Micha 2:12, NW). Over de gehele wereld, ja, in alle natiën, kan men Jehovah’s getuigen horen spreken, terwijl zij als één stem het goede nieuws van Gods koninkrijk bekendmaken.
MET DE CHRISTELIJKE GEMEENTE BOUWEN
14. Wie verbinden zich thans in grote aantallen met Gods geestelijke bouwwerk, en waarom?
14 Wij treffen thans een grote schare christelijke mensen aan die met deze ’kleine kudde’ is bijeenvergaderd en hetzelfde vreugdevolle werk verricht. Hoe komt dit? Omdat honderdduizenden mensen thans de waarheid van Gods Woord vinden en hun leven aan Gods dienst opdragen. Zij komen in Gods organisatie om daar te zamen met het overblijfsel „als een kudde in de schaapskooi” een plaats van zekerheid te vinden. Daar vinden zij vrede en veiligheid met betrekking tot alles wat hen buiten in de wereld heeft verontrust. Op grond van de studie van de Schrift, weten zij dat zij aan Jehovah’s toorn zullen ontkomen wanneer zij Jehovah zoeken en zich aan de Koninkrijksheerschappij onderwerpen. Zij hebben op Jehovah’s woorden acht geslagen: „Zoekt den HERE, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op den dag van den toorn des HEREN” (Zef. 2:3). De leden van deze grote schare geloven dit en hebben thans een gevoel van zekerheid in de sterke christelijke organisatie, hetgeen zeer bevredigend is. Zij vinden het prettig met de gemeente van Jehovah’s getuigen om te gaan, want dit betekent dat zij in Gods gemeente zijn opgenomen.
15. Wat doen zowel de leden van de ’kleine kudde’ van Gods bouwwerk als die van de „grote schare” om dicht bij Jehovah te blijven en op het juiste fundament te blijven bouwen?
15 In de meer dan 20.000 gemeenten van Gods volk die er over de gehele wereld zijn, kan men duidelijk waarnemen dat het overblijfsel van de ’kleine kudde’ en deze grote schare ten volle geloven wat Paulus over gemeentevergaderingen zei: „Laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer naarmate gij den dag ziet naderen” (Hebr. 10:24, 25). Deze christenen weten dat de gemeentevergaderingen opbouwend zijn. Hier wordt de christen gesterkt. Hij krijgt er een duidelijk beeld van de organisatie en haar werkwijze en ziet hoe ze door liefde — liefde voor Jehovah God en liefde voor de broeders en zusters — wordt bijeengehouden. Bovendien is iedereen in de gemeente van God in de gelegenheid zich te uiten ten einde anderen tot liefde en juiste werken aan te moedigen, en kan iedereen zich druk met de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk bezighouden. Van deze geest om het goede nieuws uit te dragen, is de gehele organisatie doordrongen. Alle leden van dit grote lichaam van Jehovah’s getuigen bouwen met het oog op de toekomst. In hun dagelijkse leven tonen zij dat zij zachtmoedigheid en rechtvaardigheid zoeken, en door in de christelijke organisatie bij elkaar te blijven, zullen zij in de dag van Jehovah’s toorn gedurende de strijd van de grote dag van God de Almachtige verborgen worden.
16. Toon aan welke betekenis Jesaja 2:2-4 in onze tijd heeft.
16 De leden van de „grote schare” zien zichzelf in Jesaja’s profetie afgebeeld: „Het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vast staan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar den berg des HEREN, naar het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. En Hij zal richten tussen volk en volk en recht spreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen den oorlog niet meer leren.” — Jes. 2:2-4.
17, 18. Hoe handhaaft een ieder die met Gods bouwwerk is verbonden, zijn zekerheid?
17 Degenen die ’naar den berg des HEREN opgaan’, moeten deze oude wereld en haar onrechtvaardigheid de rug toekeren en naar Jehovah’s huis komen ten einde er in eenheid, „als een kudde in de schaapskooi”, met elkaar te leven. Zij zullen zich thans verheugen, want zij hebben „toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal” uit hun mond weggedaan (Kol. 3:8, 9). Daar zij met het oog op de toekomst hebben gebouwd, zullen zij in Zijn wegen worden onderwezen en in Zijn paden wandelen, als gevolg waarvan zij zich in zekerheid kunnen verheugen.
18 Hoe kan men deze zekerheid handhaven? Door alleen maar met de organisatie van Jehovah’s getuigen verbonden te zijn? Neen, iedere afzonderlijke persoon moet op een bijzondere wijze aan het bouwprogramma deelnemen. De kracht van de organisatie hangt van de kracht van elke opgedragen christen af. Of de gemeente sterk blijft en haar werkzaamheden met toewijding blijft verrichten, hangt van de afzonderlijke personen af welke die organisatie of dat bouwwerk vormen. De christelijke gemeente van God zou verbrokkelen wanneer er van de zijde van alle leden geen eenheid in gedachten en handelwijze zou zijn. Ieder afzonderlijk lid in Jehovah’s gemeente moet nauwkeurig aandacht schenken aan zichzelf en op juiste wijze bouwen. Hij moet acht slaan op Paulus’ woorden: „De vrucht van de geest . . . is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, goedgunstigheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” (Gal. 5:22, 23, NW). Stelt u er als christen belang in deze hoedanigheden te bezitten? Indien dit het geval is, moet u niet alleen als een afzonderlijke persoon met de gemeente van Jehovah God verbonden blijven, maar moet u in uw eigen hart en geest bouwen. Behalve dat u dus tot Gods gemeente behoort, is het absoluut noodzakelijk deze hoedanigheden of vruchten voort te brengen. Bewijs een christen te zijn die de vruchten van de geest voorbrengt.