Kan uw liefde zich verruimen?
DE ZEEPOK is een schaaldiertje dat in het water leeft. Er zijn niet veel mensen die zich ervoor interesseren. De zeepok bezit echter één opmerkelijk vermogen: Ze weet hoe ze zich aan iets moet vasthechten. Haar geheim? Ze maakt een lijm die zo sterk is dat een laagje van slechts 0,0762 millimeter dikte een „schuifweerstand” heeft van 493 kilogram per vierkante centimeter! Iedereen die wel eens geprobeerd heeft een zeepok van de ondergrond die ze gekozen heeft los te peuteren, zal getuigen van de kracht van haar sterke hechtmiddel.
Christenen kennen iets dergelijks. Jehovah’s organisatie op aarde bestaat uit mensen van alle natiën, talen en rassen en alle lagen van de bevolking. Toch vormt ze een hechte eenheid. Haar geheim? Ze beschikt eveneens over een krachtig hechtmiddel, veel sterker dan de lijm van de onaanzienlijke zeepok. De apostel Paulus vertelde ons wat dat hechtmiddel is, toen hij schreef: „Bekleedt u . . . met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid.” — Kolossenzen 3:14.
Natuurlijk bevordert niet alles wat liefde genoemd wordt de eenheid. Er zijn veel oorlogen gevoerd in naam van de „vaderlandsliefde”. Zelfzuchtige liefde kan tot jaloezie leiden. „De liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen” (1 Timótheüs 6:10). En de huidige kritieke tijden zijn deels te wijten aan het feit dat velen „zichzelf liefhebben”. — 2 Timótheüs 3:1, 2.
Door welke soort van liefde wordt dan de eenheid onder christenen bevorderd? Door een onzelfzuchtige, zich verruimende liefde.
Waar is de bron van deze liefde?
Het antwoord op deze vraag bestaat uit drie korte woordjes, neergeschreven door de apostel Johannes: „God is liefde” (1 Johannes 4:8). Jehovah’s liefde blijkt uit zijn vriendelijkheid jegens ons. Al het goede dat wij hebben, is uiteindelijk van hem afkomstig. „Elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven” (Jakobus 1:17). Dit geldt voor de stoffelijke wereld waarvan wij genieten, en meer in het bijzonder voor de geestelijke zegeningen die dankbare christenen zo overvloedig ontvangen.
Jezus Christus vestigde onze aandacht op nog een opmerkelijke manifestatie van Jehovah’s liefde, door te zeggen: „Hij [Jehovah] laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Matthéüs 5:45). En Jehovah’s liefde voor de mensheid in haar geheel gaat verder dan het verschaffen van materiële zegeningen, want Jezus zette uiteen: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16). Welke liefde zou verder kunnen gaan?
Door zulk een liefde voor de mensheid aan de dag te leggen, brengt Jehovah een liefde tot uitdrukking die diep in beginselen geworteld is. In het Grieks heet die liefde aʹga·pe. Jehovah legt deze liefde ook jegens christenen aan de dag. Zijn liefde jegens hen krijgt er echter een dimensie bij. Wanneer iemand gunstig op Gods liefde reageert, brengt Jehovah fiʹli·a tot uitdrukking, een Grieks woord dat „vriendschap” of „genegenheid” betekent. Jezus verzekert ons: „De Vader zelf heeft genegenheid voor u, omdat gij genegenheid voor mij hebt gehad.” — Johannes 16:27.
Gods liefde navolgen
De liefde die voor christenen als een verenigende band dient, volgt Jehovah’s schitterende voorbeeld na. Zoals de apostel Johannes zei: „Wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad” (1 Johannes 4:19). Die liefde is het kenmerk van een ware christen en is waarlijk een vrucht van Gods heilige geest. — Johannes 13:34, 35; Galáten 5:22.
De liefde van een christen moet in de allereerste plaats en voornamelijk op zijn hemelse Vader gericht zijn. Daarnaast moet hij liefde voor zijn medemensen aan de dag leggen (Matthéüs 22:37-39). Aangezien Gods liefde zeer veelomvattend is, moet onze liefde voor medegelovigen ook heel ver gaan, ’zich verruimen’. Bijgevolg zei de apostel Paulus tot de christenen in Korinthe: „Onze mond heeft zich voor u geopend, Korinthiërs, ons hart heeft zich verruimd. . . . Verruimt gij u eveneens.” — 2 Korinthiërs 6:11-13.
Hoe kunnen wij Jehovah’s in ruime mate betoonde liefde navolgen? Laten wij enkele voorbeelden beschouwen.
Liefde in het gezin ’verruimen’
Paulus waarschuwde dat er in „de laatste dagen” gebrek aan „natuurlijke genegenheid” zou zijn (2 Timótheüs 3:1-3). Niettemin behoort het christelijke gezin rijk in liefde te zijn, zowel de in beginselen gewortelde liefde (aʹga·pe) als de vriendelijke, door genegenheid gekenmerkte soort van liefde (fiʹli·a). — Matthéüs 10:37; Efeziërs 5:28; Titus 2:4.
Het is niet altijd gemakkelijk liefde tentoon te spreiden. Financiële problemen kunnen vaak tot gekwetste gevoelens in het gezin aanleiding geven. De ene huwelijkspartner kan soms gebelgd zijn omdat er zoveel beslag op de tijd van de andere partner wordt gelegd. Een echtgenote kan het gevoel krijgen dat zij verwaarloosd of veronachtzaamd wordt. Veel tieners zijn van mening dat hun ouders hen niet begrijpen. Hoe kunnen deze en soortgelijke problemen worden opgelost?
In wezen is de oplossing dat alle betrokkenen zich moeite geven om Gods voorbeeld na te volgen en hun liefde te ’verruimen’. „Gij vrouwen, weest aan uw man onderworpen, zoals het betaamt in de Heer”, vermaande Paulus dringend. „Gij mannen, blijft uw vrouw liefhebben en weest niet bitter toornig op haar. Gij kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in alles, want dit is de Heer welgevallig. Gij vaders, tergt uw kinderen niet, zodat zij niet moedeloos worden.” — Kolossenzen 3:18-21.
Wanneer er problemen rijzen, is het beslist doeltreffend in gebed te vragen om hulp bij het tentoonspreiden van liefde. Ook goede communicatie in het gezin en geregelde gezinsbespreking aan de hand van de bijbel zijn een hulp (Deuteronomium 6:4-9). Veel gezinnen hebben bemerkt dat het nuttig is als basis voor die liefdevolle communicatie gebruik te maken van de rubrieken „Gods Woord is levend” in De Wachttoren en „Jonge mensen vragen” in Ontwaakt!
Zich verruimende liefde in de gemeente
Het is droevig wanneer ouders en kinderen elkaar niet liefhebben. Ook is het droevig wanneer medechristenen geen liefde voor elkaar aan de dag leggen. De apostel Johannes zegt kernachtig: „Wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben.” — 1 Johannes 4:20.
Liefde helpt ons het beste voor onze geestelijke broeders te hopen (1 Korinthiërs 13:4, 7). Wellicht zien wij dat onze broeder met problemen worstelt — misschien zelfs dat hij ten gevolge van een vroegere onverstandige handelwijze ’oogst wat hij heeft gezaaid’ (Galáten 6:7). Niettemin zal liefde ons helpen een positieve houding jegens hem te behouden. Wij zullen ons hoeden voor gedachten als: ’Ik heb altijd al aan hem getwijfeld’. Ook al is onze broeder misschien zwak in het geloof, dan kunnen wij nadenken over Jehovah’s geduld met de zwakken en proberen zijn liefdevolle barmhartigheid na te volgen. — 2 Petrus 3:9.
De liefde die onder Jehovah’s dienstknechten bestaat, helpt jonge christenen gedurende de moeilijke tienerjaren hun evenwicht te vinden. Toen een jong Afrikaans meisje werd gevraagd wat haar geholpen had aan de ware aanbidding vast te houden, merkte zij op: „Ik denk dat niet alleen wat ik uit de bijbel geleerd heb, maar de liefde die ik gezien heb toen ik christelijke vergaderingen bijwoonde en de manier waarop ik geaccepteerd werd, de meeste indruk op mij hebben gemaakt.”
Ja, een zich verruimende liefde kan de gemeente hecht aaneensmeden. Maar bedenk dat Jehovah’s liefde zich tot de gehele mensheid uitstrekt. Hoe kunnen wij hem hierin navolgen?
Liefde voor onbekenden
Jezus vestigde de aandacht op een voortreffelijke methode om zelfs voor onbekenden liefde tot uitdrukking te brengen. Hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:14). Ja, Jehovah’s Getuigen tonen hun liefde voor anderen wanneer zij het goede nieuws prediken tot volslagen vreemden.
Liefde voor de mensheid in het algemeen beweegt christenen ertoe vreemden ook op andere manieren te helpen. Net als de Samaritaan uit Jezus’ gelijkenis proberen zij goede naasten te zijn door ’het goede te doen jegens allen’, dikwijls met onverwacht positieve resultaten (Galáten 6:10; Lukas 10:29-37). Een jong meisje in Alaska bijvoorbeeld ontmoette zo’n 260 kilometer van huis tijdens het evangelisatiewerk een gezin dat in ernstige financiële moeilijkheden verkeerde, terwijl hun auto het begeven had. Toen de vader van het meisje van hun netelige situatie hoorde, legde hij met zijn auto 520 kilometer af om hulp te verlenen. Hierdoor ontstond er een gelegenheid om het gezin over Jehovah’s voornemens en koninkrijk te vertellen. Nadat het echtpaar de bijbel had bestudeerd, symboliseerden zij hun opdracht aan Jehovah. Nu ervaren ook zij de vreugde die het schenkt anderen over het goede nieuws te vertellen. — Handelingen 20:35.
Kunt u liefhebben wie u haten?
Christelijke liefde gaat echter nog verder dan onbekenden liefhebben. Jezus drukte zijn discipelen op het hart: „Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen, opdat gij er blijk van moogt geven zonen te zijn van uw Vader, die in de hemelen is, want hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” — Matthéüs 5:44, 45.
Is het werkelijk mogelijk hen die ons vervolgen lief te hebben? Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Jehovah’s Getuigen in Nazi-Duitsland onbarmhartig geslagen en gedwongen zwaar werk te doen op een mager rantsoen. Het is duidelijk dat zij weinig genegenheid en vriendschappelijke gevoelens (fiʹli·a) voor hun vervolgers konden opbrengen. Niettemin betoonden zij hun wel dezelfde op beginselen gebaseerde liefde (aʹga·pe) die Jehovah de gehele mensheid betoont. Wanneer het maar mogelijk was, vertelden de Getuigen de vervolgers derhalve over de levengevende waarheidsboodschap. En sommigen van deze vijanden zijn uiteindelijk christenen geworden.
Velen van degenen die Gods dienstknechten vervolgen, doen dit uit onwetendheid, net als Saulus, die later de apostel Paulus werd (Galáten 1:13, 14). Wanneer wij beseffen dat zulke vervolgers in zekere zin het slachtoffer zijn van Satans leugenachtige propaganda, worden wij geholpen een liefdevollere houding ten aanzien van hen aan de dag te leggen. — 2 Korinthiërs 4:4.
Jehovah, de God die zo warmvoelend en liefdevol is, vindt het heerlijk degenen te belonen die een zich verruimende liefde aan de dag leggen in het gezin, in de gemeente, jegens onbekenden en zelfs jegens vijanden. Zo’n liefde smeedt gezinsleden en gemeenteleden hecht aaneen, net zoals de lijm van een zeepok haar in staat stelt zich zo stevig aan een rots te hechten. Bovendien moedigt liefde buitenstaanders aan deelgenoot te worden van die christelijke eenheid. Hebben wij dan geen reden om vol waardering op Gods liefde te reageren door onze liefde nog te verruimen? Dat hebben wij zeker! Laten wij het daarom „in vollediger mate” blijven doen. — 1 Thessalonicenzen 4:9, 10.