-
De weg ten leven — smal maar vrijDe Wachttoren 1978 | 15 januari
-
-
vinden tot hulp op de juiste tijd.” — Hebr. 4:14-16; vergelijk 1 Korinthiërs 10:13.
16. Kan iemand die het „goede nieuws” hoort, „De Weg” begint te bewandelen en deze loopbaan blijft volgen, zeker zijn van een succesvol resultaat?
16 Wat een schitterende regeling heeft God getroffen opdat mensen tot hem kunnen naderen, zijn gunst kunnen verwerven en de weg van gehoorzaamheid kunnen bewandelen! En terwijl degenen die hem verkiezen te gehoorzamen, de weg ten leven bewandelen, verschaft hij goedgunstig hulp ten einde de kracht te verschaffen die het normale te boven gaat, zodat iemand die de weg van gehoorzaamheid oprecht bewandelt, er zeker van kan zijn dat hij „De Weg” met succes zal kunnen blijven volgen (2 Kor. 4:7; Jes. 40:10, 11, 29-31). Bovendien is er vrijheid — vrede des geestes, zinvolheid en vrijheid van ziekelijke angst voor economische toestanden, oorlogen en de dood. Een ware christen heeft meer mogelijkheden om andere mensen te helpen, aangezien hij iets te bieden heeft dat werkelijk hulp en troost verschaft.
-
-
Voordeel trekken van Christus’ gezag als hoofdDe Wachttoren 1978 | 15 januari
-
-
Voordeel trekken van Christus’ gezag als hoofd
GEEN mens of groep van mensen, maar alleen Jezus Christus is het Hoofd van de christelijke gemeente. Hij heeft zich deze eer niet toegeëigend en ook heeft hij ze niet met algemene instemming verkregen. Niemand anders dan zijn Vader heeft hem deze eer geschonken. In een brief aan medegelovigen in Efeze verklaarde de apostel Paulus dat God ’Jezus tot hoofd over alle dingen met betrekking tot de gemeente heeft gemaakt’. — Ef. 1:22.
Het is alleen maar juist dat Jezus Christus de positie van hoofd met betrekking tot de gemeente inneemt. Zijn leringen en levenswandel, en vooral zijn offerandelijke dood, vormen niets minder dan de basis voor het bestaan van de gemeente. Niemand kan buiten Jezus Christus om, een lid van de gemeente worden. „Ik”, zo zei Jezus, „ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij.” — Joh. 14:6.
Is Christus’ gezag ooit onderdrukkend? Integendeel, door de manier waarop hij kwesties aanpakte toen hij een mens op aarde was, wordt aangetoond dat hij zijn gezag als hoofd op een liefdevolle en meedogende manier uitoefent. Hij heeft moeilijke dingen altijd op geduldige wijze aan zijn discipelen uitgelegd en hen nooit met meer belast dan zij konden bevatten. Liefdevol behartigde hij hun noden, terwijl hij erop trachtte toe te zien dat zij voldoende rust kregen en zich konden afzonderen. Toen zij op zekere keer „zelfs geen gelegenheid [hadden] om een maaltijd te nuttigen”, zei Jezus tot zijn discipelen: „Komt, gij alleen, naar een eenzame plaats en rust wat uit” (Mark. 6:31). Ten slotte legde Jezus zijn leven af voor zijn discipelen. Zoals hijzelf had gezegd, kan „iemand . . . geen grotere liefde hebben dan dat hij afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden”. — Joh. 15:13.
Jezus Christus’ gezagsuitoefening hield nooit in dat hij zijn volgelingen wantrouwde. Hij uitte het vertrouwen dat zij het werk en de wil van zijn Vader wilden doen. Zo zei Jezus bijvoorbeeld eens: „Wie geloof oefent in mij, zal ook zelf de
-