De „nieren” en het „hart” in de Schrift
DE LETTERLIJKE nieren liggen in een lager gedeelte van het lichaam dan het hart. Volgens een van de definities zijn de nieren de zetel van menselijke gevoelens, gemoedsaandoeningen en hartstochten. Webster’s New Collegiate Dictionary brengt de nieren in verband met iemands „temperament”.a In Openbaring 2:23 zegt de uit de doden opgewekte, verheerlijkte Jezus Christus: „Ik . . . ben [het] die nieren en harten doorgrond, en ieder van u zal vergelden naar zijn daden” (Willibrordvertaling). De nieren en het hart zijn verschillende organen en liggen op verschillende plaatsen. De fysieke nieren liggen lager in het lichaam dan het fysieke hart. Ook reageren ze verschillend op verschillende prikkels. Deze reacties moeten iets te betekenen hebben. Uit die reacties zou men dan ook verschillende hoedanigheden kunnen aflezen of afleiden, die te kennen geven wat voor soort van persoon degene is die onderzocht wordt. Wordt iemands letterlijke hart ertoe bewogen sneller te kloppen of wordt het als het ware koud? Worden zijn nieren ertoe geprikkeld op een ongewoon tijdstip en op een eigenaardige manier te functioneren? De Onderzoeker van de harten en de nieren is in staat die reacties te interpreteren en een dieper inzicht te krijgen in de persoon, in de soort van nier die hij is.
In Psalm 16:6-8 schrijft de componist David: „Ja, de meetsnoeren zijn voor mij in aangename plaatsen gevallen. Werkelijk, mijn eigen bezitting is mij goed bevallen. Ik zal Jehovah zegenen, die mij raad gegeven heeft. Waarlijk, in de nachten hebben mijn nieren mij gecorrigeerd.” Hoe corrigeerden Davids nieren hem eigenlijk ’s nachts als hij wakker lag? Welnu, indien David bange vermoedens had gehad omtrent de wijze waarop Jehovah hem bezag, omtrent de soort van persoon die hij werkelijk was, dan zouden zijn figuurlijke nieren hem een juist beeld verschaffen van Jehovah’s voornemen met betrekking tot hem. Daarom zei David vervolgens: „Want gij zult mijn ziel in Sjeool niet verlaten. Gij zult niet toelaten dat hij die jegens u loyaal is, de kuil ziet.” — Psalm 16:10.
Natuurlijk zal David op Jehovah’s bestemde tijd een opstanding uit het graf of Sjeool krijgen; maar met Pinksteren in 33 G.T., vijftig dagen na de opstanding van Jezus Christus, bracht de apostel Petrus Psalm 16:10 van toepassing op Jezus Christus, want in Handelingen 2:25-28 zei Petrus: „Want David zegt met betrekking tot hem: ’Ik had Jehovah voortdurend voor ogen, want hij is aan mijn rechterhand, opdat ik nimmer zou wankelen. Daarom werd mijn hart vrolijk en verheugde mijn tong zich zeer. Bovendien zal zelfs mijn vlees in hoop verblijven, want gij zult mijn ziel in Hades niet verlaten, noch zult gij toelaten dat hij die jegens u loyaal is, het verderf ziet. Gij hebt mij de wegen des levens bekendgemaakt, gij zult mij met vrolijkheid vervullen met uw aangezicht.’”
Het vrolijke hart monterde de psalmist David op, en zo bracht het vrolijke hart eveneens actie in het aardse leven van Davids grote tegenbeeld, Jezus Christus. Ook het natuurlijke hart oefent invloed uit op het lichaam, zoals Spreuken 14:30 zegt: „Een kalm hart is het leven van het vleselijke organisme.” Het hart van de Grotere David, Jezus Christus, kon zelfs onder tergende omstandigheden en fysieke mishandeling kalm blijven, met een regelmatige hartslag en bloedsomloop, tot op het ogenblik waarop hij aan de paal gehangen werd. Pas toen stierf hij aan een gebroken hart. — Psalm 69:20.
In Hebreeën 4:12 wordt verklaard dat „het woord van God . . . gedachten en bedoelingen van het hart [kan] onderscheiden”. Dit wil zeggen dat „het hart” de gedachten en bedoelingen, die door „het woord van God” worden onderscheiden, opwekt en aandrijft.
[Voetnoten]
a Zie met betrekking tot „nier” ook: Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal; Kramers’ Groot Woordenboek Nederlands; M. J. Koenen en J. B. Drewes, Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal.