Welke organisatie — van Jehovah of van Satan?
„Kiest . . . heden zelf wie gij zult dienen.” — Joz. 24:15.
1, 2. (a) Welke keus moet thans gedaan worden, en hoe dringend is het hier een beslissing in te nemen? (b) Wiens beslissing inzake deze kwestie was negentien eeuwen geleden van universeel belang, en welke keus deed hij?
THANS moet er een keus gemaakt worden tussen de twee grootste organisaties die er bestaan. Historisch is dit niets nieuws, maar in deze tijd is de noodzaak een juiste keus te doen dringender dan ooit tevoren. Tweeduizend jaar geleden stond een historische persoon, wiens beslissing inzake deze kwestie de grootste gevolgen voor het gehele universum zou hebben, voor de noodzaak zo’n keus te doen.
2 Twee getuigen van dit feit, twee onderzoekers naar de historische feiten, namelijk Matthéüs Levi, een voormalige belastinginner, en Lukas, een arts, geven ons het getuigenis waardoor de waarheid hiervan wordt bevestigd. De historische persoon op wie de ogen van het gehele universum toen waren gericht, was Jezus Christus in het Midden-Oosten. Matthéüs Levi vertelt ons dat Satan de Duivel „hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid [toonde], en hij zei tot hem: ’Ik zal u al deze dingen geven indien gij neervalt en een daad van aanbidding jegens mij verricht’”. Jezus betwistte Satans aanspraak op de georganiseerde wereld niet, maar zonder aarzelen verwierp hij Satans aanbod (Matth. 4:8-10). Jezus weigerde de organisatie te verlaten waartoe hij reeds behoorde en een deel van Satans organisatie te worden.
3. Hoe werd Satan de Duivel afgebeeld in de Openbaring die aan de apostel Johannes werd gegeven, en waaruit was zijn organisatie samengesteld?
3 Een persoonlijke metgezel van Jezus Christus, namelijk de voormalige visser Johannes, de zoon van Zebedéüs, schreef wat nu het laatste boek van de bijbel is. In dat boek wordt de tegenstander, Satan de Duivel, afgebeeld als een schepsel wiens uiterlijke vorm Johannes nooit in zijn eigen geest had kunnen uitdenken. Onder goddelijke inspiratie beeldt Johannes hem derhalve af als „een grote vuriggekleurde draak, met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen” (Openb. 1:1, 9, 10; 12:3). Dat vreemd gevormde schepsel wordt „de grote draak” genoemd, „de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd”. Als resultaat van een oorlog — let wel — in de onzichtbare hemel, of het geestenrijk, werd de symbolische draak „neergeslingerd . . . naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd” (Openb. 12:7-9). De demonenengelen die aan Satans zijde streden, vormen zijn geestelijke organisatie.
4. (a) Wat wordt afgebeeld door het „wilde beest” dat volgens de beschrijving in Openbaring hoofdstuk 13 uit de zee te voorschijn komt? (b) Welke houding legt de mensenwereld ten opzichte van dat „beest” aan de dag, en waar en hoe zullen zij uit de droom geholpen worden?
4 De organisatie van Satan de Duivel heeft ook een zichtbaar menselijk deel. Behoren wij ertoe of kiezen wij de zijde van deze organisatie? In hoofdstuk 13 van Openbaring wordt deze organisatie afgebeeld als een wild beest dat uit de zee te voorschijn komt. Welke gedragslijn volgt de mensenwereld ten opzichte van dit symbolische schepsel? Luister: „En de draak gaf het beest zijn kracht en zijn troon en grote autoriteit. . . . en de gehele aarde volgde het wilde beest met bewondering. En zij aanbaden de draak omdat hij aan het wilde beest de autoriteit had gegeven, en zij aanbaden het wilde beest met de woorden: ’Wie is gelijk aan het wilde beest, en wie kan de strijd tegen hem aanbinden?’” (Openb. 13:2-4) Die aanbidders van het zichtbare aardse deel van Satans organisatie zullen uit de droom geholpen worden, want volgens Openbaring 19:11-21 zal de verheerlijkte Jezus Christus, te zamen met zijn georganiseerde legerscharen van engelen, te Har–mágedon strijd voeren tegen het „wilde beest” en het vernietigen. — Openb. 16:14-16.
5. Welk samenstel van dingen blijft tot die oorlog te Har–mágedon bestaan?
5 Tot die tijd blijft datgene waarover de apostel Paulus in Efeziërs 2:2 spreekt, bestaan, namelijk „het samenstel van dingen van deze wereld, overeenkomstig de heerser van de autoriteit der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid”. Ook zegt Paulus in 2 Korinthiërs 4:4 dat „de god van dit samenstel van dingen de geest van de ongelovigen heeft verblind”. Met welk doel? „Opdat het verlichtende licht van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou doorschijnen.”
6. (a) Wat voor oorlog moesten christenen volgens Efeziërs 6:11-18 voeren? (b) Betekent dit dat er geen zichtbaar deel van Satans organisatie is waartegen wij moeten strijden?
6 In Efeziërs 6:12 ontmaskert Paulus de onzichtbare organisatie van de Duivel. Wij lezen daar: „Wij hebben geen strijd tegen bloed en vlees, maar tegen de regeringen, tegen de autoriteiten, tegen de wereldheersers van deze duisternis, tegen de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten.” Paulus zegt hier niet dat er geen zichtbaar aards deel van Satans organisatie is. Hij herinnert ons er alleen maar aan dat wij als christenen niet een gewelddadige strijd tegen de zichtbare menselijke elementen van Satans organisatie moeten voeren in een poging haar omver te werpen. Toen Jezus Christus in het vlees op aarde was, trachtte hij niet Satans organisatie omver te werpen, en ook zijn volgelingen moeten dit niet trachten te doen, want dit zou op tijdverspilling neerkomen omdat zij hier niet toe in staat zijn. Zij moeten een geestelijke oorlog voeren om niet tot een deel van Satans organisatie gemaakt te worden, en hiervoor is het noodzakelijk dat zij de wapenrusting en de wapens gebruiken die Paulus in Efeziërs 6:11-18 beschrijft.
7. (a) Wat kunnen wij met betrekking tot God verwachten aangezien Satan een organisatie heeft, en waarom? (b) Hoe werd dit geïllustreerd in Jezus’ gelijkenis over het veld waarop de tegenstander van de planter nadat er tarwe wat gezaaid, onkruid zaaide?
7 Het valt niet te ontkennen dat Satan een machtige organisatie heeft met een onzichtbaar en een zichtbaar deel. Satan de Duivel is een imitator die zich ten doel stelt anderen te misleiden, en dat hij een organisatie heeft, duidt er in feite op dat zijn grootste tegenstander, Jehovah God, ook een organisatie heeft. De imitator Satan heeft derhalve talloos veel mensen ertoe misleid te denken dat zij goed hebben gehandeld door zijn organisatie te aanvaarden en zich daarbij aan te sluiten (2 Kor. 11:13-15). Roep u, als een illustratie hiervan, slechts Jezus’ gelijkenis van de tarwe en het onkruid of de dolik te binnen. Het onkruid of de dolik leek in het begin zo veel op de tarwe dat in dat vroege groeistadium het gevaar bestond dat bij het wieden in plaats van de door de Duivel gezaaide onkruid- of dolikplantjes de tarweplantjes ontworteld zouden worden (Matth. 13:24-30, 36-43). Jezus legde uit dat het onkruid of de dolik een afbeelding vormde van „de zonen van de goddeloze, en de vijand die het zaaide, is de Duivel”.
8. Wat wordt volgens Johannes’ eerste brief en Paulus’ tweede brief aan de Thessalonicenzen door dat symbolische onkruid afgebeeld?
8 In de oogst die thans, gedurende het „besluit van een samenstel van dingen”, plaatsvindt, beeldt het symbolische onkruid de voorzegde antichrist af. In zijn eerste brief, die omstreeks het einde van de eerste eeuw werd geschreven, zegt de apostel Johannes: „Zoals gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn er ook nu vele antichristen opgestaan . . . Dit is de antichrist, degene die de Vader en de Zoon loochent” (1 Joh. 2:18, 22). Dit komt overeen met wat de apostel Paulus omstreeks vijftig jaar voordien over de dag van Jehovah had geschreven. Hij zei: „Die dag komt niet tenzij eerst de afval komt en de mens der wetteloosheid wordt geopenbaard.” Paulus verwees vanzelfsprekend niet naar een letterlijke man, want hij zei vervolgens: „Het mysterie van deze wetteloosheid is weliswaar reeds aan het werk, . . . Maar de tegenwoordigheid van de wetteloze is overeenkomstig de werking van Satan met elk krachtig werk en leugenachtige tekenen en wonderen en met elk onrechtvaardig bedrog voor degenen die vergaan, als een vergelding omdat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard, opdat zij gered zouden worden.” — 2 Thess. 2:3, 7-10.
9. (a) Tot wat voor soort van werk van Satan kan „het mysterie van deze wetteloosheid” worden gerekend? (b) Welke plaats neemt de christenheid in als een deel van Babylon de Grote?
9 Uit die woorden blijkt duidelijk dat de antichrist, de afvallige mens der wetteloosheid, „het mysterie van deze wetteloosheid”, qua organisatie Satans meesterwerk is. Het is een imitatie van het georganiseerde christendom en is er derhalve tegen gekant. Als een vervanging van het ware georganiseerde christendom komt het tot uiting in de hedendaagse christenheid, waarmee het rijk van het christendom wordt aangeduid. De uitdrukking christenheid is beslist een misleidende naam, want de christenheid is in werkelijkheid het machtigste deel van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, onder de heerschappij van Satan de Duivel.
10. Wat is de christenheid in deze tijd in werkelijkheid, gezien de woorden van Johannes en Paulus, en wat beweert elke lid-organisatie ervan te zijn?
10 In het licht van wat de apostelen Paulus en Johannes zeiden, is de christenheid een afwijking van de ware, oorspronkelijke gemeente van Jezus Christus; ze is in werkelijkheid een afval van deze gemeente, ja, een opstand ertegen. In tegenstelling tot de eerste-eeuwse christelijke gemeente omvat de christenheid thans meer dan duizend religieuze sektarische organisaties, die zonder uitzondering alle beweren christelijk te zijn en het bijbelse christendom te vertegenwoordigen.
WELKE NAAM?
11. Bij welke naam verkozen de uitgevers van het tijdschrift Zion’s Watch Tower een kleine eeuw geleden genoemd te worden?
11 Met betrekking tot de verdeelde religieuze organisaties waaruit de christenheid bestaat, werd in Zion’s Watch Tower van februari 1884 (bijna een eeuw geleden) onder het opschrift „Onze naam”, het volgende gezegd:
„Nieuwe lezers in alle delen van het land informeren voortdurend: Bij welke naam noemen jullie jezelf? Zijn jullie ’Oorspronkelijke Baptisten’? Zijn jullie ’Zendingsbaptisten’? Zijn jullie ’Universalisten’? Zijn jullie ’Adventisten’? zijn jullie ’Oorspronkelijke Methodisten’, enz., enz. Wij hebben verscheidene malen geprobeerd onze positie duidelijk te maken en trachten dit nu in enkele woorden opnieuw te doen.
Wij behoren tot GEEN ENKELE aardse organisatie; indien u dus de gehele lijst van sekten zou opnoemen, zouden wij zonder onderscheid bij welke naam maar ook Neen antwoorden. Wij houden uitsluitend vast aan de hemelse organisatie — ’wier namen in de hemel zijn ingeschreven’. (Hebr. 12:23; Luk. 10:20.) Alle heiligen die thans leven, of die gedurende deze eeuw hebben geleefd, behoren tot ONZE KERKORGANISATIE: zij zijn allen ÉÉN Kerk, en er wordt door de Heer GEEN ANDERE erkend. Elke aardse organisatie die deze eenheid van heiligen ook maar in het minst belemmert, is derhalve in strijd met de leringen van de Schrift en gekant tegen de wil van de Heer — ’dat zij ÉÉN mogen zijn’. (Joh. 17:11.)”
12. Wat werd in de uitgave van maart 1883 van Zion’s Watch Tower gezegd, waardoor te kennen wordt gegeven dat de gewijde, gedoopte leden van de christelijke gemeente deel uitmaken van Gods organisatie?
12 Dat de gewijde, gedoopte leden van de ware, door de geest verwekte kerk of gemeente met het onzichtbare hemelse deel van Gods organisatie verenigd zijn, werd aangetoond op bladzijde 6 van de uitgave van maart 1883 van Zion’s Watch Tower, met de woorden:
„Maar hoewel het voor een natuurlijk mens onmogelijk is onze organisatie te zien, omdat hij de dingen van de Geest van God niet kan begrijpen, vertrouwen wij erop dat u kunt zien dat de ware Kerk bijzonder doeltreffend is georganiseerd en uitstekend functioneert. . . .
Aangezien wij deze organisatie, die van de Geest is, erkennen en in geen enkel opzicht opgenomen willen worden in de wereldse organisaties, die haar niet kunnen zien of begrijpen, zijn wij volkomen bereid de smaad te dragen van een ’volk Gode ten eigendom’. . . .
Wij hebben een onbegrensd geloof in onze Leider; en deze volmaakte organisatie, die onzichtbaar is voor de wereld, gaat voort tot een zekere en glorierijke overwinning.”
13. (a) Welk boek publiceerde de Watch Tower Society in 1904, en op welke schriftplaatsen was de titel ervan gebaseerd? (b) Wat was de titel van Studie V van dit boek, en wat werd hierin onder andere over dit onderwerp gezegd?
13 In het jaar 1904 publiceerde de Watch Tower Bible and Tract Society het boek getiteld „The New Creation” (De nieuwe schepping). De titel van deze publikatie was gebaseerd op de volgende bijbelteksten: „Indien iemand derhalve in eendracht met Christus is, dan is hij een nieuwe schepping; de oude dingen zijn voorbijgegaan, zie! nieuwe dingen zijn ontstaan” (2 Kor. 5:17). „Want noch besnijdenis noch onbesnedenheid is iets, maar een nieuwe schepping is iets” (Gal. 6:15). Studie V van Deel 6 van Studies in the Scriptures (Schriftstudiën), bladzijde 195, begint met de verklaring: „Aangezien de Nieuwe Schepping haar volmaaktheid of voltooiing pas met de Eerste Opstanding zal ontvangen, zal haar organisatie pas dan voltooid zijn. Dit wordt door het tempelbeeld geïllustreerd: thans worden wij als levende stenen geroepen of uitgenodigd om een plaats in te nemen in de glorierijke tempel, en zoals de Apostel uitlegt (1 Petr. 2:5), komen wij tot Jezus die, als de vertegenwoordiger van de Vader, ons vormt, perfectioneert, geschikt maakt en polijst voor plaatsen in de glorierijke Tempel van de toekomst — de ontmoetingsplaats tussen God en de wereld.” De titel van die Studie of dat Hoofdstuk V luidt dan ook terecht: „De organisatie van de Nieuwe Schepping.”
14. (a) Welke uitwerking hadden de ervaringen die gedurende de Eerste Wereldoorlog werden opgedaan, op degenen die uit Babylon de Grote waren gekomen en zich met de Watch Tower Society hadden verbonden? (b) Welke uitdrukking die met deze bespreking verband houdt, trad op de voorgrond?
14 Het voorgaande illustreert welke zienswijze mensen hadden die voordat de Eerste Wereldoorlog in 1914 uitbrak, uit Babylon de Grote waren gekomen en zich met de Watch Tower Bible and Tract Society hadden verbonden. Na de harde ervaringen die zij gedurende dat wereldconflict hadden opgedaan, lagen de loyale leden van Gods „nieuwe schepping” als nooit tevoren met Babylon de Grote overhoop. Hun geestelijke inzicht met betrekking tot vele bijbelse profetieën die sinds 1914 in vervulling zouden gaan, was gescherpt. Van 1 tot 8 september 1919 werd te Cedar Point (Ohio, VS) een naoorlogs congres gehouden waar vele honderden van hen aanwezig waren, en zij begonnen de kenmerken te onderscheiden van Gods werk dat nog vóór hen lag. De uitdrukking „Gods organisatie” trad op de voorgrond!
15. (a) Vooral over welke profetie handelde de themalezing die op 8 september, tijdens het tweede congres te Cedar Point, werd uitgesproken? (b) Welke twee krachten, die elk een organisatie aandreven, werden in die lezing tegenover elkaar gesteld?
15 In september 1922 werd er een tweede congres in Cedar Point (Ohio, VS) gehouden. Op vrijdag 8 september, die op het programma als „De dag” stond aangegeven, hield J. F. Rutherford, de toenmalige president van de Watch Tower Bible and Tract Society, zijn historische toespraak gebaseerd op Matthéüs 4:17, „Het koninkrijk der hemelen is nabij”. Hij behandelde uitvoerig de hedendaagse toepassing van de profetie van Jesaja hoofdstuk 6. Zijn toepasselijke woorden betreffende de vijandelijke organisatie verdienen het opnieuw gepubliceerd te worden:
„Jehovah, de grote heerser van het universum, bij wie alle heerschappij terecht berust, nam zich voor het mensdom los te kopen en te bevrijden en organiseerde de natie Israël om dit af te schaduwen. In verband met die natie organiseerde hij de ware religie, terwijl hij gebood dat zij hem als de enige ware God moesten aanbidden. De tegenstander Satan, de namaak-god, organiseerde onder de volken rondom Israël de valse religie en bracht hen ertoe hem en andere duivels te aanbidden. De kracht die Jehovah ten aanzien van zijn volk uitoefende, is de heilige geest. De band die Satan met zijn volgelingen verbindt, is de boze geest. Doordat Israël voor zijn kuiperijen zwichtte, werd het door hem overmeesterd. God sprak een vonnis uit over de natie en legde dat vonnis in 606 v.G.T. ten uitvoer; en toen werd Satan de god van deze wereld. Hij wordt ook de vorst van de macht der lucht genoemd, hetgeen op zijn zichtbare en onzichtbare organisatie duidt. . . .
De financiële vorsten en de machtige heersers der aarde die in Parijs bijeen waren voor een vredesconferentie en de geestelijken van het naam-christendom sloten zich bij hen aan; en als resultaat werd de Volkenbond voortgebracht, het middel dat de Duivel uiteindelijk als een vervanging voor het koninkrijk van de Messías voortbracht. Niet alleen was de naam-christenheid thans met de grote zakenwereld en de politiek verbonden, maar ze ging prat op dit feit; en de naam-kerk (nu een deel van de organisatie van de Duivel, zonder de autoriteit om het priesterambt te vervullen) trad naar voren om wierook te offeren. . . .
. . . Zullen de kerkelijke leiders en hun kudde, die de organisatie van de Duivel ondersteunen, evenwel horen? De profeet van de Heer antwoordt: ’Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet. . . .’”
16. Met welke aansporing bracht de spreker zijn lezing over het thema van Gods koninkrijk in handen van Christus tot een hoogtepunt?
16 In overeenstemming met zijn thematekst over Gods koninkrijk in handen van Christus bracht J. F. Rutherford zijn bezielende lezing tot een hoogtepunt door te zeggen:
„Maakt de boodschap wijd en zijd bekend. De wereld moet weten dat Jehovah God is en dat Jezus Christus Koning der koningen en Heer der heren is. Dit is de dag der dagen. Ziet, de Koning regeert! Gij zijt zijn openbare aankondigers. Daarom: Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk.” — The Watch Tower, 1 november 1922, de bladzijden 331-337.
17. Wat is er als gevolg van de voortreffelijke „veldorganisatie” sinds 1922 tot stand gebracht, ondanks de bevolkingstoename sinds die tijd, en waarvan hebben Jehovah’s Getuigen aldus getuigenis afgelegd?
17 Onder het opschrift „Veldorganisatie”, in de uitgave van 15 december 1922 van The Watch Tower, werd in het jaarbericht gezegd: „De doeltreffendheid waarmee het getuigenis gegeven moet worden, hangt noodzakelijkerwijs voornamelijk af van de georganiseerde krachtsinspanningen die in het veld worden gedaan” (bladzijde 389). Sinds dat vroege naoorlogse jaar (1922) is de wereldbevolking met twee miljard aardbewoners toegenomen. De bekendmakers van Jehovah’s aangestelde Koning en zijn Messiaanse koninkrijk zijn ook toegenomen. In het licht van het doeltreffende getuigenis dat dezen tot op heden hebben gegeven, hebben Jehovah’s opgedragen, gedoopte getuigen er op onuitwisbare wijze getuigenis van afgelegd welk standpunt zij innemen met betrekking tot de belangrijkste strijdvraag van deze tijd: „Welke organisatie, van Jehovah of van Satan?”
[Illustratie op blz. 13]
De verheerlijkte Jezus Christus zal, te zamen met zijn georganiseerde legerscharen van engelen, het „wilde beest” te Har–mágedon vernietigen