Jonge mensen vragen . . .
Hoe raak ik gevoelens van rassenvooroordeel kwijt?
Onderzoekers in Sydney (Australië) deelden vragenlijsten uit aan een multiraciale groep kinderen van 9-13 jaar om te weten te komen hoe zij dachten over mensen van andere rassen. Hoewel sommige blanke Australische kinderen in hun uitlatingen blijk gaven van vooroordeel jegens minderheden, „bleken kinderen uit alle etnische groepen net zo bevooroordeeld te zijn tegenover andere etnische groepen als de Australische kinderen, en vaak nog meer dan zij”. — „The Journal of Psychology”.
JONGE mensen zijn niet immuun voor raciaal vooroordeel. „Op mijn school”, zegt de zeventienjarige Lucy, „eten de meeste blanke kinderen in één lunchlokaal en alle zwarten in een ander.”
Hoe denk jij over mensen van andere rassen? Hoewel je in je hart misschien weet dat vooroordeel dwaas, oneerlijk en uit de tijd is, heb je misschien nog gemengde gevoelens. De onderzoekers dr. Jane Norman en dr. Myron W. Harris merkten op: „Het merendeel van . . . de blanke en niet-blanke tieners is het erover eens dat zij niet met vooroordeel bezien willen worden. Maar zij bezien elkaar met wantrouwen en vaak met achterdocht. Zij beseffen ook dat vrienden en ouders vijandig kunnen doen als nauwe vriendschappen worden aangekweekt met personen van een ander ras.” Soortgelijke raciale spanningen bestaan in veel landen.
Zich onbehaaglijk voelen bij leden van een ander ras kan ook christelijke jongeren parten spelen, terwijl zij toch hebben geleerd dat vooroordeel verkeerd is. Zij wonen misschien in gebieden waar men slechts zelden in contact komt met andere rassen, of waar de raciale spanningen hoog oplopen. Waar komen de gevoelens van raciale vooringenomenheid echter vandaan?
Hoe raciaal vooroordeel werkt
Bevooroordeeld zijn betekent vooraf oordelen. Iemand die zich door raciaal vooroordeel laat leiden, velt een oordeel over anderen zonder hun een eerlijk onderzoek te gunnen. Hij concludeert dat elk lid van een bepaald ras automatisch onwenselijke gewoonten, karaktertrekken of houdingen heeft. Hij houdt zijn vooringenomenheid zelfs wanneer de feiten zijn opvattingen duidelijk tegenspreken. Hij zou bijvoorbeeld kunnen geloven dat alle leden van een bepaalde groep ’lui’ of ’dom’ zijn. Wanneer hij geconfronteerd wordt met iemand van die groep die ijverig — of zelfs briljant — is, concludeert hij dat zo iemand een „uitzondering” moet zijn. Het droeve feit is dat hij blind is voor individuele kwaliteiten.
Vooroordeel is echter niet aangeboren. The Encyclopedia of Human Behavior zegt: „Uit waarnemingen die in de hele wereld zijn verricht, blijkt dat kinderen zonder onderscheid te maken met leden van andere etnische groepen spelen en ofwel onbewust zijn van de duidelijk waarneembare lichamelijke verschillen of ze als iets vanzelfsprekends aanvaarden.” De encyclopedie vervolgt: „Vooroordelen zijn . . . volledig aangeleerd en worden voornamelijk verworven door omgang met andere mensen.” Ouders, onderwijzers en leeftijdgenoten blijken de kanalen te zijn waardoor raciale vooringenomenheid wordt doorgegeven. Soms kunnen onplezierige ervaringen met leden van een ander ras dit vooroordeel versterken.
Velen van ons hebben daarom onbewust houdingen en zienswijzen overgenomen waaruit vooroordeel spreekt. En vaak is er een diepgaand zelfonderzoek nodig om eerlijk de gevoelens op dit punt onder de ogen te zien. Wellicht heb je vrienden van een ander ras. Maar maak je achter hun rug kleinerende, raciaal getinte opmerkingen? Wanneer je met deze vrienden praat, breng je dan telkens de kwestie van ras ter sprake, doordat je misschien altijd zeurt over raciale verschillen of doordat je smakeloze, kleinerende grapjes maakt? Zo merkt het boek The Nature of Prejudice op: „Zelfs wanneer grapjes goedaardig lijken, kunnen ze soms echte vijandigheid maskeren.” Voel je je bovendien onprettig en slecht op je gemak als je in het openbaar gezien wordt met vrienden van een ander ras? Neem je automatisch aan dat leden van een ander ras bepaalde talenten — of gebreken — bezitten?
„Ik kan het niet uitstaan dat ik zulke gevoelens heb,” klaagde een jongere die eerlijk zijn vooroordelen onder de ogen zag, „maar op de een of andere manier schijn ik er niet in te slagen ze de kop in te drukken.”
Hoe God de rassen beziet
Het probleem onderkennen is echter een grote stap in het aanpakken ervan. Het helpt ook als je begrijpt hoe God de verschillende rassen beziet. Beschouw bijvoorbeeld een situatie die in de eerste eeuw ontstond. Sluimerende raciale spanningen tussen joden en heidenen vormden een probleem in de christelijke gemeente. Bij één gelegenheid gaf de apostel Petrus toe aan de druk van zijn omgeving en „ging hij zich terugtrekken en afzonderen” van heidense christenen en weigerde zelfs met hen te eten! Toen de apostel Paulus hiervan hoorde, sympathiseerde hij niet met Petrus. In plaats daarvan „weerstond [hij] hem van aangezicht tot aangezicht omdat hij te laken was”. Raciaal vooroordeel kon onder christenen niet worden getolereerd! Om het met de woorden van Paulus te zeggen: „God gaat niet op de uiterlijke verschijning van een mens af.” — Galaten 2:6, 11-14.
Handelingen 10:34, 35 voegt eraan toe dat „God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem”. Het is waar dat een bepaald ras van jou kan verschillen in huidkleur, gelaatstrekken of haarstructuur. Maar aangezien God „uit één mens elke natie van mensen gemaakt” heeft, is de verbazingwekkende variatie tussen de rassen het werk van God! (Handelingen 17:26) Ook keurt God niet alle voedselsoorten, muziek, kledingstijlen, spraak en omgangsvormen af die van ras tot ras verschillen. Toen dus de apostel Paulus onder de niet-joden werkte, keek hij niet met verachting neer op hun gebruiken, hoewel vele ongetwijfeld lijnrecht tegen zijn joodse opvoeding ingingen. Paulus zegt: „Voor hen die zonder wet zijn [niet-joden], ben ik geworden als iemand zonder wet [door hun gebruiken te respecteren].” — 1 Korinthiërs 9:21.
Daarom kan iemand die haat of wrok koestert tegen mensen van andere rassen, eenvoudig niet aangenaam zijn in Gods ogen!
De gevoelens overwinnen
Maar het is niet gemakkelijk dergelijke gevoelens kwijt te raken. Erover spreken met een goede vriend of met een ouder kan een hulp zijn. Wat wellicht ook helpt, is de bijbelse raad op te volgen je te ’verruimen’ in je betrekkingen met anderen (2 Korinthiërs 6:12, 13). Beperk zo mogelijk je omgang niet tot personen van je eigen ras, culturele achtergrond en maatschappelijke positie. Zo zegt The Encyclopedia of Human Behavior: „Omgang en communicatie helpen personen elkaar te kennen en te waarderen, en veranderen vaak de houding die zij tegenover elkaar innemen.”
Een jongeman genaamd Chris, die in een overwegend blanke stad woonde, merkte hoe waar dit is. „Ik was niet met vooroordelen opgevoed”, zegt Chris. „Maar toen ik naar de middelbare school ging, werd ik voortdurend door zwarte kinderen gesard. Ik begon langzamerhand te denken dat zij allemaal ruziemakers waren. Ik werd bang voor hen. En aangezien de wijk waar zij woonden nogal vervallen was, concludeerde ik dat alle zwarten lui waren.”
Chris begon echter met Jehovah’s Getuigen de bijbel te bestuderen. Toen hij Gods zienswijze over de kwestie leerde kennen, werd zijn eigen oordeel over zwarten milder. Later begon Chris te dienen op het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York) en werd toegewezen aan een gemeente van gemengd ras. „Nu stond ik oog in oog met het probleem. Maar ik begon hen thuis te bezoeken en samen met hen te eten.” Deze omgang had een gezonde uitwerking. „Ik begon te beseffen dat zij precies hetzelfde waren als ieder ander.”
Ja, binnen de christelijke gemeente zijn er personen „uit alle natiën en stammen en volken en talen” (Openbaring 7:9). Leer enkelen van hen kennen. Merk op hoe zij, ondanks hun verschillende achtergronden, erin slagen verenigd samen te werken op een wijze die God aangenaam is. Houd op mensen te zien als leden van groepen; leer hen kennen als individuen, door een ieder te laten tonen „wat zijn eigen werk is” (Galaten 6:4). Wees jezelf en pas de gulden regel toe: „Behandel anderen altijd zoals u zelf door hen behandeld wilt worden” (Matthéüs 7:12, JB). Probeer, als gevoelens van superioriteit in je opwellen, onder gebed de bijbelse raad toe te passen door ’de anderen superieur aan jezelf te achten’. — Filippenzen 2:3.
Natuurlijk hebben je negatieve zienswijzen zich niet van de ene op de andere dag ontwikkeld en ze zullen dan ook niet plotsklaps verdwijnen. Maar na verloop van tijd kun je door ijverige inspanningen en volharding je gevoelens van vooroordeel overwinnen.
[Kader op blz. 21]
Is het zwarte ras vervloekt?
Sommigen hebben getracht hun vooroordeel te rechtvaardigen door te beweren dat God het zwarte ras heeft vervloekt. Er staat echter nergens zo’n vloek in de bijbel. Wel staat er in Genesis 9:25: „Vervloekt zij Kanaän. Hij worde de minste slaaf van zijn broeders.” Deze veel aangehaalde tekst zegt echter niets over de huidkleur. Bovendien stamde het zwarte ras klaarblijkelijk af van een broer van Kanaän, Kusch (Genesis 10:6, 7; zie de voetnoot in de „Nieuwe-Wereldvertaling, Studiebijbel” bij Jesaja 43:3, waar de naam Kusch verwijst naar het Afrikaanse land Ethiopië). Kanaäns afstammelingen hadden klaarblijkelijk een lichte — geen zwarte — huidkleur.