Met een verenigd hart wandelen
„Onderricht mij, o Jehovah . . . Verenig mijn hart om uw naam te vrezen.” — PSALM 86:11.
1. Hoe beloont Jehovah zijn loyalen?
’O JEHOVAH, gij zijt God, gij alleen’ (Psalm 86:8, 10). David loofde God vanuit een hart dat overvloeide van waardering. Zelfs voordat David koning over heel Israël werd, had Jehovah hem uit de hand van Saul en van de Filistijnen bevrijd. Daarom kon hij zingen: „Jehovah is mijn steile rots en mijn vesting en Degene die mij ontkoming verschaft. Jegens iemand die loyaal is, zult gij loyaal handelen” (2 Samuël 22:2, 26). Jehovah had zijn loyale dienstknecht door vele beproevingen heen bewaard. David kon zijn vertrouwen op zijn loyale God stellen, maar hij had voortdurend leiding nodig. David zond nu de volgende smeekbede tot God op: „Onderricht mij, o Jehovah, omtrent uw weg.” — Psalm 86:11.
2. Welke voorziening heeft Jehovah getroffen opdat wij door hem onderwezen kunnen worden?
2 David wilde niets te maken hebben met wereldse ideeën of filosofieën. Hij wilde, zoals Gods profeet het later onder woorden bracht, „door Jehovah onderwezen” worden (Jesaja 54:13). Waarschijnlijk kon David mediteren over slechts negen bijbelboeken die in zijn tijd beschikbaar waren. Toch was dat van Jehovah afkomstige onderricht kostbaar voor hem! Wij in deze tijd kunnen wanneer wij worden onderwezen, niet alleen genieten van alle 66 bijbelboeken, maar ook van een overvloed aan Koninkrijkslectuur die door „de getrouwe en beleidvolle slaaf” wordt verschaft (Mattheüs 24:45). Laten wij evenals David Jehovah aanroepen, opdat zijn geest ons mag helpen te onderzoeken „wat God heeft bereid voor degenen die hem liefhebben, . . . zelfs de diepe dingen Gods”. — 1 Korinthiërs 2:9, 10.
3. Op welke manieren kan bijbels onderricht ons tot voordeel strekken?
3 De bijbel geeft antwoord op alle vragen en problemen die zich in ons leven kunnen voordoen. „Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Romeinen 15:4). Het van Jehovah afkomstige onderricht in ons opnemen, zal ons sterken om moeilijkheden te verduren, zal ons in tijden van neerslachtigheid vertroosten en zal de Koninkrijkshoop in ons hart levend houden. Moge het een lust voor ons zijn om „dag en nacht” in Gods Woord te lezen en erover te mediteren, want op de bijbel gebaseerde wijsheid wordt „een boom des levens voor wie haar aangrijpen, en zij die haar stevig vasthouden, zijn gelukkig te noemen”. — Psalm 1:1-3; Spreuken 3:13-18; zie ook Johannes 17:3.
4. Welk voorbeeld heeft Jezus ons gegeven aangaande onze daden?
4 Gods Zoon, Jezus, ook wel de „Zoon van David” genoemd, zag voor onderricht altijd naar Jehovah op (Mattheüs 9:27).a Hij zei: „De Zoon kan niets uit zichzelf doen, maar alleen datgene wat hij de Vader ziet doen. Want al wat Die doet, dat doet ook de Zoon evenzo.” „Ik [doe] niets uit eigen beweging . . .; maar deze dingen spreek ik zoals de Vader mij heeft geleerd” (Johannes 5:19; 8:28). Jezus heeft ons een model nagelaten ’opdat wij nauwkeurig in zijn voetstappen zouden treden’ (1 Petrus 2:21). Denk u eens in! Indien wij studeren zoals Jezus dat moet hebben gedaan, zullen wij in elke situatie zo kunnen handelen als Jehovah graag zou zien dat wij handelen. Jehovah’s weg is altijd de juiste weg.
5. Wat is „waarheid”?
5 Vervolgens roept David uit: „Ik zal in uw waarheid wandelen” (Psalm 86:11). Duizend jaar later richtte Pilatus zich tot de Zoon van David, Jezus, en vroeg: „Wat is waarheid?” Maar Jezus had die vraag feitelijk reeds beantwoord toen hij tot Pilatus zei: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld”, waaraan hij toevoegde: „Gijzelf zegt dat ik een koning ben. Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid” (Johannes 18:33-38). Jezus maakte aldus bekend dat de waarheid gecentraliseerd is in het Messiaanse koninkrijk. Ja, het hele thema van de bijbel is de heiliging van Jehovah’s naam door middel van dat koninkrijk. — Ezechiël 38:23; Mattheüs 6:9, 10; Openbaring 11:15.
6. Waar moeten wij voor oppassen wanneer wij in de waarheid wandelen?
6 Wat betekent het in de waarheid te wandelen? Het betekent de Koninkrijkshoop tot het belangrijkste in ons leven te maken. Wij moeten overeenkomstig de Koninkrijkswaarheid leven. Wij moeten in navolging van Jezus onverdeeld zijn door de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te stellen en, in de mate waarin wij de gelegenheid daartoe hebben, ijverig getuigenis af te leggen van de Koninkrijkswaarheid (Mattheüs 6:33; Johannes 18:37). Wij kunnen niet een gedeelte van de tijd in de waarheid wandelen door slechts symbolische dienst te verrichten maar vervolgens onszelf te behagen door zijwegen in te slaan om ons aan buitensporige ontspanning over te geven of een tijdrovende carrière te beginnen of „de Rijkdom als slaaf [te] dienen” (Mattheüs 6:24). Wij zouden op een van die zijwegen kunnen verdwalen en nooit meer ’de smalle weg die naar het leven voert’ kunnen terugvinden. Laten wij niet van die weg afdwalen! (Mattheüs 7:13, 14) Onze Grootse Onderwijzer, Jehovah, verlicht de weg door middel van zijn Woord en organisatie, door te zeggen: „’Dit is de weg. Wandelt daarop’, ingeval gijlieden rechts of ingeval gij links zoudt gaan.” — Jesaja 30:21.
Een gepaste vrees
7. Hoe kunnen wij ons hart ’verenigen’?
7 David vervolgt zijn gebed in vers 11: „Verenig mijn hart om uw naam te vrezen.” Net als David moeten wij willen dat ons hart onverdeeld, volledig, is in het doen van Gods wil. Dit is in overeenstemming met Mozes’ raad: „En nu, o Israël, wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u dan Jehovah, uw God, te vrezen, door al zijn wegen te bewandelen en hem lief te hebben en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen, de geboden van Jehovah en zijn inzettingen die ik u heden gebied, te onderhouden, tot uw welzijn?” (Deuteronomium 10:12, 13) Het is werkelijk tot ons welzijn dat wij ons hart en onze ziel aan het dienen van Jehovah verpanden. Aldus tonen wij gepaste vrees voor zijn luisterrijke naam. Jehovah’s naam betekent letterlijk „Hij veroorzaakt te worden”, vooral met betrekking tot de verwezenlijking van zijn grootse voornemens. Deze naam vertegenwoordigt ook zijn opperste autoriteit over het gehele universum. Wanneer wij met ontzag voor Gods majesteit dienst verrichten, zullen wij niet worden afgeleid door vrees voor de sterfelijke mens. Ons hart zal onverdeeld zijn. Wij zullen veeleer vrezen ook maar iets te doen wat Jehovah, de Opperste Rechter en Soevereine Heer, in wiens hand niets minder dan ons leven is, zou mishagen. — Jesaja 12:2; 33:22.
8, 9. (a) Wat houdt het in „geen deel van de wereld” te zijn? (b) Welke stappen moeten wij doen omdat wij „een theaterschouwspel” zijn?
8 Ja, in weerwil van smaad en vervolging zullen wij Jezus’ onbevreesde voorbeeld volgen door geen deel van de goddeloze wereld om ons heen te zijn (Johannes 15:17-21). Dit betekent niet dat Jezus’ discipelen als kluizenaars moeten leven of zich in een klooster moeten opsluiten. Jezus zei in gebed tot zijn Vader: „Ik verzoek u niet, hen uit de wereld te nemen, maar over hen te waken vanwege de goddeloze. Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben. Heilig hen door middel van de waarheid; uw woord is waarheid. Zoals gij mij in de wereld hebt uitgezonden, heb ook ik hen in de wereld uitgezonden” (Johannes 17:15-18). Evenals Jezus zijn wij uitgezonden om Koninkrijkswaarheid te verkondigen. Jezus was te benaderen. Mensen werden door zijn manier van onderwijzen verkwikt. (Vergelijk Mattheüs 7:28, 29; 11:28, 29; Johannes 7:46.) Hetzelfde moet van ons gezegd kunnen worden.
9 Onze hartelijke vriendelijkheid, van goede smaak getuigende uiterlijke verzorging en verschijning, en prettige en fatsoenlijke conversatie dienen ons en onze boodschap aanvaardbaar te maken voor rechtgeaarde personen. Wij moeten slordigheid, onbescheiden kleding, omgang die tot wereldse betrokkenheid kan leiden en de losbandige, beginselloze levenswijze die wij in de wereld om ons heen zien, vermijden. Aangezien wij „een theaterschouwspel [zijn] geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen”, zijn wij 24 uur per dag in functie om als voorbeeldige christenen dienst te verrichten en te leven (1 Korinthiërs 4:9; Efeziërs 5:1-4; Filippenzen 4:8, 9; Kolossenzen 4:5, 6). Daartoe moet ons hart verenigd zijn.
10. Hoe gedenkt Jehovah degenen die hun hart verenigen in heilige dienst?
10 Wij die ons hart verenigen om Jehovah’s naam te vrezen, die over zijn grootse voornemens mediteren en ons leven met heilige dienst vullen, zullen door Jehovah niet vergeten worden. „Wat Jehovah aangaat, zijn ogen gaan de gehele aarde rond om zijn sterkte te tonen ten behoeve van hen wier hart onverdeeld is jegens hem” (2 Kronieken 16:9). Profetisch doelend op onze tijd luidt Maleachi 3:16: „In die tijd spraken degenen die Jehovah vreesden met elkaar, elkeen met zijn metgezel, en Jehovah bleef aandacht schenken en luisteren. En er werd voorts een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven voor degenen die Jehovah vrezen en voor degenen die aan zijn naam denken.” Moge ons hart verenigd zijn in die gezonde vrees voor Jehovah!
Jehovah’s liefderijke goedheid
11. Hoe zal Jehovah’s liefderijke goedheid jegens loyalen tot uitdrukking worden gebracht?
11 Hoe vurig is Davids gebed! Hij vervolgt: „Ik prijs u, o Jehovah, mijn God, met heel mijn hart, en ik wil uw naam tot onbepaalde tijd verheerlijken, want uw liefderijke goedheid is groot jegens mij, en gij hebt mijn ziel uit Sjeool, uit zijn onderste plaats, bevrijd” (Psalm 86:12, 13). Voor de tweede maal in deze psalm looft David Jehovah om Zijn liefderijke goedheid — Zijn loyale liefde. Deze liefde is zo groot dat ze in schijnbaar onmogelijke situaties redding kan bewerken. Toen David door Saul in de wildernis werd nagejaagd, heeft hij zich misschien gevoeld alsof hij in een hoek wegkroop om te sterven. Het was alsof hij oog in oog stond met de onderste Sjeool — de diepten van het graf. Maar Jehovah bevrijdde hem! Evenzo heeft Jehovah zijn hedendaagse dienstknechten vaak op wonderbaarlijke manieren verlichting geschonken, en ook heeft hij rechtschapenheidbewaarders die zelfs tot de dood getrouw hebben volhard, geschraagd. Alle loyalen zullen hun beloning krijgen, ja, zo nodig door een opstanding. — Vergelijk Job 1:6-12; 2:1-6, 9, 10; 27:5; 42:10; Spreuken 27:11; Mattheüs 24:9, 13; Openbaring 2:10.b
12. Hoe zijn de geestelijken aanmatigend en tiranniek geweest, en welk loon zullen zij ontvangen?
12 Betreffende vervolgers roept David uit: „O God, het zijn de overmoedigen die tegen mij zijn opgestaan; en het is de vergadering der tirannieken die mijn ziel heeft gezocht, en zij hebben u niet voor ogen gesteld” (Psalm 86:14). In deze tijd bevinden zich onder de vervolgers ook geestelijken der christenheid. Dezen durven zich aan te matigen God te aanbidden, maar vervangen zijn heilige naam door de titel „Heer” en stellen hem voor als een mysterieuze Drieëenheid, die in feite nergens in de bijbel voorkomt. Hoe aanmatigend, hoe overmoedig! Daarbij komt nog dat zij de politieke machten ertoe trachten te overreden Jehovah’s Getuigen te verbieden en in de gevangenis te werpen, zoals in een verbazingwekkend groot aantal landen op aarde nog steeds gebeurt. Deze vaak in lange gewaden gehulde lasteraars van Gods naam zullen samen met alle met hoeren te vergelijken sectoren van Babylon de Grote hun loon ontvangen. — Openbaring 17:1, 2, 15-18; 19:1-3.
13. Van welke eigenschappen geeft Jehovah blijk door zijn goedheid bekend te maken?
13 David vervolgt zijn gebed met een verheugende tegenstelling: „Maar gij, o Jehovah, zijt een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarachtigheid” (Psalm 86:15). Ja, deze eigenschappen van onze God zijn allesovertreffend. Deze woorden voeren ons terug naar de berg Sinaï, toen Mozes vroeg Jehovah’s heerlijkheid te mogen zien. Jehovah antwoordde: „Ikzelf zal al mijn goedheid aan uw aangezicht laten voorbijgaan, en ik wil de naam van Jehovah ten aanhoren van u uitroepen.” Hij gaf Mozes echter de waarschuwing: „Gij kunt mijn aangezicht niet zien, want geen mens kan mij zien en nochtans leven.” Daarna daalde Jehovah neer in de wolk en riep uit: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” (Exodus 33:18-20; 34:5, 6). David citeerde deze woorden in zijn gebed. Zulke eigenschappen van Jehovah betekenen veel meer voor ons dan de een of andere lichamelijke verschijning! Hebben wij op grond van onze eigen ervaring geen waardering voor Jehovah’s goedheid zoals die in deze voortreffelijke hoedanigheden tot uiting komt?
„Een teken dat goedheid beduidt”
14, 15. Hoe bewerkt Jehovah ten aanzien van zijn dienstknechten „een teken dat goedheid beduidt”?
14 Opnieuw smeekt David om Jehovah’s zegen en zegt: „Wend u tot mij en betoon mij gunst. Geef toch uw sterkte aan uw knecht, en red toch de zoon van uw slavin. Bewerk ten aanzien van mij een teken dat goedheid beduidt, opdat degenen die mij haten, het zien en beschaamd staan. Want gijzelf, o Jehovah, hebt mij geholpen en getroost” (Psalm 86:16, 17). David erkent dat ook hij als ’de zoon van Jehovah’s slavin’ aan Jehovah moet toebehoren. Hetzelfde kan worden gezegd van ons allen in deze tijd die ons leven aan Jehovah hebben opgedragen en hard werken in zijn dienst. Wij hebben Jehovah’s reddende kracht door middel van zijn heilige geest nodig. Derhalve vragen wij onze God om ten aanzien van ons „een teken dat goedheid beduidt” te bewerken. Jehovah’s goedheid omvat de voortreffelijke eigenschappen die wij zojuist besproken hebben. Wat voor teken of bewijs kunnen wij op grond hiervan dan van Jehovah verwachten?
15 Jehovah is de Gever van „elke goede gave en elk volmaakt geschenk” en is, zoals Jezus ons verzekert, edelmoedig door „heilige geest [te] geven aan wie hem erom vragen” (Jakobus 1:17; Lukas 11:13). Heilige geest — wat een kostbare gave van Jehovah! Door middel van heilige geest verschaft Jehovah vreugde des harten, zelfs in tijden van vervolging. Toen Jezus’ apostelen berecht werden waarbij hun leven op het spel stond, konden zij dan ook vreugdevol verklaren dat God heilige geest geeft aan hen die hem als regeerder gehoorzamen (Handelingen 5:27-32). Vreugde van heilige geest bleef ten aanzien van hen ’een teken bewerken dat goedheid beduidt’. — Romeinen 14:17, 18.
16, 17. (a) Welk teken van zijn goedheid gaf Jehovah aan Paulus en Barnabas? (b) Welk teken werd aan de vervolgde Thessalonicenzen gegeven?
16 Gedurende hun zendingsreis door Klein-Azië stuitten Paulus en Barnabas op moeilijkheden, ja, op hevige vervolging. Toen zij in Antiochië (Pisidië) predikten, verwierpen de joden hun boodschap. Daarom keerden zij zich tot mensen uit de natiën. Wat was het resultaat? „Toen zij die uit de natiën waren dit hoorden, gingen zij zich verheugen en verheerlijkten het woord van Jehovah, en allen die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezaten, werden gelovigen.” Maar de joden verwekten een oproer, zodat die zendelingen de landstreek uit werden gezet. Lieten zij en de nieuwe gelovigen zich hierdoor ontmoedigen? Beslist niet! In plaats daarvan ’bleven de discipelen vervuld met vreugde en heilige geest’ (Handelingen 13:48, 52). Jehovah gaf hun dat teken van zijn goedheid.
17 Later onderging de nieuwe gemeente in Thessalonika vervolging. Dit bracht de apostel Paulus ertoe een vertroostende brief te schrijven, waarin hij hun volharding onder verdrukking prees. Zij hadden „het woord onder veel verdrukking met vreugde van heilige geest . . . aanvaard” (1 Thessalonicenzen 1:6). „Vreugde van heilige geest” bleef hen sterken als een duidelijk teken van de God die barmhartig en goedgunstig is, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarachtigheid.
18. Hoe hebben onze broeders en zusters in Oost-Europa waardering getoond voor Jehovah’s goedheid?
18 In recente tijd heeft Jehovah zijn goedheid jegens onze getrouwe broeders en zusters in Oost-Europa getoond en hun haters — hun vroegere vervolgers — beschaamd gemaakt. Hoewel zij onlangs verlost zijn van tientallen jaren durende onderdrukking, moeten deze geliefde broeders en zusters nog steeds volharden, want velen worden met zware economische moeilijkheden geconfronteerd. Maar hun „vreugde van heilige geest” vertroost hen. Welke grotere vreugde kunnen zij hebben dan hun pasverworven vrijheden te gebruiken om het getuigenis uit te breiden? Zoals verslagen over congressen en doopplechtigheden te kennen geven, luisteren veel mensen naar hen. — Vergelijk Handelingen 9:31.
19. Hoe kunnen wij ons de woorden van Psalm 86:11 eigen maken?
19 In alles wat in dit en het voorgaande artikel besproken is, weerklinkt Davids vurige gebed tot Jehovah: „Onderricht mij, o Jehovah . . . Verenig mijn hart om uw naam te vrezen” (Psalm 86:11). Laten wij ons die woorden van onze jaartekst voor 1993 helemaal eigen maken terwijl wij ons uiterste best doen om de Koninkrijksbelangen te ondersteunen, vol waardering voor de onuitputtelijke goedheid van onze ene God, de Soevereine Heer Jehovah.
[Voetnoten]
a Als het voorzegde „zaad” was Jezus de erfgenaam van het Davidische koninkrijk en was hij derhalve zowel in letterlijk als in geestelijk opzicht de „Zoon van David”. — Genesis 3:15; Psalm 89:29, 34-37.
b Zie voor hedendaagse voorbeelden het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen van 1975, blz. 113-211; 1985 (Engels), blz. 194-197; 1986, blz. 237, 238; 1988, blz. 182-185; 1990, blz. 171, 172; 1992, blz. 174-181.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat geven wij te kennen wanneer wij bidden: „Onderricht mij, o Jehovah”?
◻ Wat wil het zeggen dat ons hart verenigd is om Jehovah’s naam te vrezen?
◻ Hoe zal Jehovah zijn liefderijke goedheid jegens alle loyalen tonen?
◻ Hoe bewerkt Jehovah ten aanzien van ons „een teken dat goedheid beduidt”?
[Kader op blz. 16]
De jaartekst voor 1993: „Onderricht mij, o Jehovah . . . Verenig mijn hart om uw naam te vrezen.” — Psalm 86:11.
[Illustratie op blz. 15]
Jehovah is een steile rots en een vesting voor degenen die recht vooruit in de waarheid wandelen
[Illustratie op blz. 18]
Op het in juni in St.-Petersburg (Rusland) gehouden internationale „Lichtdragers”-congres van Jehovah’s Getuigen bedroeg het aanwezigenaantal 46.214 en werden 3256 personen gedoopt. Hoe schitterend trekken zij voordeel van Jehovah’s goedheid, met „vreugde van heilige geest”!